Uitspraak
uitspraak van de enkelvoudige kamer van 4 november 2024 in de zaak tussen
[eiser] , uit [plaats] , eiser
De directie van het Centraal Bureau Rijvaardigheidsbewijzen, het CBR
Inleiding
Totstandkoming van het besluit
Beoordeling door de rechtbank
.Hierna legt de rechtbank uit hoe zij tot dit oordeel komt en welke gevolgen dit oordeel heeft.
De stelling van het CBR dat sprake is van onderrapportage van het normale gemiddelde alcoholgebruik door eiser, zou slechts gebaseerd zijn op de veronderstelde tolerantie. Het opgegeven gemiddelde alcoholgebruik van zo’n 5 tot 13 alcoholeenheden (AE) per week, is niet zodanig laag dat er geen sprake zou kunnen zijn van een incidentele uitschieter, zoals de psychiater beweert.
Eiser erkent dat zijn drankgebruik op de dag van aanhouding opvallend was, maar om alcoholmisbruik te kunnen aannemen, moet worden gekeken naar het gemiddelde alcoholgebruik over het jaar voorafgaand aan de aanhouding (alcoholanamnese). Dat is zondermeer aan te merken als sociaal. Dit blijkt ook uit de bloedwaarden van eiser in het onderzoek van [de psychiater] .
Ook is de stelling dat bij eiser sprake is van binge-drinking, niet juist. Eiser verwijst naar de ‘Richtlijn diagnostiek van stoornissen in het gebruik van alcohol’ van de Nederlandse Vereniging voor Psychiatrie, waarin binge-drinking is gedefinieerd als: herhaaldelijk acht of meer eenheden op een dag nuttigen, in een periode van 6 maanden, waarbij gewone activiteiten of verplichtingen schade lijden, en/of aantoonbare lichamelijke schade ontstaat. De richtlijn is naar het oordeel van eiser de professionele standaard. Eiser voldoet bij lange na niet aan die definitie, omdat zijn alcoholgebruik qua frequentie niet daarin past en er bovendien geen sprake is van enige schade als gevolg van het alcoholgebruik.
Uit de contra-expertise wordt bovendien geconcludeerd dat geen sprake is van alcoholmisbruik.
Ten aanzien van het binge drinken verwijst het CBR naar de definities daarvan van (op de website van) het Trimbos instituut en Jellinek. Het gaat volgens de definities om 5 of 6 glazen alcohol bij één gelegenheid. Dat daarvoor ook andere definities zijn, zoals eiser stelt, betekent niet dat psychiater op grond van de algemene alcoholanamnese niet kan concluderen dat bij eiser sprake is van binge drinken. Het tijdscriterium maakt volgens de psychiater ook geen onderdeel uit van die definitie.
Ten aanzien van de verkeerd begrepen vraag over het eerste effect van alcohol, stelt de psychiater dat deze vraag duidelijk is uitgelegd en dat deze niet eerder voor onduidelijkheden heeft gezorgd bij andere keurlingen. Ook heeft hij in de reactie van eiser op het conceptrapport geen opmerkingen hierover ontvangen.
Verder dient iemand met een scooterrijbewijs te voldoen aan de rijvaardigheidseisen. Geldt het rijbewijs voor meerdere categorieën, dan dient de houder ook te voldoen aan geschiktheidseisen. Als sprake is van rijden onder invloed, dan leidt dat tot een vermoeden van ongeschiktheid. Voor het opleggen van een onderzoek naar de rijgeschiktheid, is het dus niet relevant welk motorvoertuig is bestuurd.
Ook voor het overige is niet gebleken van gebreken in de inhoud of totstandkoming van het onderzoek of van inhoudelijke tegenstrijdigheden. Ten aanzien van eisers stelling over de criteria die het medisch tuchtcollege stelt aan psychiaters, is het CBR van mening dat deze niet zonder meer kunnen worden betrokken in een procedure over de ongeldigverklaring van een rijbewijs. [2] Opgemerkt wordt dat eiser ook geen gebruik heeft gemaakt van de hem aangeboden mogelijkheid van een tweede onderzoek. De psychiater stelt vast dat er uit de contra-expertise blijkt dat geen sprake zou zijn van tolerantie. In zijn eigen onderzoek was die tolerantie gebaseerd op twee bevindingen, namelijk dat er ondanks het hoge alcoholpromillage slechts sprake was van beperkte intoxicatieverschijnselen en dat eiser pas na 5,2 eenheden alcohol een eerste effect bemerkt. Uit de contra-expertise komen naar de opvatting van de psychiater ook geen aanwijzingen naar voren dat sprake zou zijn van forse intoxicatieverschijnselen ten tijde van de aanhouding. Dat duidt ook volgens de jurisprudentie op tolerantie. [3] Hij heeft ook niet verklaard dat hij zich ziek heeft gevoeld of een kater had de ochtend na de aanhouding. Hierom blijft de psychiater van opvatting dat sprake is van tolerantie. Ook merkt de psychiater op dat eiser enkele antwoorden heeft gewijzigd in de contra-expertise. Daarom luidt daarin de conclusie dat geen sprake zou zijn van tolerantie. Er wordt in de contra-expertise ook niet ingegaan op de mogelijkheid dat eiser zijn antwoorden heeft bijgesteld in de hoop op een beter resultaat. Dat leidt ertoe dat aan de contra-expertise niet de waarde kan worden toegekend die eiser daaraan toegekend wil zien. De psychiater verwijst hiervoor naar jurisprudentie. [4] Omdat ten tijde van het onderzoek geconstateerd werd dat bij eiser sprake is van misbruik van alcohol, was de recidiefvrije periode van één jaar nog niet aangevangen. Gelet hierop was het CBR verplicht het rijbewijs van eiser ongeldig te verklaren.
