ECLI:NL:RBGEL:2024:4594

Rechtbank Gelderland

Datum uitspraak
17 juli 2024
Publicatiedatum
18 juli 2024
Zaaknummer
C/05/426338 / HA ZA 23-453
Instantie
Rechtbank Gelderland
Type
Uitspraak
Procedures
  • Op tegenspraak
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Vordering tot betaling van openstaande facturen en schending van de waarheidsplicht in overeenkomsten voor online marketingdiensten

In deze zaak vordert Webactueel B.V. betaling van openstaande facturen van TST Company B.V. voor online marketingdiensten, waaronder SEO, Google Ads en sociale media-werkzaamheden. De partijen hebben in juni 2023 verschillende overeenkomsten gesloten, waarbij TST aanvankelijk een klein pakket afnam, maar later overstapte naar een groot pakket. Webactueel stelt dat de overeenkomsten voor respectievelijk drie en twaalf maanden zijn aangegaan, terwijl TST betwist dat de overeenkomsten voor deze looptijden zijn gesloten en stelt dat zij deze tussentijds heeft opgezegd. De rechtbank oordeelt dat Webactueel in het gelijk wordt gesteld in conventie, waarbij TST wordt veroordeeld tot betaling van de openstaande bedragen, inclusief buitengerechtelijke kosten. In reconventie heeft TST vorderingen ingesteld op basis van ontbinding van de overeenkomsten, maar deze worden afgewezen. De rechtbank concludeert dat Webactueel de waarheidsplicht heeft geschonden door onjuiste informatie te verstrekken over de ondertekening van offertes, maar dit heeft geen invloed op de toewijzing van de vordering. De rechtbank bepaalt dat elke partij zijn eigen proceskosten draagt.

Uitspraak

RECHTBANK Gelderland

Civiel recht
Zittingsplaats Arnhem
Zaaknummer: C/05/426338 / HA ZA 23-453
Vonnis van 17 juli 2024
in de zaak van
WEBACTUEEL B.V.,
te Rijswijk,
eisende partij in conventie,
verwerende partij in reconventie,
hierna te noemen: Webactueel,
advocaat: mr. O.R. van Hardenbroek van Ammerstol,
tegen
TST COMPANY B.V.,
te Nijmegen,
gedaagde partij in conventie,
eisende partij in reconventie,
hierna te noemen: TST,
advocaat: mr. G. Strik.

1.De procedure

1.1.
Het verloop van de procedure blijkt uit:
- het tussenvonnis van 31 januari 2024
- het proces-verbaal van de mondelinge behandeling van 17 mei 2024.
1.2.
Ten slotte is bepaald dat er een vonnis zal worden uitgesproken.

2.De zaak in het kort

2.1.
Partijen hebben in juni 2023 verschillende overeenkomsten met elkaar gesloten. Op grond hiervan verrichtte Webactueel online marketing-activiteiten voor TST. Het ging om SEO-, Google Ads- en sociale media-werkzaamheden. Eerst heeft TST een ‘klein pakket’ afgenomen voor € 5.445,- per maand. Kort hierna hebben partijen mondeling afgesproken dat TST in plaats van dat kleine pakket een ‘groot pakket’ zou gaan afnemen voor € 18.150,00 per maand.
2.2.
Volgens Webactueel zijn de overeenkomsten over het grote pakket afgesloten voor drie maanden (Google Ads- en sociale media-werkzaamheden) en twaalf maanden (SEO-werkzaamheden). In conventie vordert Webactueel betaling van openstaande maandbedragen. TST betwist de looptijd van de overeenkomsten: volgens haar konden de overeenkomsten over het grote pakket na een maand worden opgezegd en heeft zij dat ook gedaan. Daarnaast voert zij als verweer dat Webactueel is tekortgeschoten in de nakoming van de overeenkomsten, die daarom moeten worden ontbonden.
2.3.
In reconventie heeft TST vorderingen ingesteld op basis van ontbinding van de overeenkomsten. Zij wil ook het door haar betaalde bedrag voor het kleine pakket terug. Verder vordert zij schadevergoeding wegens onrechtmatig beslag en veroordeling van Webactueel in de werkelijke proceskosten, omdat Webactueel in strijd met de waarheid heeft gesteld dat de offertes van het grote pakket zijn ondertekend door TST. Tot slot vordert TST dat Webactueel rekening en verantwoording aflegt over de uitvoering van de opdrachten.
2.4.
De rechtbank geeft Webactueel gelijk in conventie. Dit betekent dat TST de openstaande maandbedragen plus de buitengerechtelijke kosten moet betalen. De rechtbank geeft TST deels gelijk in reconventie. Webactueel moet meer verantwoording over de uitvoering van twee van de drie opdrachten afleggen. De andere vorderingen van Webactueel en TST worden afgewezen. De proces- en beslagkosten blijven voor eigen rekening van Webactueel, omdat zij inderdaad in strijd met de waarheidsplicht heeft gehandeld. De rechtbank legt hierna uit hoe zij tot dit oordeel is gekomen.

