ECLI:NL:RBROT:2024:13138
Rechtbank Rotterdam
- Verzet
- Rechtspraak.nl
Verzet tegen uitspraak inzake misbruik van recht door veelprocedeerder
In deze zaak heeft de Rechtbank Rotterdam op 31 december 2024 uitspraak gedaan op het verzet van een veelprocedeerder, hier aangeduid als opposant, tegen een eerdere uitspraak van 29 november 2024. In die eerdere uitspraak verklaarde de rechtbank twee beroepen van de opposant wegens niet tijdig beslissen op bezwaar inzake informatieverzoeken niet-ontvankelijk, met als argument dat er sprake was van misbruik van recht. De rechtbank merkte op dat zij zich al jaren ergert aan de stukken die de opposant indient, die vaak onduidelijk en niet te volgen zijn. De rechtbank verzocht de opposant dringend te stoppen met het beschuldigen van magistraten en griffiers van strafbare feiten, die volgens de opposant voortvloeien uit onwelgevallige uitspraken van de rechtbank.
De rechtbank heeft in haar beoordeling vastgesteld dat de opposant het niet eens is met uitkeringsbeslissingen die zijn genomen rond de eeuwwisseling. De rechtbank heeft eerder al geoordeeld dat hierover onherroepelijk is beslist en dat herzieningsverzoeken kansloos zijn. Het indienen van het verzetschrift werd door de rechtbank gekarakteriseerd als misbruik van recht, en daarom werd het verzet niet-ontvankelijk verklaard. De rechtbank merkte op dat er wel griffierecht was voldaan, maar dat dit niet betekent dat er onverschuldigd is betaald, aangezien het griffierecht verschuldigd was en de uitspraak betrekking had op twee verschillende beroepschriften.
De rechtbank concludeerde dat het verzet niet-ontvankelijk is wegens voortdurend misbruik van recht en dat er geen aanleiding is voor een proceskostenveroordeling. De uitspraak is gedaan door mr. P. Vrolijk, rechter, in aanwezigheid van mr. R. Stijnen, griffier, en is uitgesproken in het openbaar op 31 december 2024. Tegen deze uitspraak staat geen hoger beroep of verzet open.