De rechtbank stelt vast dat de aanvraag van eiseres van 8 september 2020 door het UWV terecht is aangemerkt als een herhaalde aanvraag in de zin van artikel 4:6 van de Algemene wet bestuursrecht (Awb). Voor de wijze waarop een dergelijke aanvraag moet worden beoordeeld of getoetst, wijst de rechtbank op vaste rechtspraak van de Centrale
Raad van Beroep (CRvB)Hieruit volgt dat een aanvraag om een arbeidsongeschiktheidsuitkering na een eerdere (gedeeltelijke) afwijzing of intrekking van die uitkering naar zijn strekking moet worden beoordeeld. Met een aanvraag kan worden bedoeld:
5.1.1Terugkomen voor het verleden
De rechtbank stelt vast dat het UWV in dit geval, met toepassing van artikel 4:6, tweede lid, van de Awb de herhaalde aanvraag heeft afgewezen. Volgens vaste rechtspraak van de CRvB toetst de bestuursrechter, als een bestuursorgaan toepassing geeft aan artikel 4:6, tweede lid, van de Awb, aan de hand van de aangevoerde beroepsgronden en eventueel door het bestuursorgaan gevoerd beleid, of het bestuursorgaan zich terecht, en zorgvuldig voorbereid en deugdelijk gemotiveerd op het standpunt heeft gesteld dat er geen nieuw gebleken feiten of veranderde omstandigheden zijn. Als de bestuursrechter tot het oordeel komt dat het bestuursorgaan zich terecht op het standpunt heeft gesteld dat er geen nieuw gebleken feiten of veranderde omstandigheden zijn, dan kan dat de afwijzing van de aanvraag of het verzoek om terug te komen van een besluit in beginsel dragen. De bestuursrechter kan echter aan de hand van de beroepsgronden niettemin tot het oordeel komen dat het bestreden besluit evident onredelijk is.
Nieuw gebleken feiten of veranderde omstandigheden
Allereerst wordt in het kader van de beoordeling of voor het verleden moet worden terug
gekomen op het besluit van 15 oktober 2019 beoordeeld of er sprake is van nieuwe feiten of omstandigheden (zogenaamde nova).
Onder nieuw gebleken feiten en veranderde omstandigheden worden verstaan feiten of omstandigheden die ná het eerdere besluit zijn voorgevallen, dan wel feiten of omstandigheden die weliswaar vóór het eerdere besluit zijn voorgevallen, maar die niet vóór dat besluit konden worden aangevoerd. Nieuw gebleken feiten zijn ook bewijsstukken van al eerder gestelde feiten of veranderde omstandigheden, als deze bewijsstukken niet eerder konden worden overgelegd. Het ligt op de weg van de verzoeker om terug te komen van een rechtens onaantastbaar besluit om nieuwe feiten of veranderde omstandigheden te stellen en aan te tonen.
Bij de beoordeling van een weigering om terug te komen op het eerder genomen besluit kan met de pas in beroep overgelegde gegevens geen rekening worden gehouden omdat die niet bij het UWV bekend waren ten tijde van het nemen van het bestreden besluit.Op grond hiervan kunnen de in beroep overgelegde medische stukken geen rol spelen bij de beoordeling om voor het verleden terug te komen op het besluit van 15 oktober 2019.
Eiseres heeft in beroep aangevoerd dat er nieuw gebleken feiten of veranderde omstandigheden zijn vanwege ontwikkelingen uit onderzoek via SEIN, waarbij de nieuwe diagnose hypersomnolentie is vastgesteld. Daarnaast heeft de gemeente aangegeven dat eiseres geen arbeidsvermogen heeft, ook niet voor beschut werk.
De rechtbank kan de verzekeringsarts b&b volgen in zijn stelling dat de overgelegde gegevens niet aangemerkt kunnen worden als nieuwe feiten. De medische diagnoses ADHD, Delayed sleep phase disorder, NREM parasomnie en borderlinepersoonlijkheid waren al bekend in de eerdere procedure en de daaruit voortvloeiende beperkingen zijn meegenomen in de beoordeling in oktober 2019. Uit de door eiseres bij de aanvraag en in bezwaar overgelegde stukken blijkt niet van nieuwe omstandigheden die moeten leiden tot verdergaande beperkingen op de datum in geding, ook niet ten aanzien van het door eiseres gestelde minder dan een uur een taak kunnen uitvoeren.
