Overwegingen
Eiseres heeft een aanvraag om woningurgentie ingediend, omdat zij veel problemen ondervindt in haar huidige woning. Haar oudste zoon heeft autisme en ook zelf heeft ze medische aandoeningen, waaronder een burn-out. Haar zoon heeft een eigen, voldoende grote, prikkelarme kamer nodig en die is er niet in de huidige woning.
Is de Huisvestingsverordening in strijd met de Huisvestingswet?
Verweerder heeft de aanvraag afgewezen, omdat niet wordt voldaan aan de voorwaarden, zoals neergelegd in de Huisvestingsverordening Gooi en Vechtstreek 2019 (de Huisvestingsverordening). Eiseres voert allereerst aan dat de criteria van de urgentieregeling in strijd zijn met de Huisvestingswet en de bedoeling van de wetgever. De wetgever spreekt over noodsituaties en maatschappelijk belang, dat zijn de criteria voor een urgentieregeling. De regeling moet ook voldoen aan procesvereisten zoals het evenredigheidsbeginsel. Daarbij komt dat niet is aangetoond dat verweerder bij de invoering van de verordening de noodzaak ervan heeft onderbouwd.
De rechtbank overweegt hierover als volgt. De verordening is een algemeen verbindend voorschrift. In een geschil over een besluit dat is genomen op basis van een algemeen verbindend voorschrift kan de vraag aan de orde worden gesteld of dit voorschrift in strijd is met hogere regelgeving of algemene rechtsbeginselen (ook wel de exceptieve toetsing genoemd). De toetsing vindt plaats op de wijze als door de Afdeling bestuursrechtspraak van de Raad van State (ABRvS) is uiteengezet in haar uitspraak van 12 februari 2020.
4. De rechtbank is van oordeel dat de urgentieregeling uit de Huisvestingsverordening niet in strijd is met de Huisvestingswet of algemene rechtsbeginselen. Eiseres heeft gelijk dat de wetgever noodsituaties en het maatschappelijk belang voor ogen heeft gehad als criteria voor een urgentieregeling. Dit vraagt echter om een nadere uitwerking op gemeentelijk niveau. Verweerder heeft daarom voorwaarden gesteld in de urgentieregeling om te bepalen wanneer sprake is van een noodsituatie. De rechtbank is van oordeel dat deze voorwaarden niet onredelijk zijn. Gelet op het beperkte woningaanbod mogen de voorwaarden streng zijn en mag veel worden gevraagd van degene die om urgentie verzoekt. Van enige strijd met de door eiseres genoemde procesvereisten – voor zover van toepassing – is niet gebleken
.De beroepsgrond slaagt niet.
Voldoet eiseres aan de randvoorwaarden van de urgentieregeling?
5. In de Huisvestingsverordening staan de voorwaarden om voor urgentie in aanmerking te kunnen komen. Voordat getoetst wordt aan de gronden voor urgentieverlening, wordt eerst bekeken of voldaan wordt aan de randvoorwaarden. Verweerder is van oordeel dat eiseres niet voldoet aan de volgende randvoorwaarden:
- aanvrager reageert voldoende op bij het huishouden passende woningaanbiedingen in de hele regio; en
- aanvrager heeft geen aanbiedingen van passende woningen geweigerd.
6. Eiseres heeft aangevoerd dat zij wel voldoende heeft gereageerd op voor haar passende woningenaanbiedingen. Vanwege haar medische aandoeningen en die van haar zoon is een beperkter aantal woningen passend bij haar huishouden dan een gemiddeld huishouden.
7. Verweerder heeft in het bestreden besluit vastgesteld dat eiseres in de periode van mei 2019 tot en met januari 2021 90 keer heeft gereageerd op een passende woningaanbieding. Verweerder hanteert als algemeen uitgangspunt dat een woningzoekende gemiddeld 12 keer per maand moet reageren op het reguliere woningaanbod in de regio. Eiseres had in deze periode dus in beginsel 252 moeten reageren. Het aantal van 90 reacties hiertegen afgezet maakt dat eiseres in onvoldoende mate heeft gereageerd. Verder heeft eiseres drie maal een passende woning geweigerd.
