In deze zaak heeft de Centrale Raad van Beroep op 1 mei 2015 uitspraak gedaan in hoger beroep tegen een eerdere uitspraak van de rechtbank Gelderland. Appellant, die sinds 27 januari 2002 arbeidsongeschikt is als gevolg van psychische klachten, had een verzoek ingediend om zijn WAO-uitkering te herzien. Dit verzoek was gebaseerd op de diagnose van de ziekte van Bechterew, gesteld door reumatoloog M. Janssen op 5 februari 2009. De Raad oordeelde dat deze diagnose geen wezenlijk nieuwe informatie bood over de medische situatie van appellant in vergelijking met de informatie die bekend was bij de eerdere beoordeling van zijn aanvraag in 2003.
De Raad concludeerde dat de door appellant ingebrachte stukken in de bezwaarfase voornamelijk een nadere beschouwing gaven van zijn gezondheidstoestand over een lange periode, maar geen nieuw gebleken feiten of veranderde omstandigheden bevatten die de herziening van het eerdere besluit rechtvaardigden. De rechtbank had eerder het beroep van appellant tegen het besluit van het Uwv ongegrond verklaard, en de Raad bevestigde deze uitspraak. De Raad oordeelde dat het Uwv terecht had aangenomen dat appellant in de periode van 24 februari 2004 tot 5 november 2006 niet arbeidsongeschikt was ten gevolge van de ziekte van Bechterew.
De uitspraak benadrukt het belang van nieuw gebleken feiten of veranderde omstandigheden bij verzoeken om herziening van besluiten in het bestuursrecht. De Raad heeft geen aanleiding gezien om een deskundige te benoemen, aangezien de medische informatie voldoende was om tot een oordeel te komen. De beslissing van de rechtbank werd bevestigd, en er werd geen proceskostenveroordeling opgelegd.