Uitspraak
Rechtbank Rotterdam
[naam] B.V., te [vestigingsplaats], verzoekster,
Rechtbank Rotterdam
In deze zaak heeft de Rechtbank Rotterdam op 7 maart 2014 uitspraak gedaan in een verzoek om voorlopige voorziening van een besloten vennootschap (verzoekster) tegen de Autoriteit Financiële Markten (AFM). De AFM had op 31 december 2013 een bestuurlijke boete van € 2.000.000,- opgelegd aan verzoekster wegens het zonder vergunning aanbieden van krediet, in strijd met artikel 2:60 van de Wet op het financieel toezicht (Wft). Verzoekster heeft bezwaar gemaakt tegen dit boetebesluit en verzocht om schorsing van de openbaarmaking van het besluit.
Tijdens de zitting op 5 februari 2014 heeft de voorzieningenrechter het onderzoek geschorst om beide partijen in de gelegenheid te stellen hun standpunten schriftelijk nader toe te lichten. De voorzieningenrechter heeft uiteindelijk geoordeeld dat verzoekster zonder vergunning krediet heeft aangeboden en daarmee de Wft heeft overtreden. De voorzieningenrechter heeft de argumenten van verzoekster, waaronder het betoog dat de kosten voor spoedoverboekingen en papieren facturen onbetekenend waren, verworpen. De voorzieningenrechter oordeelde dat de bedrijfsvoering van verzoekster erop gericht was dat een aanzienlijk deel van haar klanten gebruik maakte van deze kosten, wat niet in lijn was met de wetgeving.
De voorzieningenrechter heeft de AFM opgedragen om het openbaar te maken boetebesluit te schonen van bepaalde passages en heeft AFM verboden om op Twitter een bericht te plaatsen over de boeteoplegging. De voorzieningenrechter heeft het verzoek om voorlopige voorziening gedeeltelijk toegewezen, maar het verzoek om schorsing van de publicatie van het volledige boetebesluit afgewezen. Tevens is AFM veroordeeld tot vergoeding van de proceskosten en het griffierecht aan verzoekster.