ECLI:NL:CBB:2009:BJ2688
College van Beroep voor het bedrijfsleven
- Proceskostenveroordeling
- E.R. Eggeraat
- M.M. Smorenburg
- M.J. Kuiper
- Rechtspraak.nl
Beoordeling van bestuursdwang onder de Meststoffenwet en de rechtsgeldigheid van opgelegde lasten
In deze uitspraak van het College van Beroep voor het bedrijfsleven, gedateerd 9 juli 2009, wordt de zaak behandeld van A B.V. tegen de Minister van Landbouw, Natuur en Voedselkwaliteit. De procedure is gestart na een besluit van de Minister op 4 november 2008, waarin het bezwaar van A B.V. tegen een eerder besluit van 28 juni 2008 ongegrond werd verklaard. Dit eerdere besluit hield in dat A B.V. een last onder dwangsom was opgelegd wegens het handelen in strijd met artikel 76, eerste lid, van de Uitvoeringsregeling Meststoffenwet. A B.V. heeft hiertegen beroep ingesteld en verzocht om een voorlopige voorziening, die op 22 januari 2009 werd toegewezen door de voorzieningenrechter van het College.
De kern van het geschil draait om de vraag of de Minister terecht heeft gehandeld door bestuursdwang toe te passen. Het College oordeelt dat de verplichting om meststoffen te wegen met een geijkt weegwerktuig niet voldoende duidelijk, voorzienbaar en kenbaar is omschreven in de wet. Het College sluit zich aan bij de overwegingen van de voorzieningenrechter en stelt vast dat de wetgever niet voldoende helderheid heeft geboden over de eisen waaraan het weegwerktuig moet voldoen. Dit leidt tot de conclusie dat de Minister niet bevoegd was om de last onder dwangsom op te leggen.
Het College verklaart het beroep van A B.V. gegrond, vernietigt het bestreden besluit en herroept het besluit van 28 juni 2008. Tevens wordt de Minister veroordeeld in de proceskosten van A B.V., die zijn vastgesteld op € 644,-. Het door A B.V. betaalde griffierecht wordt eveneens vergoed. Deze uitspraak benadrukt het belang van duidelijkheid en rechtszekerheid in de regelgeving, vooral in het kader van handhaving van bestuursdwang.