2.3.Het college blijft in het bestreden besluit van 23 augustus 2023 bij het standpunt dat de urgentieaanvraag van eiseres terecht niet in behandeling is genomen en heeft het bezwaar ongegrond verklaard. Daartegen heeft eiseres beroep ingesteld.
Beoordeling door de rechtbank
3. De rechtbank wijst er allereerst op dat het college in het verweerschrift in beroep heeft aangegeven dat de urgentieaanvraag van eiseres niet-ontvankelijkheid is verklaard. De rechtbank gaat er echter gezien het bestreden besluit van 23 augustus 2023 vanuit dat het college daarmee het niet in behandeling nemen van de urgentieaanvraag bedoelt.
4. De rechtbank beoordeelt in deze uitspraak dan ook de vraag of het college de urgentieaanvraag van eiseres terecht niet in behandeling heeft genomen. Zij doet dat aan de hand van de beroepsgronden van eiseres.
5. De rechtbank verklaart het beroep gegrond, gaat over tot vernietiging van het bestreden besluit en voorziet zelf in de zaak. Hierna legt de rechtbank uit hoe zij tot dit oordeel komt en welke gevolgen dit oordeel heeft.
6. Eiseres stelt zich op het standpunt dat het college haar urgentieaanvraag onzorgvuldig heeft behandeld. Volgens eiseres heeft het college haar er niet tijdig op gewezen dat zij haar urgentieaanvraag bij de gemeente Zeist had moeten indienen. Eiseres stelt dat er geen telefoonnotities of iets dergelijks zijn waaruit blijkt dat zij hiervan op de hoogte is gesteld door het college. Daarnaast stelt eiseres dat er sprake is van een taalbarrière, en dat de communicatie had moeten verlopen via UrgentieWoning, die namens haar de aanvraag heeft ingediend. Volgens eiseres is dit ten onrechte niet gebeurd.
7. De rechtbank is van oordeel dat deze grond niet slaagt. Uit het dossier blijkt dat er op 16 januari 2023 een e-mail (het primaire besluit) is verstuurd door het college aan zowel eiseres, als aan UrgentieWoning. Hierin staat vermeld dat op verzoek van een familielid van eiseres bevestigd wordt dat eiseres naar aanleiding van de ingediende urgentieaanvraag heeft gebeld met het college. Tijdens dit telefoongesprek is besproken dat eiseres haar urgentieaanvraag in [plaats 1] moet indienen, omdat zij volgens de Brp daar staat ingeschreven en niet in de gemeente Nieuwegein . Eiseres en – anders dan dat zij stelt – ook UrgentieWoning zijn dus weldegelijk op de hoogte gesteld van het feit dat eiseres haar aanvraag in Zeist moest indienen. Gelet op het contact dat er geweest is tussen het college met een familielid van eiseres en het feit dat de e-mail van 16 januari 2023 ook verstuurd is naar UrgentieWoning, volgt de rechtbank eiseres niet in haar standpunt dat een taalbarrière een rol heeft gespeeld.
8. Eiseres stelt zich verder op het standpunt dat wel voldaan is het aan het vereiste van het ingezeteneschap. Eiseres stelt dat de Huisvestingsverordening op de regio Utrecht ziet, zodat niet zonder meer geconcludeerd kan worden dat het woord ‘ingezetene’ enkel ziet op ingezetenen van de gemeente Nieuwegein . Eiseres verwijst hierbij naar artikel 1.1 van de Huisvestingsverordening waarin de begripsbepaling van ingezetene als volgt is:
“
Degene die in de basisregistratie personen van één van de gemeenten in de woningmarktregio is openomen en daar tenminste één jaar feitelijk en rechtmatig hoofdverblijf heeft in een woonruimte, die volgens het bestemmingsplan is aangewezen of bestemd voor permanente bewoning”. Volgens eiseres valt onder deze definitie ook de gemeente [gemeente] waar zij staat ingeschreven. Zowel de gemeente Nieuwegein , als de gemeente Zeist vallen namelijk onder de regio Utrecht. Dit te meer nu eiseres feitelijk al geruime tijd in [plaats 2] woont.
9. Daarnaast stelt eiseres dat ten onrechte in de Huisvestingsverordening het vereiste van ingezeteneschap wordt gesteld. Volgens eiseres kan de gemeente enkel lokale en regionale bindingseisen stellen wanneer de Gedeputeerde Staten hiervoor toestemming voor heeft verleend. Eiseres verwijst hiertoe naar artikel 13a en 13b van de Huisvestingswet. Uit de Huisvestingsverordening blijkt volgens eiseres niet dat een dergelijke toestemming is gegeven.
10. De rechtbank oordeelt allereerst dat de artikelen van de Huisvestingswet die eiseres noemt (zie overweging 9.) per 1 januari 2015 zijn vervallen. In de Huisvestingswet van 2014 zijn deze artikelen niet te vinden. Ook blijkt uit de wet van 2014 niet dat er toestemming gegeven moet worden om lokale en regionale bindingseisen te stellen.
11. De rechtbank volgt verder het standpunt van eiseres dat zij voldoet aan de vereisten van het ingezeteneschap niet. Het college heeft ter zitting toegelicht dat de onderhavige Huisvestingsverordening van toepassing is in de regio Utrecht, gemeente Nieuwegein . Het college heeft verder toegelicht dat elke gemeente binnen de regio Utrecht een eigen huisvestingsverordening heeft. De rechtbank volgt dit standpunt van het college. De rechtbank is dan ook van oordeel dat het college zich terecht op het standpunt heeft gesteld dat eiseres niet voldoet aan het ingezetene criterium nu zij niet geregistreerd staat in de Brp in Nieuwegein maar in de gemeente [gemeente] – hetgeen tussen partijen ook niet in geschil is. De rechtbank is dit te meer van oordeel nu het college in beroep ook heeft toegelicht dat eiseres op het moment van de urgentieaanvraag evenmin voldeed aan het tweede deel van het vereiste van het ingezetenschap, te weten dat iemand minimaal één jaar in de gemeente Nieuwegein moet wonen.
12. Eiseres voert aan dat het college haar aanvraag ten onrechte niet getoetst heeft aan de hardheidsclausule. Deze toets moet altijd verricht worden, ook wanneer er niet voldaan wordt aan het vereiste van ingezeteneschap.
13. Het college stelt zich op het standpunt dat niet getoetst hoeft te worden aan de hardheidsclausule, omdat de aanvraag van eiseres niet in behandeling is genomen omdat zij niet voldoet aan het criterium van het ingezeteneschap
14. De rechtbank volgt het standpunt van het college niet. De rechtbank overweegt hiertoe als volgt.
15. Een urgentieaanvraag kan alleen buiten behandeling worden gesteld op grond van artikel 4:5 van de Algemene wet bestuursrecht (Awb) als de aanvraag onvolledig is en er een termijn voor herstel geboden is. Een aanvraag is onvolledig, wanneer de aanvrager niet heeft voldaan aan enig wettelijk voorschrift voor het in behandeling nemen van de aanvraag, of wanneer de verstrekte gegevens en bescheiden onvoldoende zijn voor de beoordeling van de aanvraag. Artikel 4:5 van de Awb ziet derhalve op gebreken aan de aanvraag die naar hun aard herstelbaar zijn. Als er geen sprake is van een herstelbaar gebrek, dan kan artikel 4:5 van de Awb niet worden toegepast. Naar het oordeel van de rechtbank is het feit dat niet voldaan is aan het vereiste van het ingezeteneschap niet een dergelijk voor herstel vatbaar gebrek. Artikel 4:5 van de Awb is hier dan ook niet van toepassing. Gelet hierop had het college de urgentieaanvraag van eiseres wel in behandeling moeten nemen.
16. De rechtbank is dit te meer van mening gelet op het volgende. De definitie van ingezetene in de zin van de Huisvestingsverordening bestaat uit twee vereisten. Ten eerste het vereiste dat iemand ingeschreven staat in – in dit geval – de gemeente Nieuwegein , en ten tweede het vereiste dat diegene daar ook minimaal één jaar hoofdverblijf moet hebben. Het college heeft ter zitting onvoldoende kunnen toelichten waarom een aanvraag niet in behandeling wordt genomen indien iemand niet in de gemeente staat ingeschreven en daardoor niet voldoet aan het ingezetene criterium, maar daarentegen een aanvraag wél in behandeling wordt genomen indien iemand wel in de gemeente staat ingeschreven, maar daar nog niet één jaar hier hoofdverblijf heeft en om die reden niet voldoet aan het ingezetene criterium. De rechtspraak geeft geen aanknopingspunt voor deze verschillende wijze van het afhandelen van een aanvraag bij het niet voldoen aan het criterium van ingezeteneschap.
17. Nu het college ten onrechte de aanvraag niet in behandeling heeft genomen, heeft het college de aanvraag ook ten onrechte niet getoetst aan de hardheidsclausule. Dit betekent dat deze beroepsgrond van eiseres slaagt.
Huisvestingsverordening in strijd met wet- en regelgeving
18. Eiseres stelt verder dat de Huisvestingsverordening in strijd is met de Huisvestingswet, de bedoelingen van de wetgever, het evenredigheidsbeginsel, artikel 8 van het Verdrag tot bescherming van de rechten van de mens en de fundamentele vrijheden (EVRM) en artikel 31 van het Europees Sociaal Handvest en jurisprudentie van de Hoge Raad en ECSR. Dit standpunt is door (het kantoor van) de gemachtigde van eiseres al in heel veel zaken ingenomen en deze rechtbank, andere rechtbanken én de Afdeling hebben geoordeeld dat dit standpunt niet wordt gevolgd.
19. Ook het beroep van eiseres op artikel 11 van het Internationaal Verdrag inzake Economische, Sociale en Culturele Rechten slaagt niet. Zoals de Afdeling heeft geoordeeld leent dat artikel zich niet voor rechtstreekse toetsing door de rechter, omdat deze bepaling naar haar inhoud niet eenieder verbindt.