Uitspraak
RECHTBANK MIDDEN-NEDERLAND
1.De procedure
- het verzoekschrift, met tien producties;
- het verweerschrift;
- de brief van mr. Keizer van 30 november 2021, met de producties 11, 12a, 12b en 12c;
- de brief van mr. Meelker van 2 december 2021, met drie producties;
- de mondelinge behandeling op 6 december 2021, waarvan aantekeningen zijn gemaakt door de griffier en waarbij mr. Keizer en mr. Meelker spreekaantekeningen hebben overgelegd. De spreekaantekeningen van mr. Keizer zijn voorgedragen en overgelegd door zijn kantoorgenoot mr. M.A. de Hek omdat mr. Keizer de mondelinge behandeling niet fysiek kon bijwonen en daaraan heeft deelgenomen via een videoverbinding.
2.De feiten
en spastische parese van de armen. Fors beperkt op alle gebieden: motorisch, cognitief en communicatief. Laat nog steeds geleidelijke vooruitgang zien.”
van een paralytische ileus? Heeft vorige week enkele niersteentjes uitgeplast. Niersteenkoliek met secundair paralytische ileus?”
3.Het deelgeschil
4.De beoordeling
‘Guidelines for the Assessment of General Damages in Personal Injury Cases’, waaruit blijkt dat de bandbreedte voor smartengeld in gevallen van
‘severe brain damage’uiteen loopt van £ 185.000,- (€ 227.407,-) tot £ 265.000,- (€ 441.186,-). Verder heeft zij verwezen naar Duitse uitspraken van het Oberlandesgericht Oldenburg van 2 september 2014 (€ 500.000,-; een vader van drie kinderen die door een ongeval in comateuze toestand geraakte), en het Landesgericht Giessen van 6 november 2019 (€ 800.000,-; een 17-jarig slachtoffer dat door een medische behandelfout zeer ernstig blijvend hersenletsel had opgelopen).
[naam] / [naam]).
Kamerstukken II, 2014-2015, 34 257, nr. 3, Memorie van Toelichting, p. 10). Eenzelfde redenering gaat naar het oordeel van de rechtbank op wanneer er door een verrekening geen uitkering van smartengeld (meer) plaatsvindt. Het geheel eigen karakter van een smartengeldvordering maakt dat deze, anders dan bijvoorbeeld een erfenis, schenking of uitkering uit hoofde van een (levens)verzekering, niet moet worden aangemerkt als een gunstige financiële omstandigheid die – op grond van hetgeen de Hoge Raad in het arrest
Kwidama/ [naam]heeft overwogen – dient te worden betrokken bij de vaststelling van overlijdensschade als bedoeld in artikel 6:108 lid 1 BW.
Kamerstukken II 2014-2015, 34 257) wordt met betrekking tot affectieschade dan ook expliciet aan smartengeld gerefereerd:
Kamerstukken II 2014-2015, 34 257) wordt daarover onder meer opgemerkt: