ECLI:NL:CRVB:2014:4036
Centrale Raad van Beroep
- Hoger beroep
- Rechtspraak.nl
Herziening en intrekking van bijstand wegens schending van de inlichtingenverplichting met betrekking tot online pokerwinsten
In deze zaak gaat het om de herziening en intrekking van de bijstand van appellant, die sinds 13 augustus 2010 bijstand ontving op grond van de Wet werk en bijstand (WWB). Naar aanleiding van meldingen dat appellant niet op afspraken van het Re-integratiebureau Amsterdam was verschenen, heeft de Dienst Werk en Inkomen Amsterdam (DWI) een onderzoek ingesteld. Dit onderzoek leidde tot de ontdekking van bijschrijvingen op de bankrekening van appellant, die afkomstig waren van online pokeractiviteiten. De handhavingsspecialist concludeerde dat appellant ten onrechte geen melding had gemaakt van deze inkomsten.
Op 20 maart 2012 heeft het college van burgemeester en wethouders van Amsterdam de bijstand van appellant met terugwerkende kracht ingetrokken. In een later besluit op 11 mei 2012 werd het bezwaar van appellant gedeeltelijk gegrond verklaard, maar bleef de intrekking van de bijstand over bepaalde maanden van kracht. Appellant ging in beroep tegen deze besluiten, maar de rechtbank verklaarde het beroep ongegrond.
In hoger beroep heeft de Centrale Raad van Beroep de zaak beoordeeld. De Raad oordeelde dat de bijschrijvingen van de winsten uit online poker als inkomen moeten worden aangemerkt, omdat deze periodiek werden ontvangen en beschikbaar waren voor het levensonderhoud van appellant. De Raad verwierp de argumenten van appellant dat hij kosten had gemaakt voor deelname aan het pokerspel en dat hij meer had verloren dan gewonnen. De Raad bevestigde dat het college bevoegd was om de bijstand te herzien en in te trekken, gezien de schending van de inlichtingenverplichting door appellant.
De uitspraak van de rechtbank werd bevestigd, en er werd geen aanleiding gezien voor een veroordeling in de proceskosten.