8. De rechtbank is van oordeel dat verweerder zich op het standpunt heeft mogen stellen dat eiseres niet voldoende heeft gereageerd op woningaanbiedingen. Hoewel eiseres op meerdere woningen heeft gereageerd, heeft verweerder mogen stellen dat zij dit niet voldoende heeft gedaan. Verweerder heeft eiseres mogen tegenwerpen dat zij alleen heeft gereageerd op ééngezinswoningen. De rechtbank begrijpt dat het voor eiseres en met name haar zoontje wenselijk is om in een ééngezinswoning met een tuin te wonen. Dit maakt echter niet dat niet van haar kan worden verwacht dat zij ook op vier-kamerappartementen reageert. Eiseres heeft niet met stukken onderbouwd dat het medisch noodzakelijk is dat zij verhuist naar een ééngezinswoning. Omdat urgentie is bedoeld voor noodsituaties, mag verweerder van eiseres verlangen dat zij ook op woningen reageert die niet aan haar persoonlijke voorkeur voldoen.
9. Eiseres betwist niet dat zij drie woningen heeft geweigerd, maar zij voert aan dat zij goede redenen had om deze woningen te weigeren. Zij zat in de schuldsanering en haar bewindvoerder gaf aan dat er geen geld was om te verhuizen. Eén woning heeft zij bovendien geweigerd omdat haar tijdens de bezichtiging door de buren werd verteld dat er sprake was van een burenruzie, terwijl zij juist behoefte heeft aan een rustige woon- en leefomgeving.
10. De rechtbank overweegt hierover dat eiseres haar stellingen niet heeft onderbouwd. Zij heeft geen stukken overgelegd waaruit blijkt dat haar bewindvoerder haar geen toestemming gaf om te verhuizen in verband met de kosten die dat met zich mee brengt of stukken waaruit blijkt dat zij heeft onderzocht of er financiële tegemoetkomingen zijn die haar toch in staat zouden stellen om te verhuizen. Verder is het niet aan eiseres om te bepalen wat een passende woning is. Vaststaat dat eiseres de woning aan de [adres] is aangeboden en dat deze woning passend was. Dat zij deze woning niet passend vond, omdat er onrust zou zijn in de buurt, heeft verweerder onvoldoende kunnen vinden om de weigering van deze woning niet aan haar tegen te werpen.
Voldoet eiseres aan de urgentiegrond “medische gronden”?
11. Ondanks dat eiseres volgens verweerder niet voldoet aan alle randvoorwaarden heeft verweerder toch aanleiding gezien om medisch advies in te winnen en te toetsen aan de urgentiegrond “medische gronden”. Maar ook daaraan voldoet de aanvraag van eiseres niet volgens verweerder.
12. Voor de toekenning van urgentie op medische gronden moet er sprake zijn van een noodsituatie die vergt dat direct of uiterlijk binnen drie maanden een woning beschikbaar komt ter voorkoming van ernstige schade voor het welzijn van de aanvrager en/of lid van het huishouden dat meeverhuist, waarbij die schade het rechtstreeks gevolg is van de huidige woonsituatie.
13. De rechtbank is van oordeel dat verweerder voldoende heeft gemotiveerd waarom eiseres niet voor urgentie in aanmerking komt. Verweerder heeft zijn besluit mede gebaseerd op twee medisch adviezen van 12 maart 2021 van Argonaut. Eén advies gaat over eiseres en één over haar zoontje. In deze adviezen heeft de arts van Argonaut geconcludeerd dat voor geen van beide sprake is van een ernstige medische urgente situatie in relatie tot het woonprobleem, dat alleen opgelost kan worden met een zelfstandige woning middels voorrang op andere woningzoekenden.
14. Op grond van vaste rechtspraakmag verweerder bij de besluitvorming afgaan op het advies van een (medisch) deskundige als dat advies zorgvuldig tot stand gekomen is, inzichtelijk is en de conclusies kan dragen. Naar het oordeel van de rechtbank voldoen de adviezen van Argonaut aan deze vereisten. De arts van Argonaut heeft alle door eiseres aangeleverde medische informatie bij haar oordeel betrokken, er heeft intercollegiaal overleg plaatsgevonden en eiseres is gezien op het spreekuur door de arts. Eiseres heeft ook geen concrete aanknopingspunten naar voren heeft gebracht die aanleiding geven voor twijfel aan de juistheid of volledigheid van de adviezen. Dat in het medisch advies staat dat de woonsituatie mogelijk deels een instandhoudende rol heeft bij de systeemproblematiek van eiseres heeft niet de waarde die zij daaraan toekent, omdat de uiteindelijke conclusie van de medisch adviseur is dat de woonsituatie niet de primaire oorzaak van de problemen is. Naar het oordeel van de rechtbank hoefde verweerder de aanvraag om een urgentie op medische gronden dan ook niet toe te wijzen.
