In deze zaak heeft eiseres, een 58-jarige alleenstaande vrouw, beroep ingesteld tegen een besluit van het college van burgemeester en wethouders van de gemeente Tilburg, waarin haar recht op bijstand over de periode van 1 januari 2019 tot en met 31 maart 2021 werd herzien, ingetrokken en teruggevorderd. Eiseres ontving sinds 1 november 2013 een bijstandsuitkering en was vrijgesteld van de arbeidsverplichting vanwege een intensief hulpverleningstraject. Naar aanleiding van een anonieme melding is een rechtmatigheidsonderzoek uitgevoerd, waaruit bleek dat eiseres verschillende stortingen op haar bankrekening had ontvangen, die zij niet had doorgegeven aan het college. Het college heeft daarop haar bijstandsuitkering ingetrokken en teruggevorderd, omdat deze stortingen als inkomen werden aangemerkt.
De rechtbank heeft het beroep van eiseres ongegrond verklaard. De rechtbank oordeelde dat eiseres haar inlichtingenplicht had geschonden door de stortingen van derden en de opbrengsten uit gokactiviteiten niet te melden. De rechtbank benadrukte dat het college terecht had besloten tot herziening en intrekking van de bijstandsuitkering, en dat de terugvordering van het te veel verstrekte bedrag van € 33.622,82 gerechtvaardigd was. Eiseres stelde dat zij niet vrijelijk kon beschikken over de gokinkomsten vanwege haar gokverslaving, maar de rechtbank oordeelde dat deze inkomsten als zodanig moesten worden aangemerkt. De rechtbank concludeerde dat er geen dringende redenen waren om van terugvordering af te zien, en dat het college op goede gronden had gehandeld.
De uitspraak werd gedaan door mr. M. Snoeks op 15 maart 2024, en het beroep van eiseres werd verworpen, waardoor het bestreden besluit in stand bleef. Eiseres kreeg geen griffierecht terug en ook geen vergoeding van proceskosten.