ECLI:NL:RBROT:2024:11866

Rechtbank Rotterdam

Datum uitspraak
29 november 2024
Publicatiedatum
28 november 2024
Zaaknummer
ROT 24/7417
Instantie
Rechtbank Rotterdam
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Bestuursrecht; Bestuursprocesrecht
Procedures
  • Vereenvoudigde behandeling
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Niet-ontvankelijkheid van beroep wegens misbruik van recht door veelprocedeerder

In deze uitspraak van de Rechtbank Rotterdam op 29 november 2024, onder zaaknummer ROT 24/7417, wordt geoordeeld over de niet-ontvankelijkheid van het beroep van eiser, een veelprocedeerder, tegen het verondersteld niet tijdig beslissen door het Uwv op zijn verzoeken om openbaarmaking. De rechtbank constateert dat de griffier ten onrechte geen griffierecht heeft geheven, maar biedt eiser geen gelegenheid om dit alsnog te voldoen, omdat de beroepen niet-ontvankelijk zijn verklaard wegens misbruik van recht. De rechtbank legt uit dat eiser niet is uit op een inhoudelijke beoordeling van het besluit van 27 juli 2023, maar eerder op het opnieuw ter discussie stellen van onherroepelijke uitkeringsbesluiten van ongeveer 25 jaar geleden. Dit blijkt uit de wijze van procederen en de grote hoeveelheden stukken die eiser heeft ingediend, die niet relevant zijn voor de huidige procedures. De rechtbank verwijst naar eerdere uitspraken waarin is vastgesteld dat eiser misbruik maakt van recht en concludeert dat er geen aanknopingspunten zijn voor het tegendeel. De rechtbank besluit beide beroepen niet-ontvankelijk te verklaren zonder zitting, op basis van artikel 8:54 van de Awb. Er is geen aanleiding voor een proceskostenveroordeling.

Uitspraak

RECHTBANK ROTTERDAM
Bestuursrecht
zaaknummer: ROT 24/7417

uitspraak van de enkelvoudige kamer van 29 november 2024 in de zaken tussen

[Naam] ([eiser]), uit [Plaats], eiser

en

de Raad van Bestuur van het Uitvoeringsinstituut werknemersverzekeringen (Uwv).

Inleiding

1. In deze uitspraak beslist de rechtbank over het beroep van [eiser] tegen het verondersteld niet tijdig beslissen nemen van een besluit op bezwaar door het Uwv op zijn verzoeken om openbaarmaking als bedoeld in de Wet open overheid.
2. [eiser] heeft beroep op 31 juli 2023 ingesteld bij de Rechtbank Amsterdam (zaaknummer AMS 23/4687 WOO). De griffier van die rechtbank heeft met toepassing van artikel 6:15 van Algemene wet bestuursrecht (Awb) het beroep op 11 augustus 2023 doorgestuurd naar de rechtbank. Daarbij is vermeld dat het griffierecht nog niet is opgevraagd.
3. [eiser] heeft nogmaals op 7 augustus 2024 beroep ingesteld bij de Rechtbank Amsterdam (zaaknummer AMS 24 4068 WOO). Dit is eveneens doorgezonden naar de rechtbank zonder dat het griffierecht is opgevraagd.
4. De rechtbank heeft ten onrechte beide zaken onder één zaaknummer aangelegd, namelijk ROT 24/7417. De rechtbank ziet geen aanleiding dit verzuim te herstellen, omdat beide zaken tot niets leiden.
5. Omdat beide beroepen kennelijk niet ontvankelijk zijn, doet de rechtbank uitspraak zonder zitting. Artikel 8:54 van de Awb maakt dat mogelijk.

