Uitspraak
RECHTBANK LIMBURG
1.De procedure
- de dagvaarding met (nagezonden) producties (deel I, 1 tot en met 53 en deel II, I.1 tot en met XIV.2)
- de conclusie van antwoord met producties (1 tot en met 13)
- de incidentele conclusie tot het treffen van een voorlopige voorziening van [eiser] met producties 54 tot en met 70
- de incidentele antwoordconclusie namens KBC
- de rechtbank heeft vervolgens bepaald dat zowel in het incident als in de hoofdzaak een mondelinge behandeling wordt gelast
- de akte overlegging van nog drie sets producties van [eiser] , binnengekomen bij de rechtbank op 5 januari 2023
- de mondelinge behandeling van 12 januari 2023
- de spreekaantekeningen van KBC.
2.Inleiding
3.Het geschil
in het incident
€ 1.334.174,00 vermeerderd met rente,
€ 375.000,00, verminderd met het reeds betaalde voorschot daarop, vermeerderd met rente,
€ 20.582,00, vermeerderd met rente,
4.De beoordeling in de hoofdzaak
I De rechtsmacht
- vaststellen van de hulpbehoefte en de omvang van de begeleiding en mantelzorg;
- inventariseren welke hulpmiddelen (nog) kunnen worden ingezet om de zelfstandigheid te vergroten;
- advisering over en hulp bieden bij het aanvragen van eventuele voorzieningen.”
- 6,4 uur per week aan persoonlijke verzorging
- 0,6 uur per week aan verpleging
- 5,5 uur per week aan begeleiding sport
- 2,5 uur per week aan individuele begeleiding
- 3,5 uur per week aan diverse werkzaamheden waaronder hulp bij het huishouden
- 7 uur per week aan persoonlijke verzorging
- 1 uur per week aan verpleging
- 12,75 uur per week aan individuele begeleiding
- 4,25 uur per week aan hulp bij het huishouden
- 52 weken x 7 etmalen bereikbaarheid voor zorg in de nabijheid
- dat in het rapport van Welpart wordt gesteld dat [eiser] niet zelf de rolstoel in en uit de auto kan doen en daarbij hulp nodig heeft. Haver Droeze heeft geadviseerd een bus aan te schaffen met een inrij-plateau aan de achterzijde om zelfstandig met de rolstoel achter het stuur te kunnen plaatsnemen, of een grijparm aan te schaffen die de rolstoel oppakt en achter de bestuurdersstoel plaatst,
- dat in het rapport van Welpart wordt geconstateerd dat [eiser] hulp nodig heeft onder andere bij het aantrekken van zijn sokken en broek. Haver Droeze adviseert hulpmiddelen hiervoor aan te schaffen,
- dat volgens haar de zelfredzaamheid van [eiser] in de keuken kan worden vergroot door keukentraining van een ergotherapeut te volgen.
– naar hij zelf stelt – pas op 27 maart 2015 definitief uit het ziekenhuis naar huis is gekomen. Nu [eiser] onvoldoende onderbouwt welke weekenden en welke dagen in het weekend hij vóór dat moment thuis heeft verbleven en welke zorgbehoefte hij toen had, zal de rechtbank bij de reeds geleden schade op dit punt de weekenden buiten beschouwing laten en uitgaan van het ingaan van de zorgbehoefte op 27 maart 2015. Uitgaande van 52 weken per jaar in de jaren 2016, 2017, 2018, 2019 en 2020, dat is (5 x 52 =) 260 weken en 39 weken in 2015, levert dit in totaal 299 weken op waarbij 18,5 uur zorg nodig was tegen een tarief van € 25,- per uur, dat is € 138.287,50. [eiser] heeft dus tot en met 2020 ter zake van zijn zorgbehoefte € 138.287,50 aan schade heeft geleden.
Zowel [arbeidsdeskundige] als Laumen Expertise hebben hun conclusies gebaseerd op het rapport van Welpart, waarin is geadviseerd over de zorgbehoefte. Zoals hiervoor reeds gemotiveerd aangegeven neemt de rechtbank die rapporten echter niet tot uitgangspunt.
