ECLI:NL:RBROT:2024:11868

Rechtbank Rotterdam

Datum uitspraak
29 november 2024
Publicatiedatum
28 november 2024
Zaaknummer
ROT 24/8184
Instantie
Rechtbank Rotterdam
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Bestuursrecht; Bestuursprocesrecht
Procedures
  • Vereenvoudigde behandeling
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Misbruik van recht in bestuursrechtelijke procedure inzake openbaarmaking op grond van de Wet open overheid

In deze uitspraak van de Rechtbank Rotterdam op 29 november 2024, wordt het beroep van eiser tegen het besluit van de deken van de Orde van Advocaten behandeld. Het primaire besluit betreft een herhaald verzoek om openbaarmaking op basis van de Wet open overheid, waarbij het bezwaar door de deken niet-ontvankelijk is verklaard omdat eiser niet tijdig de gronden van bezwaar heeft ingediend. De rechtbank constateert dat het beroepschrift van eiser eveneens geen leesbare gronden bevatte. Eiser is meerdere keren in de gelegenheid gesteld om de gronden van het beroep in te dienen, maar heeft hier niet op gereageerd. In plaats daarvan heeft eiser ongevraagd grote hoeveelheden stukken ingediend, die betrekking hebben op uitkeringsbesluiten van ongeveer 25 jaar geleden, waarover de rechtbank eerder heeft geoordeeld dat deze onherroepelijk zijn afgedaan.

De rechtbank oordeelt dat het beroep kennelijk niet-ontvankelijk is en doet uitspraak zonder zitting, zoals mogelijk gemaakt door artikel 8:54 van de Algemene wet bestuursrecht. De rechtbank stelt vast dat de griffier ten onrechte geen griffierecht heeft geheven, maar biedt eiser geen gelegenheid om dit alsnog te voldoen, omdat het beroep om andere redenen niet-ontvankelijk is verklaard. Eiser heeft in het verleden al herhaaldelijk misbruik van recht gemaakt, wat de rechtbank in haar overwegingen meeneemt. De grote hoeveelheden irrelevante stukken en het niet reageren op verzoeken om gronden in te dienen, illustreren dat eiser deze procedure te kwader trouw voert.

De rechtbank concludeert dat het beroep niet-ontvankelijk is en er geen aanleiding is voor een proceskostenveroordeling. De uitspraak is gedaan door mr. A. Dingemanse, rechter, in aanwezigheid van mr. R. Stijnen, griffier, en is openbaar uitgesproken op 29 november 2024.

Uitspraak

RECHTBANK ROTTERDAM
Bestuursrecht
zaaknummer: ROT 24/8184

uitspraak van de enkelvoudige kamer van 29 november 2024 in de zaak tussen

[Naam], uit [Plaats], eiser

en

Deken van de Orde van Advocaten in het arrondissement Den Haag (de deken).

Inleiding

1. In deze uitspraak beslist de rechtbank over het beroep van eiser tegen het bestreden besluit van de deken van 23 juli 2024 waarbij het bezwaar tegen het besluit van 30 april 2024 inzake een herhaald verzoek om openbaarmaking niet-ontvankelijk is verklaard.
2. Omdat het beroep kennelijk niet-ontvankelijk is, doet de rechtbank uitspraak zonder zitting. Artikel 8:54 van de Algemene wet bestuursrecht (Awb) maakt dat mogelijk.

Beoordeling door de rechtbank

3. De rechtbank stelt vast dat de griffier ten onrechte geen griffierecht heeft geheven. De rechtbank zal [eiser] niet alsnog de gelegenheid bieden het verschuldigde griffierecht te voldoen, omdat het beroep hoe dan ook niet-ontvankelijk is wegens misbruik van recht. De rechtbank legt hieronder uit waarom zij tot dit oordeel komt.
4. Eerder is veelvuldig vastgesteld dat [eiser] misbruik maakt van recht (bijv. ECLI:NL:RBROT:2021:9014 en ECLI:NL:RBROT:2023:7311). Daarom mag de misbruikintentie van [eiser] worden verondersteld, tenzij aanknopingspunten zijn voor het tegendeel. Dergelijke aanknopingspunten doen zich hier niet voor. De rechtbank neemt hierbij het volgende in aanmerking.
5. Het primaire besluit van 30 april 2024 betreft een beslissing op een herhaald verzoek om openbaarmaking op grond de Wet open overheid. Het bezwaar heeft de deken niet-ontvankelijk verklaard omdat [eiser] niet binnen de geboden termijn de gronden van bezwaar heeft ingediend. Omdat ook het beroepschrift van [eiser] geen leesbare gronden bevat, heeft de griffier [eiser] bij aangetekende brief van 2 september 2024 in de gelegenheid gesteld de gronden tegen het bestreden besluit in te dienen. Omdat die brief niet is afgehaald en retour is gezonden, heeft de griffier [eiser] bij gewone brief van 27 september 2024 opnieuw vier weken geboden om de gronden van het beroep in te dienen. [eiser] heeft hier niet op gereageerd.
6. Wel heeft [eiser] ongevraagd grote hoeveelheden stukken ingediend. Bij globale bestuderingen van die stukken, blijkt het te gaan om stukken die zien op uitkeringsbesluiten van ongeveer 25 jaar geleden waarover de rechtbank [eiser] eerder heeft bericht dat die onherroepelijk zijn afgedaan. Voorts heeft de rechtbank [eiser] daarover bericht dat geen herzieningsverzoeken meer in behandeling worden genomen, nu al veelvuldig uitspraak daarover is gedaan (zie daarover bijv. ECLI:NL:RBROT:2020:3876; ECLI:NL:RBROT:2021:9003 en ECLI:NL:RBROT:2023:7311).
7. De grote hoeveelheden niet ter zake doende stukken die [eiser] in deze procedure heeft overgelegd en het niet ingaan op verzoeken om gronden in te dienen, illustreren dat [eiser] deze procedure te kwader trouw voert (zie nogmaals ECLI:NL:RBROT:2023:7311).

Conclusie en gevolgen

8. Het beroep is daarom niet-ontvankelijk. Voor een proceskostenveroordeling bestaat geen aanleiding.

Beslissing

De rechtbank verklaart het beroep niet-ontvankelijk.
Deze uitspraak is gedaan door mr. A. Dingemanse, rechter, in aanwezigheid van
mr. R. Stijnen, griffier. De uitspraak is uitgesproken in het openbaar op 29 november 2024.
De griffier en de rechter zijn verhinderd de uitspraak te ondertekenen.
griffier
rechter
Een afschrift van deze uitspraak is verzonden aan partijen op:

Informatie over verzet

Als partijen het niet eens zijn met deze uitspraak, kunnen zij een verzetschrift sturen naar de rechtbank waarin zij uitleggen waarom zij het niet eens zijn met deze uitspraak. Het verzetschrift moet worden ingediend binnen zes weken na de dag waarop deze uitspraak is verzonden. Als partijen graag een zitting willen om het verzetschrift toe te lichten, moeten zij dit in het verzetschrift vermelden.