Uitspraak
RECHTBANK OVERIJSSEL
1.De procedure
- het verzoekschrift
- de brief van de griffier aan [verzoekster] van 28 oktober 2014
- de brief van [verzoekster] van 21 oktober 2014, ontvangen op 31 oktober 2014
- het verweerschrift
- de mondelinge behandeling op 15 december 2014
- de ter ziting door [verzoekster] getoonde filmopname van [A]
- de pleitnota van [verzoekster].
2.De feiten
3.Het verzoek
4.De beoordeling
verzoeken”, dan ook in die zin dat dit enkel ziet op het verzoek inzake de buitengerechtelijke kosten. Dit omdat Univé in haar verweerschrift heeft aangevoerd dat op dit onderdeel geen belemmering voor het verdere schaderegelingsproces is in te zien en ook niet door [verzoekster] als zodanig is opgeworpen. Bovendien acht Univé die kosten onvoldoende gespecificeerd en onderbouwd. De rechtbank stelt vast dat uit het dossier niet is gebleken dat Univé – desgevraagd door [verzoekster] – eerder een standpunt te kennen heeft gegeven over de (hoogte van de) buitengerechtelijke kosten, wat [verzoekster] terecht heeft mogen interpreteren als dat hier een geschilpunt ligt waaromtrent partijen geen overeenstemming hebben bereikt.
€ 30.000,- komt haar redelijk en billijk voor.
billijkheidvast te stellen vergoeding voor het niet in vermogensschade bestaande nadeel dat is geleden door een persoon die als gevolg van een gebeurtenis waarvoor een ander aansprakelijk is, lichamelijk letsel heeft opgelopen (artikel 6:106 Burgerlijk Wetboek). Bij deze begroting houdt de rechtbank rekening met alle omstandigheden, waaronder enerzijds de aard van de aansprakelijkheid en anderzijds de aard en de ernst van het letsel, de duur en de intensiteit van het verdriet en de gederfde levensvreugde. Zij houdt bij deze begroting ook rekening met de ernst van de inbreuk op het rechtsgevoel van de benadeelde, de aard van de aan de aansprakelijke partij verweten gedraging (mate van verwijtbaarheid) en de economische omstandigheden van beide partijen en let daarbij tevens op de bedragen die door Nederlandse rechters in vergelijkbare gevallen zijn toegekend, daaronder begrepen de maximaal toegekende bedragen, een en ander met in aanmerkingneming van de sedert de betreffende uitspraken opgetreden geldontwaarding. Ook houdt de rechtbank rekening met de (gewijzigde) maatschappelijke opvattingen over de compensatie van leed.
Tussen partijen is niet in geschil dat het redelijk is dat door [verzoekster], gezien het [A] overkomen ongeval, kosten zijn gemaakt, waaronder kosten van rechtsbijstand. De discussie ziet op de omvang van deze kosten. Tijdens de mondelinge behandeling heeft de raadsvrouwe van [verzoekster] een toelichting gegeven op de door haar verrichte werkzaamheden. De werkzaamheden zagen aanvankelijk op het verkrijgen van letselschade voor [A] en na zijn overlijden op het regelen van overlijdensschade. [verzoekster] stelt dat er vele interventies van de raadsvrouwe nodig zijn geweest, mede gezien het moeizame onderhandelingsproces, de starre opstelling van Univé daarin en veel vragen die [verzoekster] en haar kinderen na het ongeval hadden. Dat heeft al met al veel tijd gekost. De rechtbank is van oordeel dat bij de omvang van de post buitengerechtelijke kosten ook een rol speelt de (uiteindelijke) schadeomvang. Over dat laatste is door [verzoekster] niets concreets gesteld. Onbetwist is dat Univé inmiddels een bedrag van € 13.754,16 heeft bevoorschot. Ondanks de gestelde vele werkzaamheden heeft [verzoekster] niet, althans onvoldoende onderbouwd waarom het redelijk geacht moet worden dat Univé ook de thans nog verzochte buitengerechtelijke kosten voor haar rekening dient te nemen. De rechtbank zal het verzoek daarom afwijzen.
De rechtbank zal de kosten van het deelgeschil als volgt begroten. De onderhavige zaak betreft naar het oordeel van de rechtbank weliswaar een overzichtelijk, maar inhoudelijk complex deelgeschil. Het daaraan opgegeven aantal uren is echter, gelet op de factor ervaring gerelateerd aan het door de raadsvrouwe gehanteerde uurtarief van € 245,00, aan de hoge kant. Al met al acht de rechtbank het redelijk om uit te gaan van 15 uren, waarbij de zitting en de pleitnota zijn inbegrepen. De toepassing van 7% kantoorkosten is niet weersproken evenmin als de vergoeding van het griffierecht. Univé zal dienovereenkomstig tot betaling aan [verzoekster] worden veroordeeld.