ECLI:NL:RBMNE:2022:3394

Rechtbank Midden-Nederland

Datum uitspraak
19 augustus 2022
Publicatiedatum
23 augustus 2022
Zaaknummer
UTR 22/1902
Instantie
Rechtbank Midden-Nederland
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Bestuursrecht
Procedures
  • Eerste aanleg - enkelvoudig
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Afwijzing urgentieaanvraag woning op basis van randvoorwaarden Huisvestingswet

In deze zaak heeft eiseres, een alleenstaande moeder met twee kinderen, een aanvraag ingediend voor een urgentieverklaring voor het verkrijgen van een woning in Utrecht op relationele gronden. De aanvraag werd afgewezen door het college van burgemeester en wethouders van de gemeente Utrecht, omdat eiseres niet beschikte over een zelfstandige woonruimte, wat een randvoorwaarde is volgens de Huisvestingsverordening. Eiseres heeft hiertegen bezwaar gemaakt, maar dit werd ongegrond verklaard. De rechtbank heeft het beroep van eiseres op 19 augustus 2022 behandeld.

De rechtbank oordeelt dat de randvoorwaarde van het achterlaten van een zelfstandige woonruimte niet in strijd is met de Huisvestingswet of algemene rechtsbeginselen. Eiseres betoogde dat deze voorwaarde in strijd is met de bedoeling van de wetgever en dat het bijna onmogelijk is om een urgentieverklaring te verkrijgen. De rechtbank stelt vast dat de gemeenteraad bevoegd is om urgentieregels en randvoorwaarden op te nemen in de Huisvestingsverordening, en dat de voorwaarde niet onredelijk is gezien de schaarste op de woningmarkt.

Daarnaast heeft eiseres aangevoerd dat de hardheidsclausule toegepast had moeten worden, omdat zij en haar kinderen in een onhoudbare woonsituatie verkeren. De rechtbank heeft begrip voor de situatie van eiseres, maar oordeelt dat er geen sprake is van een zeer uitzonderlijke situatie die toepassing van de hardheidsclausule rechtvaardigt. De rechtbank concludeert dat verweerder de urgentieaanvraag van eiseres terecht heeft afgewezen en verklaart het beroep ongegrond. Eiseres krijgt geen vergoeding van haar proceskosten.

Uitspraak

RECHTBANK MIDDEN-NEDERLAND
Zittingsplaats Utrecht
Bestuursrecht
zaaknummer: UTR 22/1902

uitspraak van de enkelvoudige kamer van 19 augustus 2022 in de zaak tussen

[eiseres] , uit [woonplaats] , eiseres

(gemachtigde: mr. A. Dogan),
en

het college van burgemeester en wethouders van de gemeente Utrecht (verweerder)

(gemachtigde: drs. E. Siemeling).

Waar gaat deze zaak over?

1. Eiseres woont met haar twee kinderen bij haar moeder en zus aan de [adres] in Utrecht. Zij heeft samen met haar ex-partner twee kinderen die momenteel bij haar wonen. Eiseres heeft een aanvraag bij verweerder ingediend voor een urgentieverklaring voor het verkrijgen van een woning in Utrecht op relationele gronden.
2. Verweerder heeft deze aanvraag afgewezen omdat eiseres niet beschikt over een zelfstandige woonruimte in de woningmarktregio. [1] Eiseres woont bij haar moeder waardoor zij niet voldoet aan deze randvoorwaarde. Verweerder heeft de aanvraag daarom niet verder beoordeeld op grond van relationele gronden. Ook is er volgens verweerder geen reden om de hardheidsclausule toe te passen.
3. Het bezwaar van eiseres heeft verweerder met het bestreden besluit van
24 maart 2022 ongegrond verklaard. Eiseres heeft hiertegen beroep ingesteld. De rechtbank heeft het beroep op 9 augustus 2022 op zitting behandeld. Hieraan hebben deelgenomen: eiseres, de gemachtigde van eiseres en de gemachtigde van verweerder.

