ECLI:NL:RBMNE:2023:1266
Rechtbank Midden-Nederland
- Proceskostenveroordeling
- I.A.M. van Boetzelaer-Gulyas
- Rechtspraak.nl
Bevoegdheid en redelijke termijn bij naheffingsaanslag parkeerbelasting
In deze zaak heeft eiser, die zijn auto op 21 mei 2022 parkeerde in Hilversum, een naheffingsaanslag parkeerbelasting ontvangen van € 69,40. Eiser was het niet eens met deze aanslag en heeft bezwaar aangetekend, maar dit bezwaar werd ongegrond verklaard door de heffingsambtenaar. Eiser heeft vervolgens beroep ingesteld bij de rechtbank. Tijdens de zitting op 20 februari 2023, die via een beeldverbinding plaatsvond, heeft de rechtbank de zaak behandeld. De rechtbank oordeelde dat de uitspraak op bezwaar onbevoegd was genomen, omdat deze was ondertekend door een medewerker van de Coöperatie ParkeerService U.A. zonder dat er een mandaatregister was overgelegd. Hierdoor werd de uitspraak op bezwaar vernietigd, maar de rechtsgevolgen van de uitspraak bleven in stand omdat de inhoudelijke beoordeling van de naheffingsaanslag niet slaagde.
Eiser voerde aan dat hij binnen een redelijke termijn de parkeerbelasting had voldaan, maar de rechtbank oordeelde dat hij niet direct beschikte over internet om de applicatie te activeren en dat hij niet in de buurt van zijn voertuig was op het moment van de naheffingsaanslag. De rechtbank concludeerde dat de heffingsambtenaar de naheffingsaanslag terecht had opgelegd. De rechtbank heeft de heffingsambtenaar veroordeeld in de proceskosten van eiser tot een bedrag van € 837,- en het griffierecht van € 50,- moet aan eiser worden vergoed, met wettelijke rente vanaf vier weken na de uitspraak.