In deze zaak heeft eiseres, een intermediaire onderneming die zich bezighoudt met de opslag en handel in dierlijke meststoffen, beroep ingesteld tegen een bestuurlijke boete die door de minister van Landbouw, Natuur en Voedselkwaliteit is opgelegd. De boete is opgelegd vanwege een overtreding van de verantwoordingsplicht uit artikel 14 van de Meststoffenwet (Msw). De rechtbank heeft de zaak op 3 november 2023 behandeld, waarbij eiseres werd vertegenwoordigd door haar gemachtigden. De minister werd vertegenwoordigd door verschillende juristen.
De rechtbank heeft vastgesteld dat eiseres in 2019 niet heeft voldaan aan de verantwoordingsplicht voor de hoeveelheid fosfaat in de mestopslag. De minister heeft een boete van € 16.008,30 opgelegd, na een eerdere aankondiging van € 17.787,- die met 10% is gematigd vanwege overschrijding van de redelijke beslistermijn. Eiseres heeft betoogd dat de minister de begin- en eindvoorraad onjuist heeft vastgesteld en dat er geen sprake was van een overtreding. De rechtbank heeft echter geoordeeld dat de minister voldoende bewijs heeft geleverd dat de verantwoordingsplicht niet is nageleefd.
De rechtbank heeft de argumenten van eiseres, waaronder verjaring en schending van het recht op een eerlijk proces, verworpen. De rechtbank concludeert dat de minister bevoegd was om de boete op te leggen en dat deze terecht is vastgesteld. Eiseres heeft geen objectieve en verifieerbare bewijsstukken overlegd die haar standpunt onderbouwen. De rechtbank verklaart het beroep ongegrond en ziet geen aanleiding voor een proceskostenvergoeding.