Ook ten aanzien van het binge drinken in de alcoholanamnese, heeft eiser bij het onderzoek van het CBR verklaard dat hij gemiddeld op 1 dag per week 5-13 alcoholeenheden drinkt in een tijdsbestek van 5 tot 6 uur. In de contra-expertise heeft hij gezegd dat hij gemiddeld 1 keer per week maximaal 10 biertjes dronk in een tijdsbestek van maximaal 6 uur. Ook op dit punt komen de antwoorden van eiser dus overeen. Eventuele verschillen zouden kunnen worden verklaard doordat in de contra-expertise de anamnese uitgebreider is uitgevraagd en dat dit leidt tot een genuanceerder beeld.
Ten aanzien van het afleiden van de tolerantie uit het feit dat eiser nog in staat was om te rijden, merkt eiser op dat dit pas eerst aan de orde kan zijn wanneer 3 km of meer is gereden en verklaard is zich daartoe in staat te voelen en hier was geen sprake van. Dat is een contra-indicatie voor het aannemen van tolerantie. Bovendien zijn ook andere factoren van belang voor het te verwachten effect van alcohol. Die factoren zijn niet kenbaar meegenomen in de beoordeling. Verder zijn de intoxicatieverschijnselen waar de psychiater op wijst, pas aan de orde bij een aanzienlijk hoger promillage dan bij eiser is vastgesteld.
Voorts is niet gemotiveerd waarom het niet mogelijk zou zijn dat eiser eenmalig doorschiet in een voor het overige normaal drinkpatroon. Voor zover er sprake zou zijn van tolerantie, is onvoldoende gemotiveerd waarom dit ook zou leiden tot de diagnose alcoholmisbruik.
Daarnaast heeft de psychiater eisers normale drinkpatroon op basis van de Jellinek aangemerkt als binge drinken. Jellinek is echter geen wetenschappelijke bron. Verder zou de ‘korte tijd’ in de beschrijving van binge drinken, duiden op een periode van 2 uur. Hiervan is bij eiser geen sprake. Uit de jurisprudentie blijkt bovendien dat uit een onderzoek voldoende moet blijken hoe de psychiater tot de diagnose binge drinken komt, omdat er geen consensus over de definitie bestaat. [6]
Ten aanzien van het binge drinken merkt eiser op dat ook in de door de psychiater gehanteerde definitie het tijdsbestek van 2 uur genoemd wordt. De psychiater stelt dat het tijdsbestek niet uitmaakt, maar dat wanneer men een promillage van 0,8 bereikt, er sprake is van binge drinken. Het Trimbos instituut verstaat onder binge drinken een vorm van alcoholgebruik waarbij in korte tijd grote hoeveelheden alcohol genuttigd worden. Elders op de website van het Trimbos instituut staat dat sprake is van binge drinken als bij één gelegenheid 5 of meer glazen alcohol worden gedronken. Niet valt daarom in te zien waarom de psychiater niet het tijdsbestek heeft betrokken.
Ook merkt eiser op dat het door de definitie van binge drinken die de psychiater aanhoudt, dus zonder het tijdsbestek, onmogelijk wordt om door het onderzoek heen te komen. Deze manier van verslaglegging komt bovendien in strijd met paragraaf 2.1.1. en 2.1.8 van de Richtlijn medisch specialistische rapportage in bestuurs- en civielrechtelijk verband (2016) van de KNMG. Deze Richtlijn hanteert het CBR zelf ook, zo blijkt uit de Beleidsregel aanwijzing keurend medisch specialisten en blijken deze eisen ook uit de Beleidsregel zelf (paragraaf 4.3a en 4.3g). De gehele rapportage komt daarmee in strijd en dat maakt haar onvoldoende concludent.
Verder stelt de psychiater dat, om binge drinken vast te kunnen stellen, sprake dient te zijn van meer stelselmatig drinkgedrag. Als sprake is van een eenmalige episode, is dat onvoldoende om binge drinken vast te stellen. Ter zitting heeft het CBR aangegeven dat bij eiser naar zijn opvatting sprake is van binge drinken, elementair is voor het genomen besluit.