Tot heden heeft een onafhankelijk medisch specialistisch onderzoek niet plaatsgevonden, maar vanwege het belastende karakter daarvan zou ik menen dat dit ook achterwege kan blijven als dit niet strikt noodzakelijk is.”
- in 2014 16.504 kilometer (na het ongeval)
- in 2015 19.508 kilometer
- in 2016 19.047 kilometer
- in 2017 13.393 kilometer
- in 2018 18.582 kilometer
- in 2019 20.017 kilometer
- in 2020 9.551 kilometer.
- voor 2014 € 10.232,48
- voor 2015 € 12.094,96
- voor 2016 € 12.190,08
- voor 2017 € 8.571,52
- voor 2018 € 11.892,48
- voor 2019 € 12.810,88
- voor 2020 € 6.112,64
- voor 2015 € 2.254,96
- voor 2016 € 2.350,08
- voor 2017 een negatief saldo dus nihil
- voor 2018 € 2.052,48
- voor 2019 € 2.970,88
- voor 2020 een negatief saldo dus nihil.
- in 2017 € 0,26 x 780 kilometer, dat is € 202,80
- in 2018 € 0,26 x 1.620 kilometer, dat is € 421,20
- in 2019 € 0,26 x 1.440 kilometer, dat is € 374,40
- in 2020 € 0,26 x 1.800 kilometer, dat is € 468,00
- Ten aanzien van het eigen risico heeft [eiser] over de jaren 2015 tot en met 2020 deels bankafschriften met betalingen aan CZ en deels brieven van CZ met de hoogte van het eigen risico voor dat jaar overgelegd. Hieruit leidt de rechtbank af dat in 2015 een eigen risico gold van € 375,-, in 2016 van € 317,60, in 2017 van € 385,-, in 2018 van € 385,-, in 2019 van € 385,- en in 2020 van € 385,-. Hoewel [eiser] niet voor ieder jaar een bewijs van betaling heeft overgelegd, gaat de rechtbank ervan uit dat hij heeft betaald. Bij elkaar levert dit een bedrag van € 2.232,60,
- Ten aanzien van apotheekkosten heeft [eiser] een drietal rekeningen overgelegd ten bedrage van € 30,63, € 27,70 en nogmaals € 27,70, bij elkaar € 86,03.
- Ten aanzien van de Verklaring van geschiktheid van het CBR heeft [eiser] een rekening van € 25,80 overgelegd,
- Ten aanzien van de rijlessen heeft [eiser] facturen van € 293,50 en € 300,- overgelegd, bij elkaar € 593,50,
- Ten aanzien van de huur van een televisie in het AZM heeft [eiser] een factuur van € 99,85 overgelegd.
€ 26.650,-. Hij heeft bij productie IX stukken overgelegd die zien op een reis naar New York (2016), IJsland (2018) en Zuid-Amerika. Achmea is bereid deze kosten te betalen, zodat dit bedrag zal worden toegewezen.
€ 119.744,50 (inclusief de kosten van de deelgeschilprocedure) heeft voldaan en betwist daarnaast nog enig bedrag aan buitengerechtelijke kosten verschuldigd te zijn. De kosten van mr. Janssen hebben met name betrekking op het inlezen in het dossier en de voorbereidingen voor en het opstellen van processtukken waarvoor de proceskostenvergoeding ex artikel 239-241 Rv is bedoeld. Mr. Janssen heeft geen daadwerkelijke onderhandelingen gevoerd.
€ 64.246,00 aan WMO-uitkering vanuit de gemeente. Het meerdere wordt als onvoldoende onderbouwd betwist.
€ 57.501,00 is opgebouwd. Nu [eiser] dat heeft nagelaten, zal de rechtbank alleen het bedrag waarover overeenstemming bestond, € 44.115,00, toewijzen.
€ 5.070,00, welke vordering wordt onderbouwd met twee facturen. Achmea voert geen verweer tegen deze vordering en stelt dat er al eerder een akkoord was over de eerste factuur en is ook bereid de tweede factuur te vergoeden. De rechtbank zal dan ook een bedrag van
€ 5.070,00
5.De beslissing
nihil,
26 april 2023voor het nemen van een akte uitlating omtrent de persoon van de te benoemen arbeidsdeskundige en de aan hem/haar te stellen vragen door beide partijen,