Beoordeling door de rechtbank

4. De rechtbank stelt vast dat het beroep van eiseres niet gaat over de vraag of zij al dan niet aan de randvoorwaarde, inhoudende dat zij niet beschikt over zelfstandige woonruimte, voldoet. Eiseres is het met verweerder eens dat zij daaraan niet voldoet. Het gaat eiseres – kort gezegd – om de volgende drie punten:
- het stellen van de randvoorwaarde die haar wordt tegengeworpen is in strijd met de Huisvestingswet en algemene rechtsbeginselen;
- aan eiseres moet op basis van de hardheidsclausule urgentie worden verleend;
- de afwijzing van de urgentieaanvraag is in strijd met internationale verdragen.
5. Hieronder gaat de rechtbank op deze drie punten van eiseres in.
Is de randvoorwaarde van het achterlaten van een zelfstandige woonruimte in strijd met de Huisvestingswet?
6. Eiseres voert aan dat de voorwaarde van het achterlaten van een zelfstandige woonruimte in de Huisvestingsverordening in strijd is met de bedoeling van de wetgever en de Huisvestingswet. Verweerder heeft een plicht om de woningschaarste structureel op te lossen. Het vereiste van het achterlaten van een zelfstandige woonruimte maakt het bijna onmogelijk om een urgentieverklaring te ontvangen.
7. De rechtbank overweegt hierover als volgt. De vraag of de Huisvestingsverordening in strijd is met de Huisvestingswet is al meerdere keren aan de orde geweest in uitspraken van verschillende rechtbanken. De Huisvestingsverordening is een algemeen verbindend voorschrift. In een geschil over een besluit dat is genomen op basis van een algemeen verbindend voorschrift kan de vraag aan de orde worden gesteld of dit voorschrift in strijd is met hogere regelgeving of algemene rechtsbeginselen (ook wel de exceptieve toetsing genoemd). De toetsing vindt plaats op de wijze als door de Afdeling bestuursrechtspraak van de Raad van State (ABRvS) is uiteengezet in haar uitspraak van 12 februari 2020 [2] .
8. De rechtbank is van oordeel dat het stellen van de randvoorwaarde van het achterlaten van een zelfstandige woonruimte bij urgentieaanvragen niet in strijd is met de Huisvestingswet of algemene rechtsbeginselen. De rechtbank stelt vast dat in artikelen 12 en 13 van de Huisvestingswet is opgenomen dat de gemeenteraad in de Huisvestingsverordening een urgentieregeling kan opnemen. Uit de Memorie van Toelichting [3] volgt dat een urgentieregeling ook zonder schaarste op de woningmarkt noodzakelijk kan zijn en dat het stellen van urgentieregels wordt beschouwd als een beperkte inbreuk van vrijheid van vestiging. Daarnaast volgt daaruit dat het verweerder vrij staat om categorieën urgenten te benoemen. Verweerder heeft naar het oordeel van de rechtbank dan ook de bevoegdheid om urgentieregels en randvoorwaarden in de Huisvestingsverordening op te nemen. Eiseres heeft tegen deze achtergrond onvoldoende concreet gemaakt waarom verweerder daarbij in de regelgeving niet de voorwaarde van het achterlaten van een zelfstandige woonruimte kan opnemen. De rechtbank is van oordeel dat deze voorwaarde niet onredelijk is. Gelet op het beperkte woningaanbod mag een voorwaarde streng zijn en mag veel worden gevraagd van degene die om urgentie verzoekt. En gelet op de omstandigheid dat een urgentieregeling ook zonder schaarste op de woningmarkt noodzakelijk kan zijn, ziet de rechtbank niet in dat verweerder moet onderbouwen wat hij doet om schaarste op de woningmarkt te voorkomen. Deze beroepsgrond slaagt niet.
Had verweerder de hardheidsclausule moeten toepassen?
9. Eiseres voert verder aan dat verweerder de hardheidsclausule had moeten toepassen. Er is volgens eiseres sprake van een levensbedreigende of daarmee vergelijkbare situatie. Eiseres woont nu bij haar moeder met haar zusje en haar kinderen, maar dat is een onhoudbare situatie. De kinderen van eiseres kunnen niet zichzelf zijn en hebben onvoldoende ruimte. Verder wil eiseres gaan studeren, maar heeft zij daarvoor onvoldoende ruimte en rust in het huis bij haar moeder. [4]
10. De rechtbank stelt voorop dat zij begrip heeft voor de situatie van eiseres. Toch vindt de rechtbank dat verweerder haar niet op grond van de hardheidsclausule alsnog urgentie hoeft te verlenen. Met urgentie krijgt iemand voorrang op andere personen die ook hard op zoek zijn naar een woning. Urgentie is dus de uitzondering op de regel. De hardheidsclausule is daar weer een uitzondering op, omdat iemand urgentie krijgt terwijl hij of zij niet aan de voorwaarden voldoet. Om die reden past verweerder de hardheidsclausule zeer terughoudend en alleen bij zeer uitzonderlijke, zoals levensbedreigende, situaties toe. In het geval van eiseres is er echter geen sprake van een dergelijke zeer uitzonderlijke situatie. Hoewel de rechtbank zich kan voorstellen dat de woonsituatie van eiseres en haar kinderen zeker niet ideaal is, is de situatie niet zodanig dat moet worden gezegd dat het om zo’n zeer uitzonderlijke situatie gaat.
11. Anders dan eiseres stelt, vindt de rechtbank daarnaast dat verweerder de woonsituatie van eiseres wel voldoende heeft betrokken in zijn beoordeling en in het bestreden besluit voldoende heeft gemotiveerd waarom het beroep op de hardheidsclausule niet slaagt. Het standpunt van eiseres dat verweerder onvoldoende rekening heeft gehouden met de omstandigheid dat de kinderen van eiseres ook bij haar en haar moeder en zus inwonen, deelt de rechtbank niet. Verweerder heeft namelijk wel meegenomen dat het lastig is voor de kinderen bij eiseres thuis, maar vindt – terecht – dat dit niet een zeer uitzonderlijke situatie oplevert. Voor zover het eiseres erom gaat dat verweerder geen rekening heeft gehouden met het feit dat de kinderen tegenwoordig volledig bij eiseres wonen, merkt de rechtbank op dat niet is komen vast te staan dat verweerder er in bezwaarfase al van op de hoogte was dat de kinderen waren verhuisd. Dit heeft verweerder dus niet kunnen betrekken bij het nemen van de beslissing op bezwaar. Daarnaast is – zoals ook verweerder op zitting heeft gezegd – ook dit geen omstandigheid die maakt dat sprake is van zo’n zeer uitzonderlijke situatie dat verweerder bij wijze van uitzondering aan eiseres urgentie zou moeten verlenen.
Is de afwijzing in strijd met internationale verdragen?
12. Tot slot voert eiseres aan dat verweerder in strijd handelt met artikel 8 van het Verdrag tot bescherming van de rechten van de mens en de fundamentele vrijheden, artikel 17 en 31 van het Europees Sociaal Handvest en artikel 27 van het Verdrag inzake de rechten van het kind.
13. Dit standpunt van de gemachtigde van eiseres is al meerdere keren in de rechtspraak beoordeeld. De rechtbank is ook nu van oordeel dat verweerder niet in strijd handelt met de genoemde internationale verdragen. De rechtbank verwijst in dat verband naar haar eerdere uitspraak van 15 februari 2022 [5] en naar de uitspraak van de rechtbank Rotterdam van
31 maart 2022 [6] .

