Uitspraak
RECHTBANK Gelderland
1.[gedaagde 2] ,
2. [gedaagde 3] ,
3. [gedaagde 4] ,
1.De procedure
2.De verdere beoordeling
Weliswaar speelt verjaring bij de verdeling van een bestanddeel van de nalatenschap geen rol, maar bij die verdeling moet worden uitgegaan van de waarde van het te verdelen goed op het moment van de verdeling, in dit geval per heden. De waarde van de vorderingen uit hoofde van de geldlening is thans nihil, omdat die vorderingen door verjaring niet meer opeisbaar zijn. Met verdeling van de vordering is dan geen belang gediend.”. Verder zou het in dit geval in de visie van [gedaagde 1] naar maatstaven van redelijkheid en billijkheid onaanvaardbaar zijn als de verjaarde rechtsvorderingen in de verdeling zouden worden betrokken.
hetgeen deze[de deelgenoot]
aan de gemeenschap schuldig is”. Een natuurlijke verbintenis, zoals een schuld uit hoofde van een geldlening die is verjaard, is in rechte niet afdwingbaar. Die rechtsvordering kan dan ook niet verdeeld of gedwongen toegerekend worden. De omvang van de nalatenschap wordt vastgesteld naar het moment van het overlijden van de erflater. De rechtbank is daarom van oordeel dat, behoudens bijzondere omstandigheden, als een vordering reeds is verjaard op het moment van het overlijden van erflater, deze niet gedwongen kan worden toegerekend bij de verdeling van de nalatenschap. De rechtbank volgt [gedaagde 1] hier in zoverre dat een op het moment van overlijden reeds verjaarde verbintenis geen goed is dat tot de nalatenschap behoort. Er is naar het oordeel van de rechtbank ook geen aanleiding om een vordering die de erflater heeft laten verjaren als natuurlijk verbintenis voor het volledige bedrag te betrekken in de verdeling na het overlijden van erflater. De schuldenaar zal zich immers door de verjaring bevrijd hebben mogen beschouwen van zijn terugbetalingsverplichting. Als een vordering van erflater op een deelgenoot nog niet is verjaard op het moment van overlijden van erflater, dan behoort deze wél tot de nalatenschap. Dit punt is niet in geschil. Wel in geschil is of de vorderingen nog in de verdeling moeten worden betrokken en zo ja, tegen welke waarde als de vordering zijn verjaard vóórdat tot verdeling wordt overgegaan. Uitgangspunt blijft naar het oordeeldeel van de rechtbank dat de vorderingen tot de nalatenschap behoren omdat de samenstelling van de nalatenschap wordt bepaald op het moment van overlijden van erflater. Een eventuele verjaring van een vordering die tot de nalatenschap behoort, heeft op de samenstelling van de nalatenschap geen invloed. Dit is anders ten aanzien van de waardering van de bestanddelen van de nalatenschap. Wat betreft de waardering geldt als peildatum het moment van de verdeling (Hoge Raad 23 november 2007, ECLI:NL:HR:2007:BB6176). Als de verjaring van vorderingen van de nalatenschap niet namens haar is gestuit dan rest een natuurlijke verbintenis. Een natuurlijke verbintenis heeft, aangezien deze niet afdwingbaar is, een waarde van nihil (zie ook r.o. 4.35 van het tussenvonnis van 24 mei 2023). De rechtbank sluit zich op dit punt aan bij het arrest gerechtshof Arnhem-Leeuwarden van 10 december 2019, ECLI:NL:GHARL:2019:10619.
Er kunnen omstandigheden zijn dat het naar maatstaven van redelijkheid en billijkheid onaanvaardbaar is dat de deelgenoot/schuldenaar zich verzet tegen gedwongen schuldtoerekening op de grond dat de rechtsvordering is verjaard.”. Dit is ook in lijn met eerdere jurisprudentie over dit onderwerp die een gedwongen schuldtoerekening bij verjaarde verbintenissen mogelijk acht vanwege de ‘redelijke wetstoepassing’ (gerechtshof Leeuwarden 24 november 2009, ECLI:NL:GHLEE:2009:BK4276). Doorslaggevend is derhalve of de door [eiseres] en [gedaagde 1] aangevoerde argumenten op grond van de redelijkheid en billijkheid in deze concrete omstandigheden meebrengen dat een beroep op verjaring (niet) gerechtvaardigd is.
3.De beslissing
28 augustus 2024voor nemen van een akte door [gedaagde 1] over het onder r.o. 2.5 overwogene (geen antwoordaktes toegestaan),
31 juli 2024.