22.2.De rechtbank komt tot het oordeel dat het beroep ongegrond is. Hierna legt de rechtbank uit hoe zij tot dit oordeel komt en welke gevolgen dit oordeel heeft.
Is er sprake van een herhaalde overtreding op grond waarvan de minister eiseres een schriftelijke waarschuwing preventieve stillegging heeft kunnen geven?
23. De rechtbank stelt voorop dat met de Wet aanscherping handhaving en sanctiebeleid SZW-wetgevingwerd beoogd overtredingen van de arbeidswetten door bedrijven streng aan te pakken waardoor werknemers onder veilige omstandigheden hun werk kunnen uitvoeren. De waarschuwing is een maatregel van dit aangescherpte beleid en – anders dan eiseres stelt – vervalt deze op grond van artikel 28a, vierde lid, van de Beleidsregel vijf jaar na dagtekening van de beschikking. In deze zaak is sprake van een herhaaldelijke overtreding van artikel 3.16, eerste lid, van het Arbobesluit. Het gaat niet om misbruik of fraude, maar om overtreding van de arbeidswetgeving.
24. Eiseres betwist dat er sprake is van een herhaalde overtreding zoals opgenomen in artikel 9.10a, eerste lid, van het Arbobesluit. Volgens eiseres is er sprake van een herhaling als de overtreding binnen een jaar plaatsvindt na de eerdere overtreding. Daarbij sluit eiseres aan bij de dwangsom zoals opgenomen in artikel 5:34, tweede lid, van de Awb. Aan de hier genoemde herhaling kleeft evenwel geen termijn. In dit geval ligt er bijna 3,5 jaar tussen de huidige en de vorige overtreding, terwijl eiseres in de tussentijd meer dan 3.500 projecten veilig en succesvol heeft afgerond. Daarbij is de eerste boete met 50% gematigd waardoor niet gezegd kan worden dat de verwijtbaarheid zich heeft herhaald.
25. De rechtbank volgt dit standpunt van eiseres niet. Zoals onder 21.1 reeds is overwogen heeft eiseres eerder artikel 3.16, eerste lid, van het Arbobesluit overtreden op
18 juni 2015 en is haar hiervoor een boete opgelegd. Dat is binnen de recidivetermijn van vijf jaar, zoals deze is neergelegd in artikel 34, vijfde lid, van de Arbowet. Het betoog van eiseres dat er sprake is van een herhaalde overtreding, indien de overtredingen elkaar binnen een jaar opvolgen, is daarom onjuist. De omstandigheid dat eiseres sinds deze overtreding meer dan 3.500 projecten veilig en succesvol heeft afgerond en dat de eerdere boete met 50% is gematigd, maakt niet dat er daarom geen sprake zou zijn van een herhaalde overtreding. Zoals de rechtbank onder 4.4 reeds heeft overwogen, heeft de minister zich terecht op het standpunt gesteld dat eiseres op 6 maart 2019 opnieuw artikel 3.16, eerste lid, van het Arbobesluit heeft overtreden. Vastgesteld kan worden dat er sprake is van een herhaalde overtreding en dat daarmee voldaan is aan de voorwaarden van artikel 28a, eerste en tweede lid van de Arbowet. De minister was daarom bevoegd tot het geven van de waarschuwing.
Had de minister van het opleggen van de waarschuwing moeten afzien?
26. Eiseres stelt zich op het standpunt dat de minister ten onrechte geen rekening heeft gehouden met artikel 4, tweede lid, van de Beleidsregel preventieve stillegging arbeidswetten. Zij wijst daarbij ook op de uitspraak van de Afdeling van 14 september 2022waarin de Afdeling heeft geoordeeld dat bij de bevoegdheid tot het opleggen van de waarschuwing de aard en omvang van de overtreding, de maatschappelijke en economische gevolgen van een eventuele stillegging en of een boete is gematigd, dient te worden afgewogen. Verder doet eiseres een beroep op artikel 4, derde lid, van deze beleidsregel. Zij voert daartoe aan dat nu de eerdere boete bij besluit van 26 januari 2016 met 50% is gematigd, dit de minister aanleiding had moeten geven af te zien van de schriftelijke waarschuwing. Eiseres is verder van mening dat de boete in aanmerking komt voor matiging op grond van artikel 1, elfde en twaalfde lid, van de Beleidsregel boeteoplegging arbeidsomstandighedenwetgeving en zij verwijst hiervoor naar hetgeen zij in de beroepsprocedure inzake de opgelegde boetes heeft aangevoerd.