Conclusie en gevolgen

14. Verweerder heeft de urgentieaanvraag van eiseres terecht afgewezen. Het beroep is ongegrond. Dat betekent dat eiseres geen gelijk krijgt. Zij krijgt daarom ook geen vergoeding van haar proceskosten.

Beslissing

De rechtbank verklaart het beroep ongegrond.
Deze uitspraak is gedaan door mr. A.A.M. Elzakkers, rechter, in aanwezigheid van
mr. A. Wilpstra-Foppen, griffier. De uitspraak is uitgesproken in het openbaar op
19 augustus 2022.
griffier
rechter
Een afschrift van deze uitspraak is verzonden aan partijen op:

Informatie over hoger beroep

Een partij die het niet eens is met deze uitspraak, kan een hogerberoepschrift sturen naar de Afdeling bestuursrechtspraak van de Raad van State waarin wordt uitgelegd waarom deze partij het niet eens is met deze uitspraak. Het hogerberoepschrift moet worden ingediend binnen zes weken na de dag waarop deze uitspraak is verzonden. Kan de indiener de behandeling van het hoger beroep niet afwachten, omdat de zaak spoed heeft, dan kan de indiener de voorzieningenrechter van de Afdeling bestuursrechtspraak van de Raad van State vragen om een voorlopige voorziening (een tijdelijke maatregel) te treffen.

Voetnoten

1.Artikel 2.5.1., tweede lid, sub b, van de Huisvestingsverordening Regio Utrecht 2019 (Huisvestingsverordening).
3.Zie Kamerstukken II, 2009-2010, 32271, nr. 3.
4.Op zitting is komen vast te staan dat het overgelegde conceptbehandelplan uit 2020 niet langer een rol speelt. Eiseres heeft namelijk gezegd dat dit niet meer speelt, omdat zij er zelf destijds voor heeft gekozen om hier geen gevolg aan te geven.
5.ECLI:NL:RBMNE:2022:531, rov. 13-15.
6.ECLI:NL:RBROT:2022:2361, rov. 4.4. en 4.5.