ECLI:NL:RBZWB:2022:7909

Rechtbank Zeeland-West-Brabant

Datum uitspraak
21 december 2022
Publicatiedatum
23 december 2022
Zaaknummer
AWB- 21_3504
Instantie
Rechtbank Zeeland-West-Brabant
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Bestuursrecht; Socialezekerheidsrecht
Procedures
  • Eerste aanleg - enkelvoudig
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Beoordeling van het beroep inzake Wajong-uitkering en terugkomen op eerdere beslissing

In deze uitspraak van de Rechtbank Zeeland-West-Brabant op 21 december 2022, wordt het beroep van eiseres tegen de afwijzing van haar Wajong-uitkering beoordeeld. Eiseres had eerder een aanvraag ingediend die door het UWV was afgewezen op basis van haar arbeidsvermogen. De rechtbank behandelt de aanvraag van eiseres van 8 september 2020, die door het UWV werd aangemerkt als een verzoek om terug te komen op de eerdere beslissing van 15 oktober 2019. Het UWV had deze aanvraag afgewezen, omdat er geen nieuwe feiten of omstandigheden waren die een herziening rechtvaardigden. Eiseres voerde aan dat er nieuwe medische informatie was, waaronder een diagnose van hypersomnolentie, maar de rechtbank oordeelt dat deze informatie niet relevant is voor de periode in geding. De rechtbank concludeert dat het UWV op goede gronden heeft geweigerd om terug te komen op de eerdere beslissing en verklaart het beroep ongegrond. Er is geen aanleiding voor een proceskostenveroordeling.

Uitspraak

RECHTBANK ZEELAND-WEST-BRABANT
Zittingsplaats Breda
Bestuursrecht
zaaknummer: BRE 21/3504

uitspraak van de enkelvoudige kamer van 21 december 2022 in de zaak tussen

[naam eiseres] , uit [woonplaats] , eiseres

(gemachtigde: mr. S. Klootwijk),
en
de Raad van bestuur van het Uitvoeringsinstituut werknemersverzekeringen(het UWV; kantoor Breda).

Inleiding

In deze uitspraak beoordeelt de rechtbank het beroep van eiseres betreffende haar recht op een uitkering op grond van de Wet arbeidsongeschiktheidsvoorziening jonggehandicapten (Wajong).
Het UWV heeft de aanvraag van eiseres van 8 september 2020 om terug te komen op de beslissing van 15 oktober 2019 over haar recht op een Wajong-uitkering met het besluit van 16 november 2020 afgewezen. Met het bestreden besluit van 16 juli 2021 op het bezwaar van eiseres is het UWV bij de afwijzing van de aanvraag gebleven.
Het UWV heeft op het beroep gereageerd met een verweerschrift.
Eiseres heeft een aanvullend beroepschrift ingediend.
De rechtbank heeft het beroep op 16 november 2022 op zitting behandeld. Hieraan hebben deelgenomen: eiseres, vergezeld van [naam betrokkene] (van [naam instantie] , hierna: [naam betrokkene] ) en bijgestaan door de gemachtigde van eiseres, en [naam vertegenwoordiger] namens het UWV.

Feiten

1. Eiseres, geboren op [datum] 1996 (18e verjaardag: [datum] 2014), was studerende tot 1 juli 2014. Zij heeft in 2016 bij het UWV een aanvraag Beoordeling arbeidsvermogen ingediend. Bij besluit van 15 september 2016 heeft het UWV de aanvraag om een Indicatie Banenafspraak afgewezen, omdat eiseres het minimumloon kan verdienen.
Op 2 juli 2019 heeft eiseres een Wajong-uitkering aangevraagd. Bij besluit van 15 oktober 2019 heeft het UWV geweigerd aan eiseres een Wajong-uitkering toe te kennen, omdat zij arbeidsvermogen heeft. Eiseres heeft geen bezwaar gemaakt tegen dit besluit.
Eiseres heeft op 8 september 2020 opnieuw een Wajong-uitkering aangevraagd.
Bij het primaire besluit van 16 november 2020 heeft het UWV de aanvraag van eiseres van 8 september 2020 aangemerkt als een verzoek om een andere beslissing te nemen op de aanvraag van 2 juli 2019, dus om een herziening van het besluit van 15 oktober 2019. Het UWV heeft geweigerd het besluit van 15 oktober 2019 te herzien, omdat eiseres geen nieuwe of andere informatie in haar aanvraag van 8 september 2020 heeft vermeld. Eiseres heeft tegen dit besluit bezwaar gemaakt.
Bij brief van 15 juni 2021 heeft eiseres het UWV in gebreke gesteld betreffende het niet tijdig beslissen op haar bezwaar.
Op 13 juli 2021 heeft een hoorzitting in bezwaar plaatsgevonden.
Bij het bestreden besluit heeft het UWV de aanvraag van eiseres aangemerkt als een verzoek om terug te komen van het eerdere besluit van 15 oktober 2019. Vervolgens is het bezwaar van eiseres ongegrond verklaard, omdat volgens het UWV geen sprake is van nieuwe feiten en/of veranderde omstandigheden omstreeks [datum] 2014 en evenmin van toegenomen beperkingen binnen vijf jaar na deze datum. Daarnaast heeft het UWV aan eiseres een dwangsom toegekend van € 357,- vanwege het niet tijdig beslissen op het bezwaar van eiseres.

