ECLI:NL:RBMNE:2021:4789
Rechtbank Midden-Nederland
- Eerste aanleg - enkelvoudig
- Rechtspraak.nl
Afwijzing aanvraag urgentieverklaring op sociale gronden in het kader van de Huisvestingswet
In deze uitspraak van de Rechtbank Midden-Nederland op 8 oktober 2021, werd de aanvraag van eiser om een urgentieverklaring op sociale gronden afgewezen. Eiser, die met zijn vrouw en kind in een tweekamerappartement woont, vond zijn woning onbewoonbaar door onaangename geuren en overlast van de bovenbuurman. De gemeente Utrechtse Heuvelrug, als verweerder, verklaarde dat eiser niet voldeed aan de voorwaarden voor een urgentieverklaring. Eiser had eerder een aanvraag ingediend die op 31 augustus 2020 was afgewezen, en zijn bezwaar tegen deze afwijzing werd op 8 april 2021 ongegrond verklaard. Eiser stelde dat de urgentieregeling in strijd was met de Huisvestingswet en dat verweerder onvoldoende had onderbouwd waarom de regeling noodzakelijk was.
De rechtbank oordeelde dat de Huisvestingsverordening een algemeen verbindend voorschrift is en dat de urgentieregeling niet in strijd is met de Huisvestingswet. De rechtbank concludeerde dat verweerder in redelijkheid geen aanleiding had hoeven zien om de hardheidsclausule toe te passen en dat de afwijzing van de aanvraag niet in strijd was met de Grondwet of internationale verdragen. Eiser had niet aangetoond dat zijn situatie uitzonderlijk was ten opzichte van anderen in soortgelijke omstandigheden. De rechtbank verklaarde het beroep ongegrond en liet het bestreden besluit intact.
De uitspraak benadrukt de noodzaak voor gemeenten om een rechtvaardige woonruimteverdeling te waarborgen, vooral in het licht van schaarste aan woningen. De rechtbank vond dat de belangen van eiser niet zwaarder wogen dan het algemeen belang van een rechtvaardige verdeling van woonruimte.