27. Naar het oordeel van de rechtbank heeft de minister geen toepassing hoeven geven aan artikel 4, tweede lid, van de Beleidsregel preventieve stillegging arbeidswetten. Dit artikellid ziet op de maatschappelijke en economische gevolgen voor derden waarbij bij het gebruik maken van de bevoegdheid tot het opleggen van de waarschuwing rekening moet worden gehouden. Niet gesteld noch gebleken is dat deze gevolgen voor derden aanwezig zijn. In dit geval zien deze maatschappelijke en economische gevolgen juist op eiseres, waardoor het beroep van eiseres op dit artikel niet kan slagen. Ook het beroep van eiseres op de uitspraak van de Afdeling van 14 september 2022 kan niet slagen, nu die zaak – anders dan de zaak met procedurenummer ROE 21/1190 – betrekking heeft op een boete in het kader van de Wav. De minister heeft naar het oordeel van de rechtbank evenmin toepassing hoeven geven aan artikel 4, derde lid van de Beleidsregel. Weliswaar is de eerdere boete bij besluit van 26 januari 2016 met 50% gematigd, maar dit geldt niet voor de boete van
17 november 2020. Eiseres heeft niet laten zien dat zij na de overtreding van 18 juni 2015 voldoende inspanningen heeft verricht ter voorkoming van toekomstige overtredingen, nu zij opnieuw artikel 3.16 eerste lid, van het Arbobesluit heeft overtreden. Voor zover eiseres zich beroept op matiging van de boetes met toepassing van artikel 1, elfde dan wel het twaalfde lid, van de Beleidsregel boeteoplegging arbeidsomstandighedenwetgeving, verwijst de rechtbank naar hetgeen zij daarover heeft geoordeeld in de procedure met betrekking tot de boete (ROE 21/1190).
Is het beleid te abstract geformuleerd en had de minister op grond van het evenredigheidsbeginsel moeten afzien van de waarschuwing?
28. Eiseres stelt zich op het standpunt dat het beleid te abstract is geformuleerd waardoor het bestreden besluit onvoldoende is gemotiveerd. De in artikel 1 van de Beleidsregel preventieve stillegging genoemde criteria zijn te ruim geformuleerd. Daarnaast voert eiseres aan dat het opleggen van de waarschuwing in strijd is met de bedoeling van de wetgever. Deze maatregel is bedoeld voor werkgevers die – anders dan eiseres – herhaaldelijk de arbeidswetten overtreden. Er dient sprake te zijn van misbruik en fraude. Hiervan is geen sprake bij het bedrijf van eiseres. Eiseres geeft verder aan dat de rechtsgevolgen van de waarschuwing erg groot zijn en dat niet helder is of de waarschuwing kan worden ingetrokken als deze een jaar van kracht is geweest zonder dat er een bevel tot intrekking is gegeven. Hoewel de waarschuwing preventieve stillegging een herstelsanctie is, is deze te ingrijpend. Naar de mening van eiseres dient de waarschuwing te worden aangemerkt als een ultimum remedium. Verder is sprake van een exponentiële toename van het aantal waarschuwingen waardoor het beeld ontstaat dat de minister automatisch naar dit middel grijpt, aldus eiseres.
