ECLI:NL:CRVB:2018:2225
Centrale Raad van Beroep
- Hoger beroep
- Rechtspraak.nl
Tussenuitspraak over de aanvraag voor Wajong-uitkering en de beoordeling van toegenomen arbeidsongeschiktheid
In deze zaak gaat het om een tussenuitspraak van de Centrale Raad van Beroep over de aanvraag van appellante voor een Wajong-uitkering. Appellante, geboren in 1990, heeft in 2009 een aanvraag ingediend voor een uitkering op grond van de Wajong 1998, welke door het Uwv werd geweigerd omdat zij niet meer dan 25% arbeidsongeschikt was. Na een aantal afwijzingen en een herhaalde aanvraag in 2012, heeft appellante betoogd dat er nieuwe feiten zijn die haar aanvraag rechtvaardigen. De rechtbank heeft het beroep van appellante tegen het bestreden besluit ongegrond verklaard, maar appellante heeft in hoger beroep opnieuw haar gronden herhaald en nieuwe medische gegevens ingediend. De Raad heeft overwogen dat het Uwv ten onrechte niet heeft beoordeeld of appellante op grond van de Wajong 2010 alsnog als jonggehandicapte kan worden aangemerkt. De Raad heeft het Uwv opgedragen om het gebrek in het bestreden besluit te herstellen en de aanvraag opnieuw te beoordelen. De uitspraak is gedaan op 19 juli 2018.