Beoordeling door de rechtbank

2.1
De rechtbank beoordeelt of het UWV in het bestreden besluit op goede gronden heeft geweigerd terug te komen op het besluit van 15 oktober 2019. Zij doet dit aan de hand van de argumenten die eiseres heeft aangevoerd, de beroepsgronden. De beroepsgronden zijn opgenomen in overweging 4 van deze uitspraak.
2.2
Eiseres heeft geen beroepsgronden aangevoerd tegen de aan haar toegekende dwangsom voor het niet tijdig beslissen op bezwaar. De rechtbank beoordeelt dit onderdeel daarom niet.
2.3
De voor de beoordeling van het beroep belangrijke wet- en regelgeving zijn te vinden in de bijlage bij deze uitspraak.
Medische beoordeling door het UWV
3. Aan de in de besluitvorming neergelegde standpunten heeft het UWV rapportages van een verzekeringsarts en een verzekeringsarts bezwaar en beroep (verzekeringsarts b&b) ten grondslag gelegd.
3.1
Primaire fase
Verzekeringsarts [naam verzekeringsarts] heeft het dossier bestudeerd en kennisgenomen van de door eiseres toegezonden informatie. De verzekeringsarts rapporteert op 13 november 2020 het volgende. Eiseres is bekend met ADHD, Delayed sleep phase disorder, NREM parasomnie en borderlinepersoonlijkheid. De klachten en belemmeringen die hieruit voortkomen zijn eerder gewogen bij de beoordeling van de belastbaarheid. Beperkingen zijn aangenomen ten aanzien van het omgaan met kritiek, hanteren van conflicten, richten van de aandacht en het vasthouden en verdelen daarvan, structureren, prioriteiten stellen, omgaan met stress en andere mentale eisen. De in deze procedure ingebrachte informatie bevat geen nieuwe medisch inhoudelijke feiten die zien op het eerdere beoordelingsmoment en/of de eventuele ingangsdatum van het recht op Wajong. De eerder vastgestelde beperkingen worden daarom onverkort van toepassing geacht. Er is geen aanleiding de voorgaande beoordeling te herzien.
3.2
Bezwaarfase
Verzekeringsarts b&b [naam verzekeringsarts b&b] heeft het dossier bestudeerd en heeft eiseres gezien tijdens de hoorzitting. Hij rapporteert op 14 juli 2021 het volgende. Eiseres heeft in het bezwaarschrift en tijdens de hoorzitting, en ook vanuit het recent onderzoek via SEIN, geen nieuwe gezichtspunten naar voren gebracht waaruit blijkt dat ten tijde van de beoordeling in 2019 sprake was van een ander dan wel ernstiger ziektebeeld of waaruit blijkt dat sprake was van andere beperkingen. De door eiseres ingebrachte medische informatie bevestigt het al bekende medische beeld. De verzekeringsarts b&b concludeert dat er geen sprake is van medische feiten of omstandigheden waardoor terug moet worden gekomen op de beslissing van 15 oktober 2019. Ook is er geen sprake van toename van arbeidsongeschiktheid door dezelfde klachten binnen vijf jaar.
Beroepsgronden
4. Eiseres voert in beroep aan dat zij vanaf haar jeugd al extreem last heeft van slaapstoornissen en daarmee gepaard gaande aandoeningen en psychische problematiek. Haar hele leven is zij al in de weer met hulpverlening en (slaap)onderzoeken. Eiseres stelt dat wel sprake is van nieuwe feiten en omstandigheden en verwijst naar de ingebrachte documenten van de Hans Berger Kliniek, het onderzoek bij SEIN en de e-mailwisseling tussen de begeleidster van eiseres, [naam betrokkene] (van [naam instantie] ), en de contactpersoon van het Sociaal Domein van de gemeente. In deze informatie staat een nieuwe diagnose, hypersomnolentie. Bij eiseres heeft dit tot gevolg dat zij niet betrouwbaar is in het verkeer, dat haar humeur wordt beïnvloed en dat zij slechts korte momenten (minder dan een uur) een taak kan uitvoeren, om vervolgens moe te zijn. Haar situatie verslechtert sociaal emotioneel en fysiek. Het UWV heeft eiseres aan haar lot overgelaten. Het is namelijk niet gelukt om haar werkgelegenheid te bieden omdat zij hiertoe niet in staat is, maar toch is haar geen uitkering toegekend. Sinds een aantal jaren ontvangt eiseres een bijstandsuitkering van de gemeente, waarbij zij is ontheven van de arbeidsverplichtingen. Evenals de gemeente stelt eiseres dat zij niet in staat is om te werken, ook niet met begeleiding, en dat zij recht heeft op een Wajong-uitkering.
Beoordeling door de rechtbank
5.
Herhaalde aanvraag
5.1