29. Anders dan eiseres stelt gaat het er niet om of het beleid redelijk is, maar of de waarschuwing evenredig is. Naar het oordeel van de rechtbank is dit het geval. Het doel van de waarschuwing en de preventieve stillegging is het voorkomen van herhaling van geconstateerde overtredingen. Voor het opleggen van een preventieve stillegging moet voldaan zijn aan de voorwaarden van artikel 9.10a, eerste lid, van het Arbobesluit: er moet een eerste en tweede overtreding zijn geconstateerd, er moet een boete zijn opgelegd voor de overtreding naar aanleiding waarvan een waarschuwing is gegeven en er moet een derde overtreding zijn geconstateerd. Het is daarbij aan eiseres om ervoor te zorgen dat er geen derde overtreding komt. Dat een bevel preventieve stillegging kan worden aangemerkt als een ultimum remedium is juist, maar dat geldt niet – zoals eiseres ten onrechte stelt – voor de waarschuwing preventieve stillegging. De rechtbank verwijst naar hetgeen zij hierover heeft overwogen over het doel van de waarschuwing. De minister heeft verder voldoende gemotiveerd dat de exponentiële toename van waarschuwingen, inherent is aan de stijging van het aantal overtredingen. In 2020 zijn meer meldingen binnengekomen dan in 2019. Maar er zijn minder boetebeschikkingen verzonden dan in 2019. Naar het oordeel van de rechtbank heeft de minister hierin geen aanleiding hoeven zien om af te zien van handhaving of moeten concluderen dat het geven van een waarschuwing onevenredig is.
Is de waarschuwing te verstrekkend?
30. Tot slot stelt eiseres dat de reikwijdte van de waarschuwing te ruim is geformuleerd. In beginsel worden de werkzaamheden stilgelegd die samenhangen met de overtredingen. Hierbij is van belang dat de minister de waarschuwing ten onrechte niet heeft beperkt tot werkzaamheden met inzet van individuele beschermingsmiddelen. Dit is in strijd met artikel 5:2, tweede lid, van de Awb en artikel 1, eerste en vierde lid, van de Beleidsregel preventieve stillegging arbeidswetten. Hoewel eiseres begrijpt dat deze afweging ook later kan plaatsvinden is het in het kader van de rechtszekerheid voor haar wenselijk dat al in de waarschuwing dit onderscheid wordt gemaakt. Volledige stillegging van de activiteiten zal voor eiseres en haar personeel desastreuze gevolgen hebben. Eiseres verwijst naar een uitspraak van deze rechtbank van 1 juni 2016waarin zij heeft geoordeeld dat het stilleggingsbevel – en dit geldt volgens eiseres ook voor een daaraan voorafgaande waarschuwing – niet verder mag gaan dan nodig om het doel, het voorkomen van recidive, te bereiken.
31. De rechtbank stelt vast dat de minister in zijn besluitvorming voldoende heeft gemotiveerd dat de waarschuwing betrekking heeft op drie overtredingen van artikel 3.16, eerste lid, van het Arbobesluit. Op grond van artikel 9.10c van het Arbobesluit volgt na een herhaling van een overtreding of een soortgelijke overtreding, een waarschuwing preventieve stillegging. Artikel 3.16, vijfde lid, van het Arbobesluit is een soortgelijke overtreding waardoor de waarschuwing zich ook tot die overtreding uitstrekt. Eiseres mag niet artikel 3.16, eerste of vijfde lid, van het Arbobesluit overtreden. Van strijd met het rechtszekerheidsbeginsel is daarom geen sprake. Voor zover eiseres stelt dat de waarschuwing in strijd is met artikel 5:2, tweede lid, van de Awb en artikel 1, eerste en vierde lid, van de Beleidsregel preventieve stillegging arbeidswetten, overweegt de rechtbank dat deze stelling van eiseres prematuur is. De minister heeft terecht gesteld dat er in dit geval slechts sprake is van een waarschuwing preventieve stillegging. Er is nog geen bevel preventieve stillegging gegeven. Eiseres heeft het in eigen hand om een toekomstige overtreding van artikel 3.16, eerste dan wel vijfde lid, van het Arbobesluit te voorkomen. Indien het in de toekomst tot een preventieve stillegging zou komen, zal de minister deze beoordelen aan de hand van artikel 28a van de Arbowet en artikel 1 van de Beleidsregel preventieve stillegging arbeidswetten. Daarbij zijn de nadelige gevolgen van een eventuele (in de toekomst op te leggen) preventieve stillegging een uitdrukkelijke keuze van de wetgever.