Uitspraak
RECHTBANK ZEELAND-WEST-BRABANT
- De uitspraak van de inspecteur van 29 mei 2017 op het bezwaar van belanghebbende tegen de naheffingsaanslag belasting van personenauto’s en motorrijwielen (hierna: Bpm) van € 1.130 (zaaknummer BRE 17/4583);
- De uitspraak van de inspecteur van 29 mei 2017 op het bezwaar van belanghebbende tegen de voldoening op aangifte van Bpm van 22 oktober 2014 (zaaknummer BRE 17/4584).
1.Beslissing
- verklaart het beroep in zaak BRE 17/4583 ongegrond;
- veroordeelt de inspecteur tot vergoeding van wettelijke rente over de bij uitspraak op bezwaar aan belanghebbende toegekende kostenvergoedingen van € 246, welke vergoeding verschuldigd is met ingang van vier weken na de datum van de uitspraak op bezwaar in zaak BRE 17/4583;
- verklaart het beroep in zaak BRE 17/4584 gegrond;
- vernietigt de uitspraak op bezwaar betreffende de voldoening op aangifte van Bpm in zaak BRE 17/4584;
- veroordeelt de inspecteur tot vergoeding van immateriële schade tot een bedrag van € 1.636;
- veroordeelt de Minister voor Rechtsbescherming tot vergoeding van immateriële schade tot een bedrag van € 364;
- veroordeelt de inspecteur in de proceskosten van belanghebbende ten bedrage van € 512;
- gelast dat de inspecteur aan belanghebbende vergoedt het door deze betaalde griffierecht van € 333;
- veroordeelt de inspecteur, respectievelijk de Minister voor Rechtsbescherming tot vergoeding van de wettelijke rente over de hiervoor vermelde bedragen aan te vergoeden immateriële schade, proceskosten van de beroepsfase en griffierecht vanaf vier weken na de openbaarmaking van deze uitspraak tot aan de dag van algehele voldoening.
2.Gronden
[nummer] (hierna: de auto). De verschuldigde Bpm bedraagt € 15.046. De voldoening op aangifte heeft plaatsgevonden op 22 oktober 2014 .
2 - het beroepschrift moet ondertekend zijn en ten minste het volgende vermelden:
a. de naam en het adres van de indiener;