De rechtbank stelt vast dat de aanvraag van eiseres van 8 september 2020 door het UWV terecht is aangemerkt als een herhaalde aanvraag in de zin van artikel 4:6 van de Algemene wet bestuursrecht (Awb). Voor de wijze waarop een dergelijke aanvraag moet worden beoordeeld of getoetst, wijst de rechtbank op vaste rechtspraak van de Centrale
Raad van Beroep (CRvB) [1] Hieruit volgt dat een aanvraag om een arbeidsongeschiktheidsuitkering na een eerdere (gedeeltelijke) afwijzing of intrekking van die uitkering naar zijn strekking moet worden beoordeeld. Met een aanvraag kan worden bedoeld:
- dat (met ingang van de datum waarop dat besluit zag) wordt teruggekomen van het eerdere besluit (artikel 4:6 van de Awb),
- dat een beroep wordt gedaan op een regeling bij toegenomen arbeidsongeschiktheid (Wet Amber), of
- dat om herziening wordt verzocht voor de toekomst (duuraanspraak).
In dit geval is de aanvraag van eiseres door het UWV aangemerkt als een verzoek terug te komen op het eerdere besluit van 15 oktober 2019 naar het verleden en tevens als een beroep op toegenomen arbeidsongeschiktheid. De rechtbank zal bij de beoordeling van het beroep hier ook van uitgaan.
De rechtbank stelt vast dat de datum in geding 1 juli 2014 is, omdat eiseres tot die datum studerende was. [2] De periode van vijf jaar voor toegenomen arbeidsongeschiktheid loopt van 1 juli 2014 tot en met 1 juli 2019. [3] Deze periode viel in zijn geheel binnen de termijn van het besluit van 15 oktober 2019.
5.1.1
Terugkomen voor het verleden
De rechtbank stelt vast dat het UWV in dit geval, met toepassing van artikel 4:6, tweede lid, van de Awb de herhaalde aanvraag heeft afgewezen. Volgens vaste rechtspraak van de CRvB toetst de bestuursrechter, als een bestuursorgaan toepassing geeft aan artikel 4:6, tweede lid, van de Awb, aan de hand van de aangevoerde beroepsgronden en eventueel door het bestuursorgaan gevoerd beleid, of het bestuursorgaan zich terecht, en zorgvuldig voorbereid en deugdelijk gemotiveerd op het standpunt heeft gesteld dat er geen nieuw gebleken feiten of veranderde omstandigheden zijn. Als de bestuursrechter tot het oordeel komt dat het bestuursorgaan zich terecht op het standpunt heeft gesteld dat er geen nieuw gebleken feiten of veranderde omstandigheden zijn, dan kan dat de afwijzing van de aanvraag of het verzoek om terug te komen van een besluit in beginsel dragen. De bestuursrechter kan echter aan de hand van de beroepsgronden niettemin tot het oordeel komen dat het bestreden besluit evident onredelijk is. [4]
Nieuw gebleken feiten of veranderde omstandigheden
Allereerst wordt in het kader van de beoordeling of voor het verleden moet worden terug
gekomen op het besluit van 15 oktober 2019 beoordeeld of er sprake is van nieuwe feiten of omstandigheden (zogenaamde nova).
Onder nieuw gebleken feiten en veranderde omstandigheden worden verstaan feiten of omstandigheden die ná het eerdere besluit zijn voorgevallen, dan wel feiten of omstandigheden die weliswaar vóór het eerdere besluit zijn voorgevallen, maar die niet vóór dat besluit konden worden aangevoerd. Nieuw gebleken feiten zijn ook bewijsstukken van al eerder gestelde feiten of veranderde omstandigheden, als deze bewijsstukken niet eerder konden worden overgelegd. Het ligt op de weg van de verzoeker om terug te komen van een rechtens onaantastbaar besluit om nieuwe feiten of veranderde omstandigheden te stellen en aan te tonen. [5]
Bij de beoordeling van een weigering om terug te komen op het eerder genomen besluit kan met de pas in beroep overgelegde gegevens geen rekening worden gehouden omdat die niet bij het UWV bekend waren ten tijde van het nemen van het bestreden besluit. [6] Op grond hiervan kunnen de in beroep overgelegde medische stukken geen rol spelen bij de beoordeling om voor het verleden terug te komen op het besluit van 15 oktober 2019.
Eiseres heeft in beroep aangevoerd dat er nieuw gebleken feiten of veranderde omstandigheden zijn vanwege ontwikkelingen uit onderzoek via SEIN, waarbij de nieuwe diagnose hypersomnolentie is vastgesteld. Daarnaast heeft de gemeente aangegeven dat eiseres geen arbeidsvermogen heeft, ook niet voor beschut werk.
