Uitspraak
RECHTBANK ZEELAND-WEST-BRABANT
- aanslag inkomstenbelasting en premie volksverzekeringen (hierna: IB/PVV) naar een belastbaar inkomen uit werk en woning van € 27.909 (aanslagnummer [aanslagnummer 1] .H.46.01) en de daarbij in rekening gebrachte belastingrente van € 695;
- aanslag inkomensafhankelijke bijdrage zorgverzekeringswet (hierna: Zvw) naar een bijdrage inkomen van € 27.909 (aanslagnummer [aanslagnummer 1] .W.46.01.4) en de daarbij in rekening gebrachte belastingrente van € 94;
- aanslag IB/PVV naar een belastbaar inkomen uit werk en woning van € 18.004 (aanslagnummer [aanslagnummer 2] .H.46.01) en de daarbij in rekening gebrachte belastingrente van € 362;
- aanslag Zvw naar een bijdrage inkomen van € 18.004 (aanslagnummer [aanslagnummer 2] .W.46.01.4) en de daarbij in rekening gebrachte belastingrente van € 98.
1.Beslissing
- veroordeelt de inspecteur tot vergoeding van immateriële schade van € 500 aan [belanghebbende 1] (zaaknummers BRE 20/5914 en BRE 20/5915);
- veroordeelt de inspecteur tot vergoeding van immateriële schade van € 500 aan [belanghebbende 2] (zaaknummers BRE 20/5916 en BRE 20/5917);
- gelast dat de inspecteur de door belanghebbenden betaalde bedragen aan griffierecht van in totaal € 94 aan hen vergoedt.
2.Gronden
Hebt u voor het jaar 2014 en/of 2015 een bedrag als kosten hond in aanmerking genomen? Zo ja, voor welk bedrag.” en “
Er werd over 2012 en 2013 een correctie aangebracht op de uitgaven en kosten van diverse auto's. Om te beoordelen of en voor welk bedrag deze uitgaven en kosten ten laste van het resultaat kunnen worden gebracht heb ik de volgende informatie nodig: een specificatie van de ten laste van het resultaat gebrachte kosten.”. De rechtbank ziet niet in waarom belanghebbenden op deze concrete vragen geen antwoord zouden kunnen geven. Belanghebbenden hebben desondanks op geen enkel moment inhoudelijk op de vragen geantwoord. De rechtbank volgt belanghebbenden ook niet in hun stelling de beantwoording van de vragen tot een onevenredige werklast voor belanghebbenden zou leiden, gelet op de aard van de vragen van de inspecteur. Belanghebbenden hebben dus niet voldaan aan de op hen rustende wettelijke verplichting in de zin van artikel 47 van de AWR. Het beroep van belanghebbenden op artikel 4:8 van de Awb kan niet slagen.
- de controledossiers over de jaren 2012 en 2013;
- de controledossiers over de jaren 2015 en 2017, meer specifiek:
op de zaak betrekking hebbende stukkenzijn is in het kader van artikel 8:42 van de Awb jurisprudentie gewezen. De rechtbank vat deze vaste jurisprudentie als volgt samen.
“Op verzoek van klant factuur aangepast met omschrijving reparatie en vervanging onderdelen toilet”. Belanghebbenden stellen dat bij een inzage op 20 augustus 2019 de originele verklaring van mevrouw [A] niet ter inzage is gelegd. Zij hebben dit vermoeden omdat op de ter inzage gelegde verklaring het briefhoofd was verwijderd terwijl op alle door hen ontvangen facturen van [A] steeds zijn voorzien van een briefhoofd. Bovendien wordt op alle door belanghebbenden van mevrouw [A] ontvangen facturen onderaan de pagina steeds verwezen naar de toepasselijkheid van de algemene voorwaarden terwijl dat op de factuur die hen is getoond op 7 november 2018 niet zo was.
: Indien een partij verzuimt te voldoen aan de verplichting om stukken over te leggen is het op grond van artikel 8:31 Awb aan de rechter om daaruit de gevolgtrekkingen te maken die hem geraden voorkomen. Dit voorschrift staat toe dat de rechter onder omstandigheden de gevolgtrekking maakt dat voorbijgegaan
2 - het beroepschrift moet ondertekend zijn en ten minste het volgende vermelden:
a. de naam en het adres van de indiener;