Beoordeling door de rechtbank

6. De rechtbank stelt vast dat de griffier ten onrechte geen griffierecht heeft geheven. De rechtbank zal [eiser] niet alsnog de gelegenheid bieden het verschuldigde griffierecht te voldoen, omdat de beroepen hoe dan ook niet-ontvankelijk zijn wegens misbruik van recht. De rechtbank legt hieronder uit waarom zij tot dit oordeel komt.
7. Eerder is veelvuldig vastgesteld dat [eiser] misbruik maakt van recht (bijv. ECLI:NL:RBROT:2021:9014 en ECLI:NL:RBROT:2023:7311). Daarom mag de misbruikintentie van [eiser] worden verondersteld, tenzij aanknopingspunten zijn voor het tegendeel. Dergelijke aanknopingspunten doen zich hier niet voor. De rechtbank neemt hierbij het volgende in aanmerking.
8. Bij de stukken die de rechtbank heeft ontvangen van de Rechtbank Amsterdam onder zaaknummer AMS 23/4687 WOO is een besluit op bezwaar van het Uwv bijgesloten van 27 juli 2023. Daarin is overwogen dat het Uwv geen aanleiding ziet om terug te komen van een eerder besluit omtrent openbaarmaking. Dit betekent dat het Uwv op het bezwaar heeft beslist voordat [eiser] beroep instelde. Dit besluit maakt geen onderdeel uit van het beroep, omdat artikel 6:20 van de Awb uitsluitend ziet op de situatie dat pas na het instellen van het rechtsmiddel een besluit wordt genomen (bijv. ECLI:NL:CRVB:2022:877). Deze wijze van procederen bevestigd dat het [eiser] niet is te doen om een inhoudelijke beoordeling van het besluit van 27 juli 2023 door de bestuursrechter, maar dat hij uit is op het opnieuw ter discussie stellen van onherroepelijke uitkeringsbesluiten van ongeveer 25 jaar geleden.
9. Bij de stukken die de rechtbank heeft ontvangen van de Rechtbank Amsterdam onder zaaknummer AMS 24 4068 WOO is een ontvangstbevestiging van het bezwaarschrift door het Uwv bijgesloten. Uit de weergave van het bezwaar leidt de rechtbank af dat [eiser] wederom vraagt om stukken waarover eerder door het Uwv is beslist. Ook uit de wijze van procederen in deze zaak maakt de rechtbank op dat het [eiser] niet is te doen om openbaarmaking van stukken, maar dat hij uit is op het opnieuw ter discussie stellen van onherroepelijke uitkeringsbesluiten van ongeveer 25 jaar geleden.
10. De rechtbank slaat hierbij acht op het volgende. [eiser] heeft niet gereageerd op de brief van de griffier van 6 augustus 2024 om verduidelijking van zijn tweede beroep. Wel heeft [eiser] onder vermelding van zaaknummer ROT 24/7417 meermaals grote hoeveelheden stukken ingediend onder de vermelding “verzoek om een voorlopige voorziening”. Bij globale bestuderingen van die stukken, blijkt het te gaan om stukken die zien op uitkeringsbesluiten van ongeveer 25 jaar geleden waarover de rechtbank [eiser] eerder heeft bericht dat die onherroepelijk zijn afgedaan. Voorts heeft de rechtbank [eiser] daarover bericht dat geen herzieningsverzoeken meer in behandeling worden genomen, nu al veelvuldig uitspraak daarover is gedaan (zie daarover bijv. ECLI:NL:RBROT:2020:3876; ECLI:NL:RBROT:2021:9003 en ECLI:NL:RBROT:2023:7311). Om die reden heeft de griffier ervan afgezien om zaaknummers voor verzoeken om voorlopige voorzieningen aan te leggen.
11. De grote hoeveelheden niet ter zake doende stukken die [eiser] in deze procedures heeft overgelegd, illustreren dat [eiser] deze procedures te kwader trouw voert (zie nogmaals ECLI:NL:RBROT:2023:7311).

Conclusie en gevolgen

12. De beroepen zijn daarom niet-ontvankelijk. Voor een proceskostenveroordeling bestaat geen aanleiding.

Beslissing

De rechtbank verklaart beide beroepen niet-ontvankelijk.
Deze uitspraak is gedaan door mr. A. Dingemanse, rechter, in aanwezigheid van
mr. R. Stijnen, griffier. De uitspraak is uitgesproken in het openbaar op 29 november 2024.
De griffier en de rechter zijn verhinderd de uitspraak te ondertekenen.
griffier
rechter
Een afschrift van deze uitspraak is verzonden aan partijen op:

Informatie over verzet

Als partijen het niet eens zijn met deze uitspraak, kunnen zij een verzetschrift sturen naar de rechtbank waarin zij uitleggen waarom zij het niet eens zijn met deze uitspraak. Het verzetschrift moet worden ingediend binnen zes weken na de dag waarop deze uitspraak is verzonden. Als partijen graag een zitting willen om het verzetschrift toe te lichten, moeten zij dit in het verzetschrift vermelden.