ECLI:NL:RBROT:2024:11855

Rechtbank Rotterdam

Datum uitspraak
28 november 2024
Publicatiedatum
28 november 2024
Zaaknummer
ROT 24/1557
Instantie
Rechtbank Rotterdam
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Bestuursrecht; Bestuursprocesrecht
Procedures
  • Vereenvoudigde behandeling
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Beroep tegen besluit CAK over rekeningsaldo gemoedsbezwaarden

In deze uitspraak van de Rechtbank Rotterdam op 28 november 2024, wordt het beroep van eiser tegen het besluit van het CAK behandeld. Het CAK had op 9 november 2023 besloten dat het rekeningsaldo voor het jaar 2023 in het kader van de regeling voor gemoedsbezwaarden correct was vastgesteld. Eiser, die eerder al meerdere procedures had aangespannen over deze kwestie, heeft op 17 november 2023 beroep ingesteld bij de Rechtbank Den Haag, die het beroep vervolgens heeft doorgestuurd naar de Rechtbank Rotterdam. De rechtbank oordeelt dat het beroep kennelijk niet-ontvankelijk is, omdat eiser misbruik van recht maakt. Dit oordeel is gebaseerd op het feit dat eiser al eerder over deze kwestie heeft geprocedeerd en dat hij in deze procedure grote hoeveelheden niet ter zake doende stukken heeft ingediend, wat duidt op kwade trouw. De rechtbank verwijst naar eerdere uitspraken waarin is vastgesteld dat eiser misbruik van recht maakt. De rechtbank besluit het beroep niet-ontvankelijk te verklaren, waardoor het bestreden besluit van het CAK in stand blijft. Er is geen aanleiding voor een proceskostenveroordeling.

Uitspraak

RECHTBANK ROTTERDAM
Bestuursrecht
zaaknummer: ROT 24/1557

uitspraak van de enkelvoudige kamer van 28 november 2024 in de zaak tussen

[Naam] ([eiser]), uit [Plaats], eiser

en

Het CAK.

Inleiding

1. In deze uitspraak beslist de rechtbank over het beroep van [eiser] tegen het bestreden besluit van het CAK van 9 november 2023 waarin is beslist dat het rekeningsaldo voor het jaar 2023 in het kader van de regeling voor gemoedsbezwaarden op het juiste bedrag is vastgesteld.
2. [eiser] heeft tegen het bestreden besluit op 17 november 2023 beroep ingesteld bij de Rechtbank Den Haag. De griffier van die rechtbank heeft met toepassing van artikel 6:15 van Algemene wet bestuursrecht (Awb) het beroep doorgestuurd naar de rechtbank. Daarbij is vermeld dat het griffierecht is voldaan.
3. Omdat het beroep kennelijk niet-ontvankelijk is, doet de rechtbank uitspraak zonder zitting. Artikel 8:54 van de Algemene wet bestuursrecht (Awb) maakt dat mogelijk.

Beoordeling door de rechtbank

4. De rechtbank komt tot het oordeel dat het beroep kennelijk niet-ontvankelijk is omdat eiser misbruik van recht maakt. De rechtbank legt hierna uit hoe zij tot dit oordeel komt.
5. Het rekeningsaldo is gekoppeld aan de ingangsdatum van de ontheffing die de Raad van bestuur van de Sociale verzekeringsbank (Svb) heeft vastgesteld. [eiser] is daarmee bekend. [eiser] heeft over die ingangsdatum ook al meermaals geprocedeerd. Zo heeft de voorzieningenrechter van de Centrale Raad van Beroep bij uitspraak van 26 januari 2023 (ECLI:NL:CRVB:2023:199) geoordeeld dat de rechtbank terecht heeft overwogen dat [eiser] niet aannemelijk heeft gemaakt dat hij eerder dan in december 2019 een verzoek heeft ingediend om als gemoedsbezwaarde te worden ontheven van de verzekeringsplicht voor de Wet langdurige zorg. Daarom heeft de Svb de ontheffing terecht met ingang van december 2019 verleend. Met die uitspraak heeft de voorzieningenrechter direct uitspraak gedaan in het hoger beroep door de uitspraak van de rechtbank van 26 oktober 2022 te bevestigen.
6. De rechtbank merkt op dat [eiser] deze kwestie waarin onherroepelijk is geoordeeld door de hogerberoeprechter opnieuw wenst aan te zwengelen door rechtsmiddelen in te stellen tegen het vastgestelde rekeningsaldo. Ook stelt de rechtbank vast dat [eiser] eerder zonder succes bij de Rechtbank Den Haag heeft geprocedeerd over zijn ingebrekestelling van het CAK ten aanzien van het uitblijven van een bewijsontvangst van brieven ten aanzien van de melding gemoedsbezwaarde van 8 augustus 2008 (ECLI:NL:RBDHA:2023:18675 en ECLI:NL:RBDHA:2024:431).
7. Naar het oordeel van de rechtbank maakt [eiser] zich met dit procedeergedrag schuldig aan misbruik van recht. Daarbij laat de rechtbank meewegen dat de rechtbank zeer dikwijls heeft vastgesteld dat [eiser] misbruik van recht maakt, zodat de misbruikintentie verondersteld mag worden (bijv. ECLI:NL:RBROT:2021:9014 en ECLI:NL:RBROT:2023:7311). Gelet op het zojuist beschreven procedeergedrag zijn er geen aanknopingspunten dat [eiser] zich ditmaal niet schuldig maakt aan misbruik van recht. Ook de grote hoeveelheden niet ter zake doende stukken die [eiser] in deze procedure heeft overgelegd, illustreren dat [eiser] deze procedure te kwader trouw voert (zie nogmaals ECLI:NL:RBROT:2023:7311).

Conclusie en gevolgen

8. Het beroep is daarom niet-ontvankelijk. Dat betekent dat de rechtbank het beroep niet inhoudelijk beoordeelt en dat het bestreden besluit in stand blijft. Voor een proceskostenveroordeling bestaat geen aanleiding.

Beslissing

De rechtbank verklaart het beroep niet-ontvankelijk.
Deze uitspraak is gedaan door mr. A. Dingemanse, rechter, in aanwezigheid van
mr. R. Stijnen, griffier. De uitspraak is uitgesproken in het openbaar op 28 november 2024.
griffier
rechter
Een afschrift van deze uitspraak is verzonden aan partijen op:

Informatie over verzet

Als partijen het niet eens zijn met deze uitspraak, kunnen zij een verzetschrift sturen naar de rechtbank waarin zij uitleggen waarom zij het niet eens zijn met deze uitspraak. Het verzetschrift moet worden ingediend binnen zes weken na de dag waarop deze uitspraak is verzonden. Als partijen graag een zitting willen om het verzetschrift toe te lichten, moeten zij dit in het verzetschrift vermelden.