Uit de door eiseres overgelegde stukken blijkt evenmin dat de ernst van haar beperkingen als gevolg van de slaapziekten in de periode tussen 1 juli 2014 en 1 juli 2019 (de Amber-periode) dusdanig is verergerd dat meer beperkingen moesten worden aangenomen. De mogelijke diagnose hypersomnologie, waar eiseres op wijst, wordt eerst genoemd in een brief van 29 juli 2021 van neuroloog-somnoloog [naam neuroloog-somnoloog] . Deze brief is pas in beroep overgelegd, heeft een dagtekening die buiten de Amberperiode ligt en geeft slechts een beschrijving van de klachten die eiseres ervaart in 2021. In de brief wordt niet ingegaan op de beperkingen die eiseres had in 2014 en tussen 2014 en 2019 en deze kan dus niet dienen als onderbouwing van het standpunt van eiseres. Aan een andere (mogelijke) diagnose ter verklaring van de klachten van eiseres kan namelijk niet zonder meer worden ontleend dat er meer of andere beperkingen hadden dienen te worden aangenomen.
De omstandigheid dat de Sociale Dienst van de gemeente van mening is dat er geen mogelijkheden zijn voor (beschut) werk, maakt niet dat de artsen van het UWV dit standpunt moeten volgen. De criteria voor toekenning van een Wajong-uitkering volgen uit de wet Wajong, en zijn niet gelijk te stellen met de beoordeling van de gemeente of vrijstelling van arbeidsverplichtingen in het kader van een bijstandsuitkering wordt toegekend.
De rechtbank is van oordeel dat de verzekeringsarts b&b op goede gronden heeft geconcludeerd dat uit de overgelegde stukken geen nieuwe feiten en omstandigheden blijken die zien op de periode rond de datum in geding (1 juli 2014), de Amberperiode (van 1 juli 2014 tot en met 1 juli 2019) en de datum van het eerste besluit tot afwijzing van de aanvraag om een Wajong-uitkering (15 oktober 2019).
Een eventuele verslechtering van de medische situatie van eiseres ná 2019 (meer dan vijf jaar na het einde van haar studie) is niet relevant voor dit geding, omdat daaraan geen recht op een Wajong-uitkering kan worden ontleend.
Evident onredelijk bestreden besluit
Vervolgens wordt in het kader van de beoordeling of voor het verleden moet worden
teruggekomen op het besluit van 15 oktober 2019 beoordeeld of er sprake is van een
evident onredelijk bestreden besluit.
Bij de beoordeling van de vraag of er sprake is van evidente onredelijkheid gaat het niet om de vraag of het oorspronkelijke besluit evident onredelijk is, maar of het niet terugkomen van dat besluit evident onredelijk is.Daarbij kunnen de door eiseres in beroep overgelegde medische stukken wel worden betrokken. Zij heeft een brief van de huisarts van 2 september 2021 overgelegd en ook brieven van neuroloog [naam neuroloog-somnoloog] van 29 juli 2021 en 26 oktober 2022, een bijsluiter van medicatie en een Vier Dimensionale Klachten Lijst van 25 augustus 2022. Uit deze stukken blijkt naar het oordeel van de rechtbank weliswaar dat eiseres veel klachten ervaart, maar niet dat sprake is van nieuwe diagnoses of beperkingen rond de datum in geding, dan wel binnen vijf jaar daarna, waar bij de eerdere beoordeling geen rekening mee was gehouden. De enkele benoeming dat bij eiseres mogelijk sprake is van hypersomnolentie is daartoe onvoldoende, gezien de opmerking van de neuroloog dat deze diagnose in de context van de andere bestaande problemen niet met zekerheid uit te maken was. Dat er volgens de neuroloog in 2022 geen behandelmogelijkheden meer zijn voor eiseres ziet niet op de te beoordelen periode. In hetgeen door eiseres is aangevoerd ziet de rechtbank dan ook geen aanleiding voor het oordeel dat het bestreden besluit, inhoudende de weigering om terug te komen van het besluit van 15 oktober 2019, evident onredelijk is.