In deze uitspraak beoordeelt de rechtbank het beroep van eiseres, een alleenstaande moeder, tegen de afwijzing van haar aanvraag om een urgentieverklaring. Eiseres heeft op 21 maart 2022 urgentie aangevraagd, omdat zij en haar driejarige zoontje dreigden te worden uitgezet uit hun woning. Na de afwijzing van de aanvraag door het college van burgemeester en wethouders van Almere, heeft eiseres bezwaar aangetekend, maar dit werd ook afgewezen. De rechtbank heeft op 12 januari 2023 de zaak behandeld.
De rechtbank constateert dat eiseres niet onder de urgentiecategorieën valt zoals deze zijn vastgelegd in de Huisvestingsverordening Almere 2019. Eiseres betoogt dat de verordening in strijd is met de Huisvestingswet en dat het college ten onrechte geen hardheidsclausule heeft toegepast. De rechtbank oordeelt dat eiseres geen nieuwe argumenten heeft aangedragen die niet al in bezwaar zijn besproken. Bovendien heeft de Afdeling bestuursrechtspraak van de Raad van State eerder geoordeeld dat voor het instellen van een urgentieregeling niet vereist is dat er sprake is van onevenwichtige en onrechtvaardige effecten van schaarste.
De rechtbank heeft begrip voor de situatie van eiseres, maar oordeelt dat de hardheidsclausule niet van toepassing is. De rechtbank wijst erop dat er in Almere veel alleenstaande ouders zijn die met vergelijkbare problemen kampen. Eiseres heeft geen onderzoek gedaan naar andere mogelijkheden voor huisvesting die het college heeft aangedragen. De rechtbank concludeert dat het college de urgentieaanvraag van eiseres terecht heeft afgewezen en verklaart het beroep ongegrond. Eiseres krijgt geen griffierecht terug en ook geen vergoeding van proceskosten.