De rechtbank stelt verder vast dat eiser in het proces-verbaal van het verhoor bij zijn aanhouding heeft verklaard dat hij zich goed in staat voelde om te rijden én dat hij op 2 dagen in de week alcohol nuttigde, namelijk op vrijdag en op zondag. Deze antwoorden wijken af van de anamnese waar in de beide onderzoeken van uit is gegaan. Bovendien heeft eiser voor het eerst in beroep aangevoerd dat hij zich daags na de aanhouding wel ziek heeft gevoeld en ter zitting heeft hij dat bevestigd. De rechtbank acht dit gelet op de anamnese in het onderzoek van [de psychiater] twijfelachtig en is daarom van oordeel dat het CBR kan worden gevolgd in zijn stelling dat in de contra-expertise ten onrechte geen aandacht is besteed aan de mogelijkheid dat eiser zijn antwoorden heeft bijgesteld in de hoop op een beter resultaat. Dat had wel voor de hand gelegen en daarom stelt de contra-expertise te weinig tegenover het onderzoek van [de psychiater] . Naar het oordeel van de rechtbank kan aan de contra-expertise daarom niet de waarde worden gehecht die eiser daaraan gehecht wil zien. [8]
De verhoogde alcoholtolerantie baseert [de psychiater] ten eerste op de hoeveelheid drank waarbij eiser een eerste effect bemerkt en daarnaast op de afwezigheid van ernstige intoxicatieverschijnselen bij de aanhouding. Voor wat betreft het eerste effect van alcohol, heeft eiser naar voren gebracht dat hij de door de psychiater gestelde vraag verkeerd heeft begrepen, omdat hij dacht dat de vraag zag op het zich aangeschoten voelen. [de psychiater] heeft dat betwist door te stellen dat in de vraagstelling uitdrukkelijk wordt aangegeven dat het om een eerste effect gaat. Uit het rapport blijkt echter niet of de psychiater hierop door heeft gevraagd en of er voorbeelden zijn gegeven. Voorts komt aan de omstandigheid dat eiser op dit punt geen gebruik heeft gemaakt van het correctierecht, naar het oordeel van de rechtbank geen betekenis toe, omdat niet is komen vast te staan wanneer eiser ervan op de hoogte is geraakt dat hij de vraag verkeerd had begrepen. Het is daarom niet uitgesloten dat hij dit pas wist op het moment dat hij het correctierecht niet meer kon uitoefenen. Verder kan de stelling van [de psychiater] dat de vraag bij andere keurlingen in de praktijk nooit tot onduidelijkheid heeft geleid, niet leiden tot de conclusie dat dit bij eiser ook niet het geval kan zijn geweest.
Binge drinken is een vorm van alcoholgebruik waarbij in korte tijd grote hoeveelheden alcohol genuttigd worden. In (inter)nationale wetenschappelijke literatuur wordt dit op verschillende manieren geoperationaliseerd. Het Amerikaanse National Institute on Alcohol Abuse and Alcoholism (NIAAA) spreekt van binge drinken bij alcoholgebruik waarbij de alcoholspiegel in bloed binnen 2 uur stijgt naar 0,08 g/dl. [11] De hoeveelheid alcohol die hiervoor nodig is verschilt naar geslacht, leeftijd en gewicht. In vragenlijstonderzoeken wordt binge drinken vaak geoperationaliseerd als het drinken van 4 glazen of meer per gelegenheid bij vrouwen of 6 glazen of meer per gelegenheid bij mannen. Om pragmatische redenen wordt binge drinken ook vaak geoperationaliseerd als het drinken van 5 glazen of meer per gelegenheid, ongeacht het geslacht.’Daarin wordt geen uitsluitsel gegeven over de vraag of het tijdscriterium van 2 uur daarvan onderdeel uitmaakt. Uit de conclusie van [de psychiater] blijkt dat hij de definitie heeft opgevat als het in korte tijd stijgen van de alcoholspiegel in het bloed naar 0,08 promille. Dat komt de rechtbank gelet op de definitie niet onjuist voor. Echter steunt de conclusie van [de psychiater] slechts op de alcoholanamnese van eiser en is niet aannemelijk gemaakt dat eiser dat promillage met zijn alcoholgebruik ook daadwerkelijk in korte tijd haalt. De conclusie is daarom naar het oordeel van de rechtbank niet voldoende gemotiveerd.
Conclusie en gevolgen
Beslissing
- verklaart het beroep gegrond;
- vernietigt het bestreden besluit van 9 augustus 2023;
- herroept het primaire besluit van 5 april 2023;
- bepaalt dat het CBR het griffierecht tot een bedrag van € 187,- aan eiser moet vergoeden;
- veroordeelt het CBR in de vergoeding van de kosten voor door derden beroepsmatig verleende rechtsbijstand in bezwaar tot een bedrag van € 1.248,-;
- veroordeelt het CBR in de vergoeding van de kosten voor door derden beroepsmatig verleende rechtsbijstand in beroep tot een bedrag van € 1.750,-;
mr.M.A. Jonkers, griffier, op 4 november 2024 en openbaar gemaakt door geanonimiseerde publicatie op www.rechtspraak.nl.