Uitspraak
uitspraak van de enkelvoudige kamer van 14 november 2024 in de zaak tussen
de inspecteur van de belastingdienst (de inspecteur).
Inleiding
- 2015 (zaaknummer 24/3932);
- 2016 (zaaknummer 24/3933);
- 2017 (zaaknummer 24/3934).
Rechtbank Zeeland-West-Brabant
In deze zaak heeft de Rechtbank Zeeland-West-Brabant op 14 november 2024 uitspraak gedaan in een geschil tussen de belanghebbende, een buitenlandse beleggingsinstelling (SICAV) uit Luxemburg, en de inspecteur van de belastingdienst. De belanghebbende had beroep ingesteld tegen de beslissing van de inspecteur van 29 maart 2024, waarin de verzoeken om teruggaaf van dividendbelasting over de jaren 2015, 2016 en 2017 werden afgewezen. De rechtbank heeft vastgesteld dat de inspecteur terecht geen teruggaven heeft verleend, waarbij zij zich baseerde op de jurisprudentie van de Hoge Raad. De rechtbank oordeelde dat de belanghebbende, hoewel zij zich beroept op het Unierecht, niet in aanmerking komt voor teruggaaf van dividendbelasting omdat zij niet vergelijkbaar is met een fiscale beleggingsinstelling (fbi) en dat de regeling van de afdrachtvermindering van toepassing is. De rechtbank heeft ook opgemerkt dat zelfs als er sprake zou zijn van een ongerechtvaardigde belemmering van het vrije verkeer van kapitaal, dit de belanghebbende niet zou baten. De rechtbank heeft de beroepen van de belanghebbende ongegrond verklaard, wat betekent dat zij geen recht heeft op teruggaaf van de dividendbelasting en ook geen vergoeding van proceskosten ontvangt. De uitspraak is openbaar gemaakt en partijen zijn geïnformeerd over de mogelijkheid tot hoger beroep.