Uitspraak
Rechtbank Rotterdam
uitspraak van de enkelvoudige kamer van 20 juli 2021 in de zaken tussen
[eiseres] , te [plaats] , eiseres,
de minister van Landbouw, Natuur en Voedselkwaliteit, verweerder,
de Staat der Nederlanden (de minister van Justitie en Veiligheid).
Procesverloop
Overwegingen
Tijdens mijn inspectie bevond ik mij op het terrein van [eiseres] . Op het moment dat ik vanuit het gebouw naar buiten stapte zag ik dat een rund ontsnapte uit de wachtruimte voor de 'doodmaak-ruimte'. Ik zag dat het dier, vanuit mijn standpunt gezien, direct linksom de hoek om rende richting de uitgang van het bedrijf. Ik ben ook die hoek omgelopen en zag geen loslopend rund meer. Ik heb aan een personeelslid gevraagd waar het rund gebleven was. Hij vertelde mij dat het dier van het terrein af de straat was opgelopen.
Tijdens mijn inspectie bevond ik mij op het buitenterrein en in het naast gelegen weiland bij slachterij [eiseres]
.Op grond van het Bpb wordt voor de reiskosten een bedrag toegekend dat gelijk is aan de reiskosten per openbaar vervoer, tweede klasse. Gelet hierop stelt de rechtbank de te vergoeden reiskosten van de directeur van eiseres conform opgave vast op € 38,10. Ook heeft eiseres een bedrag van € 55,80 aan verschotten opgegeven. Volgens eiseres ziet dit op de kosten van het aangetekend versturen, papier, postzegels en enveloppen. Dergelijke kosten worden op grond van het Bpb echter niet vergoed. Daarnaast heeft eiseres gevraagd om vergoeding van verletkosten voor het bijwonen van de zitting door de gemachtigde, de directeur van eiseres. Eiseres heeft een bedrag van € 360,- opgegeven voor zes uren. Eiseres heeft ter zitting aangegeven dat dit betrekking heeft op de behandeling van al haar beroepen tezamen op de zitting van 9 juni 2021. Eiseres heeft een loonspecificatie van de gemachtigde overgelegd en daarop staat een uurloon van afgerond € 50,-. Gelet op de reistijd van de gemachtigde en de duur van de gezamenlijke behandeling van de beroepen van eiseres inzake de Wet dieren vindt de rechtbank een vergoeding voor vijf uren redelijk. De toe te kennen verletkosten voor die beroepen van eiseres tezamen zijn dan € 250,-. In totaal moet dus voor het bijwonen van de zitting door de gemachtigde van eiseres een bedrag van € 288,10 (reiskosten en verletkosten) worden vergoed. Het gaat hier om een gezamenlijk behandeling van meerdere beroepen en de rechtbank zal dit bedrag dan ook evenredig verdelen over de drie beroepen van eiseres die op dezelfde zitting zijn behandeld en gegrond zijn verklaard vanwege een overschrijding van de redelijke termijn. Dat betekent dat in ROT 19/6423, ROT 20/535 en ROT 20/542 een bedrag van € 96,04 per beroep aan eiseres wordt vergoed. In dit beroep dient dit bedrag geheel door de Staat der Nederlanden (de minister van Justitie en Veiligheid) te worden vergoed.
Beslissing
- verklaart het beroep ROT 20/539 ongegrond;
- verklaart het beroep ROT 19/6423 gegrond;
- vernietigt in ROT 19/6423 het bestreden besluit, voor zover dat ziet op de hoogte van de boete;
- bepaalt dat deze uitspraak in de plaats treedt van het vernietigde deel van het besluit;
- herroept in ROT 19/6423 het primaire besluit, voor zover dat ziet op de hoogte van de boete;
- stelt in ROT 19/6423 het boetebedrag vast op € 2.375,-;
- bepaalt dat de Staat der Nederlanden (de minister van Justitie en Veiligheid) aan eiseres € 345,- aan griffierecht vergoedt;
- veroordeelt de Staat der Nederlanden (de minister van Justitie en Veiligheid) in de proceskosten van eiseres tot een bedrag van € 96,04.