In deze uitspraak beoordeelt de Rechtbank Oost-Brabant het beroep van eiseres tegen een naheffingsaanslag parkeerbelasting die haar door de heffingsambtenaar van de gemeente 's-Hertogenbosch is opgelegd. De naheffingsaanslag, die op 25 mei 2022 werd opgelegd, betrof een bedrag van € 69,69, waarvan € 3,19 parkeerbelasting en € 66,50 aan kosten voor naheffing. Eiseres heeft bezwaar gemaakt tegen deze aanslag, maar de heffingsambtenaar heeft het bezwaar op 26 oktober 2022 afgewezen. Eiseres heeft vervolgens beroep ingesteld bij de rechtbank.
Tijdens de zitting op 15 juni 2023 is gebleken dat zowel de gemachtigde van eiseres als de vertegenwoordiger van de heffingsambtenaar niet aanwezig waren. De rechtbank heeft vastgesteld dat de griffier de gemachtigde van eiseres tijdig had uitgenodigd, maar dat deze niet op de uitnodiging had gereageerd. De rechtbank heeft de feiten vastgesteld en geconcludeerd dat eiseres op 16 mei 2022 geparkeerd stond op een plek waar betaald parkeren geldt, en dat zij de parkeerbelasting niet had voldaan.
Eiseres heeft in haar beroep aangevoerd dat de Verordening parkeerbelasting 2022 in strijd is met hoger recht, omdat het maximale bedrag aan kosten voor naheffing niet tijdig bekend was gemaakt. De rechtbank heeft deze stelling verworpen, omdat de bekendmakingsdatum niet als een fatale termijn kan worden beschouwd. Daarnaast heeft eiseres gesteld dat de hoorplicht is geschonden, omdat zij om een hoorzitting had verzocht, maar deze niet heeft gekregen. De rechtbank heeft geoordeeld dat de hoorplicht inderdaad is geschonden, maar dat dit gebrek kan worden gepasseerd omdat eiseres niet benadeeld is door het ontbreken van de hoorzitting. Uiteindelijk heeft de rechtbank het beroep ongegrond verklaard en de naheffingsaanslag gehandhaafd.