2.2.Bij bestreden besluit II heeft de AFM [eiseres] met verwijzing naar artikel 1:97, vijfde lid, van de Wft, zoals dit destijds luidde, medegedeeld dat zij, begeleid door een aangepast persbericht, bekend zal maken dat [eiseres] bezwaar heeft gemaakt tegen het primaire besluit en wat de uitkomst van dat bezwaar is, alsmede dat [eiseres] beroep heeft ingesteld tegen bestreden besluit I, welk besluit de AFM daarbij tevens zal publiceren.
3. De rechtbank stelt voorop dat aan het primaire besluit en bestreden besluit I dezelfde feitelijke handelingen van [eiseres] en op grond daarvan door de AFM vastgestelde overtredingen van de Wft ten grondslag liggen. Anders dan [eiseres] lijkt te willen te betogen, staat geen rechtsregel eraan in de weg dat de AFM haar conclusie dat deze handelingen maken dat sprake is van (deze) overtredingen bij haar besluit op bezwaar van een nadere dan wel gewijzigde motivering voorziet ten opzichte van het primaire besluit. Dat de AFM de feitelijk handelingen van [eiseres] eerst in dat besluit heeft aangemerkt als de door The Committee of European Securities Regulators (CESR) in haar leidraad (CESR/04-505b) genoemde vormen van marktmanipulatie ‘pump and dump’, ‘trash and cash’ en ‘wash trades’, maakt niet dat van een wijziging in de [eiseres] verweten overtredingen van de Wft sprake is, nog daargelaten of een dergelijke wijziging bij een beslissing op bezwaar als onrechtmatig zou moeten worden aangemerkt.
4. De rechtbank stelt vast dat de AFM ter onderbouwing van het gestelde manipulatieve handelsgedrag van [eiseres] tijdens de handelsmomenten A, B, C, E en H heeft volstaan met een verwijzing naar grafieken, die volgens de AFM voor deze handelsmomenten eenzelfde patroon in het handelsgedrag van [eiseres] laten zien als hiervoor in 1.3. is beschreven voor handelsmoment D. Nu met deze grafieken niet of nauwelijks inzicht wordt gegeven in de concrete feitelijke handelingen van [eiseres] tijdens deze handelsmomenten, is de rechtbank met [eiseres] van oordeel dat daarmee geen bewijs wordt geleverd voor het verweten manipulatieve handelsgedrag tijdens die momenten. Voor zover uit de grafieken kan worden opgemaakt dat de spread verkrapt en de volatiliteit toeneemt op het moment dat [eiseres] actief wordt in de handel in de desbetreffende aandelen, leidt dit niet tot een ander oordeel. Zoals de AFM ook zelf in bestreden besluit I opmerkt, staat met het verkrappen van de spread en het toenemen van de volatiliteit immers niet vast dat de markt is gemanipuleerd. De rechtbank zal de handelsmomenten A, B, C, E en H verder dan ook buiten beschouwing laten bij de beoordeling of [eiseres] artikel 5:58, eerste lid, aanhef en onder a en b, van de Wft heeft overtreden.
5. Ten aanzien van de handelsmomenten D, F, G en I (waaronder het handelen met zichzelf tijdens handelsmoment D, de gestelde ‘wash trades’) is de rechtbank van oordeel dat de feitelijke handelingen van [eiseres] tijdens deze handelsmomenten, dat wil zeggen de orderinleg van [eiseres], met de visualisaties van de orderboeken in bijlagen 2 (2A tot en met 2D) en 3 (3A tot en met 3G) bij bestreden besluit I en de toelichting daarop in dit besluit wel afdoende zijn beschreven om inzicht te krijgen in het handelsgedrag van [eiseres] tijdens deze handelsmomenten.
6. [ eiseres] betoogt dat de AFM deze beschrijving evenwel in strijd met het beginsel van hoor en wederhoor heeft doen steunen op omvangrijk nieuw bewijsmateriaal, waarmee zij voor het eerst is geconfronteerd bij de ontvangst van bestreden besluit I, zodat dit bewijsmateriaal buiten beschouwing moet blijven. Daarbij wijst [eiseres] erop dat de AFM voorafgaand aan de hoorzitting in bezwaar desgevraagd te kennen heeft gegeven dat er geen nieuwe stukken zijn toegevoegd aan het dossier zoals dat ten behoeve van het verzoek om voorlopige voorziening bij de rechtbank is ingediend.