Ten aanzien van het betoog van eiseres dat verweerder ten onrechte meteen boetes heeft opgelegd in plaats van eerst een waarschuwing te geven, overweegt de rechtbank als volgt.
In bezwaar in de zaak met zaaknummer ROT 20/2357 heeft eiseres aangevoerd dat de opgelegde boetes in strijd zijn met verweerders eigen Handhavingsprotocol, nu daaruit blijkt dat bij een eerste vaststelling van verontreinigingen op een karkas een schriftelijke waarschuwing wordt opgemaakt. Uit niets blijkt uit dat het hier om een herhaalde bevinding gaat van een bezoedeling binnen een tijdsperiode als genoemd in het Handhavingsprotocol.
Verweerder heeft in reactie op deze bezwaargrond in het bestreden besluit I op pagina 6 overwogen dat verontreinigd vlees onder andere kan leiden tot besmetting met bacteriën, wat een ernstig gevaar voor de volksgezondheid oplevert. Volgens verweerder wordt overtreding van een hygiëneverplichting gezien als ernstige overtreding waarvoor direct een boete wordt opgelegd en niet eerst wordt gewaarschuwd.
Op pagina 2 van de verweerschriften van 30 september 2020 en van 22 juli 2021 heeft verweerder toegelicht dat het bedrijf van eiseres onder permanent toezicht staat, dat de constateringen door de toezichthouder in het kader van regulier toezicht zijn gedaan en dat daarom in deze boetezaken sprake was van heterdaadbevindingen. Conform Bijlage 1 van het Specifiek Interventiebeleid Vlees (kenmerk IB01-SPEC25) van 1 juli 2013 (regel A2) wordt het overtreden van artikel 3, eerste lid, gelet op bijlage III van verordening 853/2004 als een ernstige overtreding aangemerkt waarvoor direct een boete wordt opgelegd. Voorts dient volgens het Algemeen Interventiebeleid bij een herhaalde overtreding, zoals in deze zaken aan de orde, direct een boete in plaats van een schriftelijke waarschuwing te worden opgelegd.
Ter zitting heeft verweerder nader toegelicht dat het door eiseres genoemde Handhavingsprotocol op basis waarvan een aantal steekproeven wordt verricht binnen een bepaald tijdsbestek en bij de eerste keer vaststellen van verontreiniging op karkas(sen) een schriftelijke waarschuwing wordt opgemaakt, niet van toepassing is in zaken waarin de controles door de NVWA plaatsvinden in het kader van regulier toezicht en sprake is van heterdaadbevindingen. Dat is in deze vier boetezaken het geval.
Hoewel verweerder in het bestreden besluit I niet is ingegaan op het door eiseres in bezwaar aangehaalde Handhavingsprotocol en de vraag of dit protocol in de drie boetezaken waarop dit besluit ziet al dan niet van toepassing is, ziet de rechtbank geen aanleiding voor vernietiging van het bestreden besluit I op dit punt. Uit de rapporten van bevindingen in deze drie boetezaken blijkt dat het om controles in het kader van regulier toezicht ging; in boetezaak 201901387 wordt in het rapport van bevindingen ook genoemd dat het om een heterdaadbevinding ging. Het Handhavingsprotocol is dus niet van toepassing.
Ook uit het rapport van bevindingen in boetezaak 201802027 (beroep ROT 20/2628) blijkt dat het om een constatering bij een controle in het kader van regulier toezicht ging. Daarnaast is onbetwist dat het in deze zaken om herhaalde overtredingen gaat.
Verweerder stelt zich dan ook terecht op het standpunt dat niet eerst een schriftelijke waarschuwing in plaats van een boete aan eiseres had moeten worden opgelegd.
Het betoog slaagt dus niet.