ECLI:NL:RBROT:2021:9014

Rechtbank Rotterdam

Datum uitspraak
21 september 2021
Publicatiedatum
17 september 2021
Zaaknummer
ROT 21/868
Instantie
Rechtbank Rotterdam
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Bestuursrecht; Bestuursprocesrecht
Procedures
  • Vereenvoudigde behandeling
Rechters
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Misbruik van recht door veelprocedeerder in bestuursrechtelijke procedures

In deze zaak heeft de Rechtbank Rotterdam op 21 september 2021 uitspraak gedaan in een procedure waarbij eiser, een veelprocedeerder, zijn klacht over privacyregels indiende. De rechtbank constateerde dat de klacht betrekking had op eerdere bestuursrechtelijke en civielrechtelijke procedures die inmiddels waren afgesloten door onherroepelijke besluiten of verjaring. Eiser had herhaaldelijk kansloze procedures aangespannen tegen zijn voormalige werkgever en de Raad van bestuur van het Uitvoeringsinstituut werknemersverzekeringen, waarbij hij hen aansprakelijk wilde stellen voor vermeende fouten uit het verleden. De rechtbank oordeelde dat eiser deze procedure te kwader trouw voerde en dat er sprake was van misbruik van recht. Hierdoor werd het beroep van eiser kennelijk niet-ontvankelijk verklaard, wat betekende dat verdere behandeling van de zaak niet nodig was. De rechtbank wees erop dat eiser in het verleden al meerdere keren was gewaarschuwd voor zijn veelvuldige en onduidelijke verzoeken en beroepen, en dat toekomstige verzoeken mogelijk niet-ontvankelijk zouden worden verklaard indien hij doorging met deze praktijken. De uitspraak werd gedaan zonder zitting, en er werd geen proceskostenveroordeling opgelegd. De beslissing werd openbaar gemaakt en partijen werden geïnformeerd over de mogelijkheid om binnen zes weken verzet aan te tekenen tegen deze uitspraak.

Uitspraak

Rechtbank Rotterdam

Bestuursrecht
zaaknummer: ROT 21/868
uitspraak van de enkelvoudige kamer van 21 september 2021 als bedoeld in artikel 8:54 van de Algemene wet bestuursrecht in de zaak tussen

[Naam], te [Plaats], eiser,

en

de Autoriteit Persoonsgegevens, verweerder.

Als partij heeft aan het geding deelgenomen:
K.B.S. Advocaten, te Utrecht.

Procesverloop

Bij besluit van 4 februari 2021 (het bestreden besluit) heeft verweerder het bezwaar van eiser tegen het besluit van 20 september 2019 (het primaire besluit) om geen nader onderzoek in te stellen naar een klacht van eiser ongegrond verklaard.
Eiser heeft tegen het bestreden besluit beroep ingesteld.
Gelet op het beroep van eiser op betalingsonmacht in zijn vele zaken heeft de griffier er vooralsnog van afgezien griffierecht in deze zaak te heffen.

Overwegingen

1. De rechtbank doet uitspraak zonder zitting.
2. Eiser procedeert veelvuldig. Gelet op de artikelen 3:13 en 3:15 van het Burgerlijk Wetboek (BW) kan de bestuursrechter een beroep of een (bijkomend) verzoek niet-ontvankelijk verklaren indien sprake is van misbruik van (proces)recht. In een uitspraak van 4 februari 2021 heeft de rechtbank overwogen dat eiser misbruik maakt van recht. Daartoe is het volgende overwogen (ECLI:NL:RBROT:2021:620):
“Aan [eiser] is in een aantal zaken vrijstelling verleend van griffierecht (onder meer ECLI:NL:RBROT:2020:3876, punt 4). Voorts heeft de rechtbank [eiser] inmiddels gewaarschuwd dat, indien hij doorgaat met het indienen van onduidelijke en slecht gedocumenteerde verzoeken en beroepen in zaken waarover al meermaals uitspraak is gedaan zonder dat daarbij relevante nieuwe feiten en omstandigheden zijn aangevoerd, toekomstige verzoeken of beroepen mogelijk niet-ontvankelijk zullen worden verklaard omdat [eiser] zich schuldig maakt aan misbruik van recht (ECLI:NL:RBROT:2020:3876, punt 15, en ECLI:NL:RBROT:2020:5190, punt 8). (…)”
3. Tegen deze achtergrond komt de rechtbank tot de volgende beoordeling.
4. Uit de stukken maakt de rechtbank op dat de klacht van eiser over privacyregels betrekking heeft op een of meer bestuursrechtelijke of civielrechtelijke procedures die ten einde zijn gekomen door onherroepelijke besluiten, uitspraken (zie hiervoor) of verjaring (ECLI:NL:RBROT:2020:2728). Gezien de vele kansloze procedures die eiser inmiddels heeft aangespannen om zijn voormalige werkgever en de Raad van bestuur van het Uitvoeringsinstituut werknemersverzekeringen aansprakelijk te stellen voor beweerdelijk in het verre verleden gemaakte fouten, moet ook thans tot het oordeel worden gekomen dat eiser deze procedure te kwader trouw voert. Er is ook nu wederom kennelijk sprake van misbruik van recht door eiser.
5. Het beroep is daarom kennelijk niet-ontvankelijk, zodat voortzetting van het onderzoek niet nodig is.
6. Voor een proceskostenveroordeling bestaat geen aanleiding.

Beslissing

De rechtbank verklaart het beroep niet-ontvankelijk.
Deze uitspraak is gedaan door mr. H. Bedee, rechter, in aanwezigheid van mr. R. Stijnen, griffier. De uitspraak is in het openbaar gedaan op 21 september 2021.
De griffier en de rechter zijn verhinderd de uitspraak te ondertekenen
griffier rechter
Een afschrift van deze uitspraak is verzonden aan partijen op:

Rechtsmiddel

Tegen deze uitspraak kan binnen zes weken na de dag van verzending daarvan verzet worden gedaan bij de rechtbank. De indiener van het verzetschrift kan daarbij vragen in de gelegenheid te worden gesteld over het verzet te worden gehoord.