ECLI:NL:RBROT:2024:11876

Rechtbank Rotterdam

Datum uitspraak
29 november 2024
Publicatiedatum
28 november 2024
Zaaknummer
ROT 24/2668
Instantie
Rechtbank Rotterdam
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Bestuursrecht; Bestuursprocesrecht
Procedures
  • Vereenvoudigde behandeling
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Misbruik van recht en niet-ontvankelijkheid in bestuursrechtelijke procedure

In deze uitspraak van de Rechtbank Rotterdam op 29 november 2024, wordt het beroep van eiser tegen een besluit van de deken van de orde van advocaten Amsterdam behandeld. Het bestreden besluit betreft een herhaald verzoek om openbaarmaking op grond van de Wet open overheid. De rechtbank constateert dat eiser geen leesbare gronden van beroep heeft ingediend, maar wel ongevraagd een grote hoeveelheid stukken heeft overgelegd. Deze stukken zijn voornamelijk gerelateerd aan uitkeringsbesluiten van ongeveer 25 jaar geleden, waarover de rechtbank eerder heeft geoordeeld dat deze onherroepelijk zijn afgedaan. De rechtbank heeft eiser eerder geïnformeerd dat er geen herzieningsverzoeken meer in behandeling worden genomen, gezien de vele uitspraken die al zijn gedaan over deze materie.

De rechtbank oordeelt dat het beroep kennelijk niet-ontvankelijk is wegens misbruik van recht. Eiser heeft in het verleden herhaaldelijk misbruik gemaakt van zijn procesrecht, wat de rechtbank dwingt om de misbruikintentie van eiser te veronderstellen. De grote hoeveelheid niet ter zake doende stukken die eiser heeft ingediend, bevestigt dat hij deze procedure te kwader trouw voert. De rechtbank wijst erop dat de herhaalde stelling van eiser dat een andere rechtbank bevoegd zou zijn, niet opgaat volgens de relevante wetgeving.

Uiteindelijk verklaart de rechtbank het beroep niet-ontvankelijk en ziet zij geen aanleiding voor een proceskostenveroordeling. Deze uitspraak is gedaan door mr. A. Dingemanse, in aanwezigheid van griffier mr. R. Stijnen, en is openbaar uitgesproken op dezelfde dag.

Uitspraak

RECHTBANK ROTTERDAM
Bestuursrecht
zaaknummer: ROT 24/2668

uitspraak van de enkelvoudige kamer van 29 november 2024 in de zaak tussen

[Naam], uit [Plaats], eiser

en

Deken orde van advocaten Amsterdam (de deken).

Inleiding

1. In deze uitspraak beslist de rechtbank over het beroep van eiser tegen het bestreden besluit van de deken van 23 februari 2024 waarbij is beslist op het herhaalde verzoek van [eiser] om openbaarmaking op grond van de Wet open overheid.
2. Door de deken is ingestemd met het verzoek om rechtstreeks beroep.
3. Omdat het beroep kennelijk niet-ontvankelijk is, doet de rechtbank uitspraak zonder zitting. Artikel 8:54 van de Algemene wet bestuursrecht (Awb) maakt dat mogelijk.

Beoordeling door de rechtbank

4. De rechtbank stelt vast dat de griffier ten onrechte geen griffierecht heeft geheven. De rechtbank zal [eiser] niet alsnog de gelegenheid bieden het verschuldigde griffierecht te voldoen, omdat het beroep hoe dan ook niet-ontvankelijk is wegens misbruik van recht. De rechtbank legt hieronder uit waarom zij tot dit oordeel komt.
5. Eerder is veelvuldig vastgesteld dat [eiser] misbruik maakt van recht (bijv. ECLI:NL:RBROT:2021:9014 en ECLI:NL:RBROT:2023:7311). Daarom mag de misbruikintentie van [eiser] worden verondersteld, tenzij aanknopingspunten zijn voor het tegendeel. Dergelijke aanknopingspunten doen zich hier niet voor. De rechtbank neemt hierbij het volgende in aanmerking.
6. Het bestreden besluit betreft een beslissing op een herhaald verzoek om openbaarmaking op grond de Wet open overheid. De rechtbank stelt vast dat [eiser] ook in deze zaak geen leesbare gronden van beroep heeft ingediend. Wel heeft [eiser] ongevraagd grote hoeveelheden stukken ingediend. Bij globale bestuderingen van die stukken, blijkt het te gaan om stukken die zien op uitkeringsbesluiten van ongeveer 25 jaar geleden waarover de rechtbank [eiser] eerder heeft bericht dat die onherroepelijk zijn afgedaan. Voorts heeft de rechtbank [eiser] daarover bericht dat geen herzieningsverzoeken meer in behandeling worden genomen, nu al veelvuldig uitspraak daarover is gedaan (zie daarover bijv. ECLI:NL:RBROT:2020:3876; ECLI:NL:RBROT:2021:9003 en ECLI:NL:RBROT:2023:7311).
7. De grote hoeveelheden niet ter zake doende stukken die [eiser] in deze procedure heeft overgelegd, illustreren dat [eiser] deze procedure te kwader trouw voert (zie nogmaals ECLI:NL:RBROT:2023:7311).
8. Verder stuit de herhaalde stelling van [eiser] dat een andere rechtbank bevoegd is af op artikel 8:7, tweede lid, van de Awb.

Conclusie en gevolgen

9. Het beroep is daarom niet-ontvankelijk. Voor een proceskostenveroordeling bestaat geen aanleiding.

Beslissing

De rechtbank verklaart het beroep niet-ontvankelijk.
Deze uitspraak is gedaan door mr. A. Dingemanse, rechter, in aanwezigheid van
mr. R. Stijnen, griffier. De uitspraak is uitgesproken in het openbaar op 29 november 2024.
De griffier en de rechter zijn verhinderd de uitspraak te ondertekenen.
griffier
rechter
Een afschrift van deze uitspraak is verzonden aan partijen op:

Informatie over verzet

Als partijen het niet eens zijn met deze uitspraak, kunnen zij een verzetschrift sturen naar de rechtbank waarin zij uitleggen waarom zij het niet eens zijn met deze uitspraak. Het verzetschrift moet worden ingediend binnen zes weken na de dag waarop deze uitspraak is verzonden. Als partijen graag een zitting willen om het verzetschrift toe te lichten, moeten zij dit in het verzetschrift vermelden.