ECLI:NL:CBB:2019:551
College van Beroep voor het bedrijfsleven
- Hoger beroep
- Rechtspraak.nl
Beoordeling van de geschiktheid van een koe voor transport en de gevolgen van de ziekte van Mortellaro
In deze zaak heeft het College van Beroep voor het Bedrijfsleven op 5 november 2019 uitspraak gedaan in hoger beroep over een bestuurlijke boete die was opgelegd aan een veehouder door de minister van Landbouw, Natuur en Voedselkwaliteit. De minister had de veehouder een boete van € 1.500,- opgelegd omdat hij een koe had laten vervoeren die niet geschikt was voor het voorgenomen transport. De koe zou niet in staat zijn geweest zich op eigen kracht pijnloos te bewegen, wat in strijd is met de geldende wetgeving omtrent het vervoer van dieren.
De veehouder betwistte de beschuldigingen en voerde aan dat de koe niet ongeschikt was voor transport. Het College oordeelde dat, hoewel de minister voldoende bewijs had geleverd dat de koe kreupel was, de veehouder met deskundigenverklaringen had aangetoond dat er twijfel bestond over de geschiktheid van de koe voor transport. De rechtbank had eerder de uitspraak van de minister vernietigd, en het College bevestigde deze beslissing. Het College concludeerde dat de minister niet voldoende had aangetoond dat de veehouder de verweten overtreding had begaan, en dat de twijfel over de geschiktheid van de koe voor transport niet was weggenomen door de argumenten van de minister.
De uitspraak benadrukt het belang van deskundigenverklaringen in zaken die betrekking hebben op dierenwelzijn en de noodzaak voor bestuursorganen om voldoende bewijs te leveren bij het opleggen van sancties. Het College bevestigde de uitspraak van de rechtbank en verklaarde het hoger beroep ongegrond.