3.1.Met de inwerkintreding van de Wet beloningsbeleid financiële ondernemingen (Wbfo; Stb. 2015, 45) op 7 februari 2015 zijn in hoofdstuk 1.7 van de Wft regels omtrent het beloningsbeleid van financiële ondernemingen neergelegd, waaronder de regels die zijn opgenomen in de onderstaande artikelen die [eiseres] volgens de AFM met haar beloningsbeleid heeft overtreden:
Op grond van artikel 1:118, tweede lid, aanhef en onder d, van de Wft omvat het beloningsbeleid ten minste het volgende element: de criteria en prestaties waar de variabele beloning op wordt gebaseerd, waaronder de prestaties van een natuurlijk persoon werkzaam onder zijn verantwoordelijkheid, het bedrijfsonderdeel en de onderneming.
Op grond van artikel 1:118, derde lid, van de Wft worden bij de beoordeling van de in het tweede lid, onderdeel d, bedoelde prestaties zowel financiële als niet-financiële criteria gehanteerd. De variabele beloning wordt voor ten minste 50% gebaseerd op niet-financiële criteria.
Op grond van artikel 1:119, eerste lid, laatste volzin, van de Wft is het beloningsbeleid van een financiëledienstverlener die niet het bedrijf van financiële instelling, bank of verzekeraar uitoefent, erop gericht te voorkomen dat consumenten, cliënten, deelnemers, pensioendeelnemers of pensioengerechtigden onzorgvuldig worden behandeld.
Op grond van artikel 1:119, tweede lid, van de Wft, zoals dit luidde tot 1 januari 2019, zijn artikel 1:118, tweede lid, aanhef en onderdelen a, c en d, en derde lid, van overeenkomstige toepassing op een financiëledienstverlener die niet het bedrijf van financiële instelling, bank of verzekeraar uitoefent
Op grond van artikel 1:121, eerste lid, van de Wft bedraagt de variabele beloning die een financiële onderneming met zetel in Nederland toekent aan een natuurlijk persoon werkzaam onder haar verantwoordelijkheid, ten hoogste 20% van de vaste beloning van die persoon op jaarbasis.
3.2.1.[eiseres] had geen hypotheekadviseurs in loondienst, maar werkte uitsluitend met hypotheekadviseurs die op basis van een freelanceovereenkomst als zzp’er werkten. Nieuwe adviseurs werden door [eiseres] ingehuurd voor een proefperiode van twee maanden. Gedurende deze periode werden zij voor 30 uur per maand ingehuurd tegen een uurtarief van € 50,-. Bovenop het salaris van € 1.500,- per maand ontvingen de adviseurs van [eiseres] een onkostenvergoeding. Na deze proefperiode werden de adviseurs door [eiseres] telkens voor een periode van drie maanden ingehuurd en werden zij beloond aan de hand van de beloningscomponenten die zijn neergelegd in het door [eiseres] gehanteerde document ‘Beheerst beloningsbeleid’ (BBB). Het ging daarbij om de volgende beloningscomponenten: een vaste maandelijkse beloning, een bonusregeling/variabel inkomen, een onkostenvergoeding en een aandraagvergoeding. Volgens het BBB werden alle gezamenlijke kosten, waaronder alle vaste en variabele beloningen van de adviseurs, betaald uit een “centrale pot” (de adviseurspot), waarin 50% van de door de adviseurs gemaakte omzet werd gestort (de andere 50% was voor [eiseres] ). Indien 50% van het bedrag in de adviseurspot onvoldoende was voor het uitkeren van de vaste beloningen en onkosten, was [eiseres] verplicht dit bedrag aan te vullen. Indien na uitbetaling van de vaste maandelijkse beloning in de adviseurspot een restantsaldo overbleef, dan werd dit volgens het BBB per drie maanden naar rato en op basis van gestaffelde kwaliteitschecks uitgekeerd aan de adviseurs van [eiseres] (bonusregeling op bedrijfsniveau).
3.2.2.Uit de tussen [eiseres] en de adviseurs gesloten freelanceovereenkomsten, het document ‘Adviseur bij [eiseres] ’, Excelbestanden met daarin berekeningen van ‘Basis’ bedragen, interne e-mailcommunicatie, salarisspecificaties en de zienswijze blijken drie rekenformules die tezamen de vaste maandelijkse beloning (het basissalaris) berekenden.
