In deze uitspraak van de Rechtbank Oost-Brabant, zittingsplaats 's-Hertogenbosch, zijn de beroepen van eiser tegen de uitspraken op bezwaar van de heffingsambtenaar van 25 oktober 2021 en 25 november 2021 beoordeeld. Eiser had bezwaar gemaakt tegen verschillende belastingaanslagen, waaronder de watersysteemheffing gebouwd, afvalstoffenheffing en rioolbelasting, die hem waren opgelegd voor de onroerende zaken in [woonplaats]. De rechtbank oordeelde dat de heffingsambtenaar terecht van het horen heeft afgezien, omdat het bezwaar van eiser kennelijk ongegrond was. Eiser had in zijn bezwaarschrift gesteld dat de opbrengstlimiet werd overschreden, maar de rechtbank concludeerde dat hij niet voldoende bewijs had geleverd om deze claim te onderbouwen. De rechtbank benadrukte dat eiser, als professionele gemachtigde, toegang had tot de benodigde gegevens om zijn standpunt te onderbouwen en dat hij niet afhankelijk was van informatie van de heffingsambtenaar. De rechtbank verklaarde de beroepen ongegrond en wees het verzoek om schadevergoeding af, omdat er geen sprake was van overschrijding van de redelijke termijn. De uitspraak werd gedaan door mr. A.F. Vink en is openbaar uitgesproken op 17 maart 2023.