De rechtbank kan de verzekeringsarts b&b volgen in zijn stelling dat de overgelegde gegevens niet aangemerkt kunnen worden als nieuwe feiten. De medische diagnoses ADHD, Delayed sleep phase disorder, NREM parasomnie en borderlinepersoonlijkheid waren al bekend in de eerdere procedure en de daaruit voortvloeiende beperkingen zijn meegenomen in de beoordeling in oktober 2019. Uit de door eiseres bij de aanvraag en in bezwaar overgelegde stukken blijkt niet van nieuwe omstandigheden die moeten leiden tot verdergaande beperkingen op de datum in geding, ook niet ten aanzien van het door eiseres gestelde minder dan een uur een taak kunnen uitvoeren.
Uit de door eiseres overgelegde stukken blijkt evenmin dat de ernst van haar beperkingen als gevolg van de slaapziekten in de periode tussen 1 juli 2014 en 1 juli 2019 (de Amber-periode) dusdanig is verergerd dat meer beperkingen moesten worden aangenomen. De mogelijke diagnose hypersomnologie, waar eiseres op wijst, wordt eerst genoemd in een brief van 29 juli 2021 van neuroloog-somnoloog [naam neuroloog-somnoloog] . Deze brief is pas in beroep overgelegd, heeft een dagtekening die buiten de Amberperiode ligt en geeft slechts een beschrijving van de klachten die eiseres ervaart in 2021. In de brief wordt niet ingegaan op de beperkingen die eiseres had in 2014 en tussen 2014 en 2019 en deze kan dus niet dienen als onderbouwing van het standpunt van eiseres. Aan een andere (mogelijke) diagnose ter verklaring van de klachten van eiseres kan namelijk niet zonder meer worden ontleend dat er meer of andere beperkingen hadden dienen te worden aangenomen. [7]
De omstandigheid dat de Sociale Dienst van de gemeente van mening is dat er geen mogelijkheden zijn voor (beschut) werk, maakt niet dat de artsen van het UWV dit standpunt moeten volgen. De criteria voor toekenning van een Wajong-uitkering volgen uit de wet Wajong, en zijn niet gelijk te stellen met de beoordeling van de gemeente of vrijstelling van arbeidsverplichtingen in het kader van een bijstandsuitkering wordt toegekend.
De rechtbank is van oordeel dat de verzekeringsarts b&b op goede gronden heeft geconcludeerd dat uit de overgelegde stukken geen nieuwe feiten en omstandigheden blijken die zien op de periode rond de datum in geding (1 juli 2014), de Amberperiode (van 1 juli 2014 tot en met 1 juli 2019) en de datum van het eerste besluit tot afwijzing van de aanvraag om een Wajong-uitkering (15 oktober 2019).
Een eventuele verslechtering van de medische situatie van eiseres ná 2019 (meer dan vijf jaar na het einde van haar studie) is niet relevant voor dit geding, omdat daaraan geen recht op een Wajong-uitkering kan worden ontleend.
Evident onredelijk bestreden besluit
Vervolgens wordt in het kader van de beoordeling of voor het verleden moet worden
teruggekomen op het besluit van 15 oktober 2019 beoordeeld of er sprake is van een
evident onredelijk bestreden besluit.
Bij de beoordeling van de vraag of er sprake is van evidente onredelijkheid gaat het niet om de vraag of het oorspronkelijke besluit evident onredelijk is, maar of het niet terugkomen van dat besluit evident onredelijk is. [8] Daarbij kunnen de door eiseres in beroep overgelegde medische stukken wel worden betrokken. Zij heeft een brief van de huisarts van 2 september 2021 overgelegd en ook brieven van neuroloog [naam neuroloog-somnoloog] van 29 juli 2021 en 26 oktober 2022, een bijsluiter van medicatie en een Vier Dimensionale Klachten Lijst van 25 augustus 2022. Uit deze stukken blijkt naar het oordeel van de rechtbank weliswaar dat eiseres veel klachten ervaart, maar niet dat sprake is van nieuwe diagnoses of beperkingen rond de datum in geding, dan wel binnen vijf jaar daarna, waar bij de eerdere beoordeling geen rekening mee was gehouden. De enkele benoeming dat bij eiseres mogelijk sprake is van hypersomnolentie is daartoe onvoldoende, gezien de opmerking van de neuroloog dat deze diagnose in de context van de andere bestaande problemen niet met zekerheid uit te maken was. Dat er volgens de neuroloog in 2022 geen behandelmogelijkheden meer zijn voor eiseres ziet niet op de te beoordelen periode. In hetgeen door eiseres is aangevoerd ziet de rechtbank dan ook geen aanleiding voor het oordeel dat het bestreden besluit, inhoudende de weigering om terug te komen van het besluit van 15 oktober 2019, evident onredelijk is.