Had verweerder de hardheidsclausule moeten toepassen?
15. Eiseres heeft een beroep gedaan op de hardheidsclausule. De rechtbank is van oordeel dat verweerder in redelijkheid de hardheidsclausule niet heeft hoeven toepassen. Verweerder past de hardheidsclausule alleen toe in zeer incidentele noodsituaties, waarbij gedacht kan worden aan levensbedreigende of daarmee vergelijkbare situaties. Een beleid van die strekking is door de hoogste bestuursrechter niet onredelijk gevonden.De rechtbank ziet ook geen aanleiding om het beleid van verweerder op dit punt onredelijk te vinden. De rechtbank overweegt dat uit wat eiseres heeft aangevoerd wel kan worden afgeleid dat zij haar woonsituatie – begrijpelijkerwijs – als moeilijk ervaart, maar niet dat de situatie levensbedreigend of daarmee vergelijkbaar is. Waarbij de rechtbank nog opmerkt dat het nog maar de vraag is of de problemen die eiseres ervaart met haar zoon met autisme zijn opgelost met een verhuizing naar een andere woning. Eiseres heeft mogelijk ook baat bij andere vormen van hulp, zoals leerlingenvervoer of WMO-voorzieningen, die haar mogelijk kunnen ontlasten.
Is de afwijzing in strijd met internationale verdragen?
16. Eiseres voert tot slot aan dat verweerder handelt in strijd met artikel 8 van het Verdrag tot bescherming van de rechten van de mens en de fundamentele vrijheden (EVRM), het Europees Sociaal Handvest (ESH) en artikel 27 van het Verdrag inzake de rechten van het kind (IVRK).
16. De rechtbank is van oordeel dat niet is gebleken dat verweerder met het afwijzende besluit in strijd handelt met de door eiseres aangehaalde (internationale) regelgeving. Uit rechtspraak van de ABRvSblijkt dat de door eiseres aangehaalde artikelen 17 en 31 van het ESH zich niet voor rechtstreekse toepassing lenen door de rechter, omdat deze bepalingen naar zijn inhoud niet een ieder verbinden. Ook de beslissingen van het European Committee of Social Rights (ECSR) waar eiseres naar verwijst, zijn niet bindend voor de verdragsluitende partijen. Daaraan kunnen in een procedure als deze geen rechtstreekse aanspraken worden ontleend. Bovendien zien deze beslissingen van het ECSR, net als overigens ook de uitspraak van de Hoge Raad van 21 september 2012 die eiseres aanhaalt, op de situatie van uitgeprocedeerde asielzoekers en hun kinderen. Die situatie is niet vergelijkbaar met de situatie van eiseres, die immers legaal in Nederland verblijft. Deze beslissingen zijn wel gezaghebbend en kunnen daarom een rol spelen bij de uitleg en toepassing van andere, wel rechtstreeks toepasbare, bepalingen zoals artikel 8 van het EVRM. Dit neemt echter niet weg dat uiteindelijk de interpretatie die het Europees Hof voor de Rechten van de Mens aan artikel 8 van het EVRM geeft, bepalend is.
18. Artikel 8 van het EVRM heeft als doel het individu te beschermen tegen willekeurige inbreuken door de overheid op het recht op eerbiediging van het privéleven en familie- en gezinsleven en dat aan het effectief respecteren daarvan positieve verplichtingen voor de overheid zijn verbonden. In dit geval gaat het om de vraag of, hoewel niet aan de voorwaarden daarvoor wordt voldaan, toch een urgentieverklaring moet worden verleend. In dit verband moet worden beoordeeld of in het besluit om een urgentieverklaring te weigeren een juist evenwicht is bereikt tussen de belangen van het individu en het algemeen belang van een rechtvaardige woonruimteverdeling. De rechtbank beantwoordt de vraag of zich in dit geval feiten of omstandigheden voordoen waaruit een positieve verplichting tot het verlenen van een urgentieverklaring voortvloeit, ontkennend. Met wat eiseres heeft aangevoerd, heeft zij niet aannemelijk gemaakt dat het voor haar niet mogelijk is om zonder urgentieverklaring een gezinsleven met haar kinderen te hebben. Verweerder heeft daarom het algemeen belang van een rechtvaardige woonruimteverdeling zwaarder mogen laten wegen dan het belang van eiseres om op de door haar gewenste wijze haar gezinsleven vorm te geven.
19. Het beroep is ongegrond. Voor een proceskostenveroordeling bestaat geen aanleiding.