Het basisbedrag
Het minimaal aantal uren per maand waarvoor een adviseur voor een periode van telkens drie maanden door [eiseres] werd ingehuurd werd bepaald aan de hand van een zogenaamd ‘basisbedrag’. Dit basisbedrag werd berekend aan de hand van de gemiddelde omzet die de betreffende adviseur had gemaakt in de voorgaande drie maanden. De omzet bestond uit het totaal van de bedragen die in de betreffende drie maanden met de in de klanten gesloten opdrachten tot dienstverlening (OTD’s) waren afgesproken. Latere eventuele teruggedraaide posten werden met de omzet verrekend, wat betekent dat werd gerekend aan de hand van de netto gemaakte omzet. Het basisbedrag werd voor ieder nieuw kwartaal opnieuw vastgesteld, met de volgende formule: basisbedrag per maand = omzet afgelopen drie maanden / 3 x 0,25.
De in te huren uren
Vervolgens werd het minimaal aantal in te huren uren berekend aan de hand van het basisbedrag. Het basisbedrag werd gedeeld door het vaste uurtarief van € 50,-, wat neerkomt op de volgende formule: minimaal in te huren uren per maand = basisbedrag / € 50,-.
Het basissalaris
Om tot het basissalaris van de adviseur te komen, werd het minimaal aantal in te huren uren per maand vervolgens weer vermenigvuldigd met het vaste uurtarief van € 50,-, wat neerkomt op de volgende formule: basissalaris = minimaal aantal in te huren uren per maand x € 50,-.
3.2.3.De uitkering van de bonusregeling op bedrijfsniveau geschiedde door het eventuele restantsaldo in de adviseurspot na betaling van alle gezamenlijke kosten, te delen door het aantal actieve adviseurs. Daaruit volgde het beschikbare bedrag per adviseur. De hoogte van het uit te keren bedrag werd vervolgens berekend aan de hand van vijf doelstellingen, te weten: minimaal twee positieve reviews zijn terug te vinden op beoordelingswebsites, geen binnengekomen klachten, alle ingestuurde hypotheekaanvragen zijn foutloos door alle kwaliteitschecks gekomen, de omzetdoelstelling van gemiddeld € 10.000,- per maand is behaald en er zijn twee leads uit eigen netwerk aangedragen. Alle doelstellingen golden ten aanzien van de adviseurs afzonderlijk en dienden te worden behaald in de periode van drie maanden waarover de adviseurspot was opgebouwd. Per behaalde doelstelling werd 20% van het beschikbare bedrag uitgekeerd aan de adviseur.
3.2.4.Volgens het document ‘Adviseur bij [eiseres] ’ ontvingen de adviseurs naast het basissalaris nog een dossiervergoeding van zes uur à € 50,- per dossier. Wanneer het om een klant uit het eigen netwerk ging bedroeg de dossiervergoeding tien uur à € 50,-. Deze vergoedingen konden volgens [eiseres] oplopen tot een maximum van 20% van het basissalaris. Per dossier werd een uur verrekend ten gunste van de afdeling Compliance.
3.2.5.Ook werd aan adviseurs volgens dit document een vergoeding betaald per cross-sell (de verkoop van andere producten/diensten dan het afsluiten van OTD’s). Daarbij golden de volgende bedragen: taxatie via Taxatiepunt: € 25,-, notarisservice: € 25,- per akte, verzekeringen: € 50,- en kredieten: € 5,- per lead en bij doorgang van minstens l krediet per maand.
3.2.6.Tot slot werd in e-mails van [eiser 1] regelmatig verwezen naar een extra bonus uit de adviseurspot bij een door de adviseurs gezamenlijk te behalen omzet. Daarbij werden bijvoorbeeld bonussen van € 1.000,- en € 2.272,72 per adviseur voor mogelijk gehouden.
3.2.7.Gezien het voorgaande bestond de beloning die [eiseres] aan de adviseurs betaalde, naast de gemaakte onkosten, dus uit zes componenten: (i) een basissalaris, (ii) een dossiervergoeding, (iii) een aandraagvergoeding, (iv) een vergoeding voor cross-sells, (v) een bonusregeling op bedrijfsniveau en (vi) overige bonussen uit de adviseurspot.