Conclusie en gevolgen

6. De rechtbank concludeert dat het UWV op goede gronden heeft geweigerd om terug te komen op de beslissing van 15 oktober 2019. Het beroep zal daarom ongegrond worden verklaard. Er is geen aanleiding voor een proceskostenveroordeling.

Beslissing

De rechtbank verklaart het beroep ongegrond.
Deze uitspraak is gedaan door mr. V.M. Schotanus, rechter, in aanwezigheid van M.H.A. de Graaf, griffier, op 21 december 2022 en openbaar gemaakt door middel van geanonimiseerde publicatie op www.rechtspraak.nl.
griffier
rechter
Een afschrift van deze uitspraak is verzonden aan partijen op:

Informatie over hoger beroep

Een partij die het niet eens is met deze uitspraak, kan een hogerberoepschrift sturen naar de Centrale Raad van Beroep waarin wordt uitgelegd waarom deze partij het niet eens is met deze uitspraak. Het hogerberoepschrift moet worden ingediend binnen zes weken na de dag waarop deze uitspraak is verzonden.

Bijlage

Algemene wet bestuursrecht(Awb)
Artikel 4:6 van de Awb
1. Indien na een geheel of gedeeltelijk afwijzende beschikking een nieuwe aanvraag wordt gedaan, is de aanvrager gehouden nieuw gebleken feiten of veranderde omstandigheden te vermelden.
2. Wanneer geen nieuw gebleken feiten of veranderde omstandigheden worden vermeld, kan het bestuursorgaan zonder toepassing te geven aan artikel 4:5 de aanvraag afwijzen onder verwijzing naar zijn eerdere afwijzende beschikking.
Wet arbeidsongeschiktheidsvoorziening jonggehandicapten(Wajong)
Artikel 1a:1 van de Wajong
1. Jonggehandicapte in de zin van dit hoofdstuk en de daarop berustende bepalingen is de ingezetene die:
a. op de dag waarop hij achttien jaar wordt als rechtstreeks en objectief medisch vast te stellen gevolg van ziekte, gebrek, zwangerschap of bevalling duurzaam geen mogelijkheden tot arbeidsparticipatie heeft;
b. na de in onderdeel a bedoelde dag als rechtstreeks en objectief medisch vast te stellen gevolg van ziekte, gebrek, zwangerschap of bevalling duurzaam geen mogelijkheden tot arbeidsparticipatie heeft en in het jaar, onmiddellijk voorafgaand aan de dag waarop dit is ingetreden, gedurende ten minste zes maanden studerende was.
2. De ingezetene die op de dag, bedoeld in het eerste lid, onderdeel a of b, beperkingen ondervindt als gevolg van ziekte, gebrek, zwangerschap of bevalling, maar op grond van het eerste lid niet aangemerkt wordt als jonggehandicapte, wordt alsnog jonggehandicapte in de zin van dit hoofdstuk en de daarop berustende bepalingen, indien hij binnen vijf jaar na die dag duurzaam geen mogelijkheden tot arbeidsparticipatie heeft, indien dit voortkomt uit dezelfde oorzaak als die op grond waarvan hij beperkingen als gevolg van ziekte, gebrek, zwangerschap of bevalling ondervond, op de dag, bedoeld in onderdeel a of b.
