ECLI:NL:RBDHA:2022:11598
Rechtbank Den Haag
- Eerste aanleg - enkelvoudig
- Rechtspraak.nl
Afwijzing urgentieverklaring op basis van Huisvestingsverordening Den Haag
Op 7 november 2022 heeft de Rechtbank Den Haag uitspraak gedaan in de zaak tussen eiseres, een COPD-patiënt, en het college van burgemeester en wethouders van Den Haag. Eiseres had een urgentieverklaring aangevraagd omdat zij klachten ondervond door vocht in haar woning en de sigarettenrook van haar huisgenoten. Het college heeft haar verzoek afgewezen, stellende dat eiseres niet voldeed aan de voorwaarden van de Huisvestingsverordening Den Haag 2019 en dat er geen sprake was van een urgent woonprobleem. Eiseres heeft hiertegen beroep ingesteld, maar de rechtbank oordeelde dat het college in redelijkheid tot deze afwijzing kon komen. De rechtbank benadrukte dat eiseres in onzelfstandige woonruimte woont en dat zij haar woonprobleem had kunnen voorzien. Bovendien heeft zij niet aangetoond dat zij niet op de particuliere woningmarkt een woning kan huren. De rechtbank concludeerde dat de door eiseres geschetste omstandigheden niet leidden tot onbillijkheden van overwegende aard, waardoor het college gehouden was om een urgentieverklaring te verstrekken. Het beroep van eiseres werd ongegrond verklaard, wat betekent dat zij geen urgentieverklaring krijgt en dat het college niet verplicht is de proceskosten te vergoeden.