(…)
4. Onder duurzaam geen mogelijkheden tot arbeidsparticipatie hebben wordt in dit hoofdstuk en de daarop berustende bepalingen de situatie verstaan waarin de mogelijkheden tot arbeidsparticipatie zich niet kunnen ontwikkelen.
(…)
6. De beoordeling van de mogelijkheden tot arbeidsparticipatie wordt gebaseerd op een verzekeringsgeneeskundig en voor zover nodig een arbeidskundig onderzoek.
(…)
8. Bij of krachtens algemene maatregel van bestuur kunnen met betrekking tot het eerste, vierde en zesde lid nadere regels worden gesteld.
(…)
Artikel 1a:6, aanhef en onder a, van de Wajong (zoals dit luidde vóór 1 september 2020)
Voor de toepassing van deze paragraaf en de daarop berustende bepalingen worden de volgende uitsluitingsgronden onderscheiden:
a. studerende zijn.
De nadere regels als bedoeld in artikel 1a:1, achtste lid, van de Wajong zijn neergelegd in het Schattingsbesluit arbeidsongeschiktheidswetten (Schattingsbesluit).
Schattingsbesluit arbeidsongeschiktheidswetten(het Schattingsbesluit)
Artikel 1a van het Schatingsbesluit
1. Betrokkene heeft geen mogelijkheden tot arbeidsparticipatie als bedoeld in de artikelen 1a:1, eerste lid, 2:4, eerste lid, en 3:8a, eerste lid, van de Wajong, indien hij:
a. geen taak kan uitvoeren in een arbeidsorganisatie;
b. niet over basale werknemersvaardigheden beschikt;
c. niet aaneengesloten kan werken gedurende ten minste een periode van een uur; of
d. niet ten minste vier uur per dag belastbaar is, tenzij hij ten minste twee uur per dag
belastbaar is en in staat is per uur ten minste een bedrag te verdienen dat gelijk is aan het
minimumloon per uur.

Voetnoten

1.Zie de uitspraken van de CRvB van 14 januari 2015, ECLI:NL:CRVB:2015:1 en 2, en van 19 juli 2018, ECLI:NL:CRVB:2018:2225.
2.Zie artikel 1a:6, aanhef en onder a, van de Wajong.
3.Zie artikel 1a:1, tweede lid, van de Wajong.
4.Zie de uitspraken van de CRvB van 20 december 2016, ECLI:NL:CRVB:2016:4872, en van
5.Zie bijvoorbeeld de uitspraken van de CRvB van 29 september 2021, ECLI:NL:CRVB:2021:2431, en van 24 december 2020, ECLI:NL:CRVB:2020:3354.
6.Zie bijvoorbeeld de uitspraak van de CRvB van 4 juli 2018, ECLI:NL:CRVB:2018:2022.
7.Zie de uitspraak van de CRvB van 1 mei 2015, ECLI:NL:CRVB:2015:1398 en van 24 september 2020, ECLI:NL:CRVB:2020:2287.
8.Zie CRvB, 14 september 2022, ECLI:NL:CRVB:2022:1979.