3.De beoordeling

De vorderingen van Webactueel (in conventie)
3.1.
Voordat de rechtbank toekomt aan de beoordeling van de vorderingen van Webactueel, bespreekt zij eerst het verweer van TST dat Webactueel verschillende onwaarheden heeft verkondigd en daarmee in strijd met art. 21 Rv heeft gehandeld.
Webactueel heeft de waarheidsplicht geschonden
3.2.
Op grond van art. 21 Rv zijn partijen verplicht de voor de beslissing van belang zijnde feiten volledig en naar waarheid aan te voeren. Deze bepaling dient het zwaarwegende maatschappelijke belang dat de waarheid in rechte aan het licht komt, maar strekt ook ter bescherming van het processuele belang van de wederpartij (hier: TST). [1]
3.3.
Ter weerlegging van het voorafgaand aan de procedure door TST gevoerde verweer heeft Webactueel in de dagvaarding gesteld dat uit haar offertesysteem blijkt dat en door wie de offertes van 14 juni 2023, die zien op het grote pakket, zijn ondertekend en dat op alle drie de offertes akkoord is gegeven door [naam 1] van TST. Als productie 2 bij de dagvaarding zijn de offertes overgelegd met daarop een handtekening, de naam van [naam 1] en de datum 15 juni 2023. De advocaat van TST heeft bij brief van 6 oktober 2023 aan de advocaat van Webactueel geschreven dat de offertes niet zijn ondertekend door [naam 1] of iemand anders van TST. Op 23 oktober 2023 antwoordt de advocaat van Webactueel (uiteindelijk) dat de offertes inderdaad niet door TST zijn ondertekend maar door [naam 2] van Webactueel.
3.4.
Webactueel heeft vervolgens – voorafgaand aan het indienen van de conclusie van antwoord door TST– een akte met producties in het geding gebracht. Hierin staat dat de offertes door [naam 3] van Webactueel zijn ondertekend. De directeur van Webactueel had begrepen dat de offertes waren ondertekend door [naam 2] maar dat bleek achteraf niet te kloppen. Bij de akte is een verklaring van [naam 3] gevoegd. [naam 3] verklaart dat zij de offertes zelf heeft ondertekend omdat Webactueel geen facturen kan aanmaken voordat een geaccordeerde offerte is verwerkt in het systeem. Ter zitting is echter namens Webactueel verklaard dat wel degelijk facturen kunnen worden verstuurd zonder ondertekende offerte.
3.5.
Op basis hiervan stelt de rechtbank vast dat Webactueel de waarheidsplicht heeft geschonden. In de dagvaarding ligt de stelling besloten dat de offertes van 14 juni 2023 zijn ondertekend door [naam 1] , terwijl Webactueel wist dat deze stelling niet juist was. De rechtbank stelt verder vast dat Webactueel op lichtvaardige wijze heeft geprobeerd om hiervoor een verklaring te geven. De stellingen dat de offertes zijn ondertekend door [naam 2] en dat deze ondertekening had plaatsgevonden om facturen te kunnen versturen, bleken immers ook niet juist te zijn. Webactueel heeft bovendien geen toereikende verklaring gegeven voor het feit dat op de door haar bij dagvaarding ingediende offertes als datum van ondertekening ‘15 juni 2023’ is ingevuld. Door TST is onweersproken naar voren gebracht dat factuursturen.nl aan haar heeft laten weten dat de offertes pas op 5 september 2023 zijn ondertekend. TST heeft ook versies van de ondertekende offertes overgelegd waarop Webactueel als dagtekening van de ondertekening ‘5 september 2023’ heeft vermeld.
3.6.
De vervolgvraag is welke gevolgtrekking moet worden verbonden aan de schending van de waarheidsplicht. Daarbij zijn de aard en ernst van de normschending en de overige omstandigheden van het geval van belang. [2] Het gaat hierbij om een discretionaire bevoegdheid van de rechter. Het staat de rechter, met andere woorden, vrij om te kiezen of en, zo ja, welke sanctie hij aan een schending van de waarheidsplicht verbindt.
3.7.
De rechtbank is van oordeel dat de voornoemde schending van de waarheidsplicht niet zonder gevolgen kan blijven. De vraag of overeenkomsten over het grote pakket tot stand zijn gekomen tussen partijen en, zo ja, met de inhoud die is opgenomen in de offertes van 14 juni 2023 is doorslaggevend bij de beoordeling van de vordering van Webactueel. In de schending van de waarheidsplicht wordt evenwel geen aanleiding gezien voor de afwijzing van de vordering. Hierdoor zou Webactueel te zwaar worden getroffen, omdat de rechtbank hierna tot de conclusie komt dat inderdaad overeenkomsten met de gestelde inhoud tot stand zijn gekomen. De rechtbank neemt in aanmerking dat Webactueel haar onjuiste stellingen (na correspondentie met de advocaat van TST) zelf en voorafgaand aan het nemen van de conclusie van antwoord door TST heeft gecorrigeerd. Dit neemt niet weg dat TST moeite heeft moeten doen en extra kosten heeft moeten maken om (de advocaat van) Webactueel en vervolgens de rechtbank ervan te overtuigen dat zij de offertes niet heeft ondertekend. Gelet hierop ziet de rechtbank aanleiding om te bepalen dat, ondanks het feit dat de vordering van Webactueel zal worden toegewezen, elke partij de eigen proceskosten in conventie dient te dragen (zie hierna in 3.44). De rechtbank zal verder bepalen dat de beslagkosten niet van TST kunnen worden teruggevorderd (zie hierna in 3.29). De stelling dat uit de ondertekende offertes blijkt dat overeenkomsten tot stand zijn gekomen, heeft Webactueel immers ook ten grondslag gelegd aan haar verzoek tot het leggen van conservatoir derdenbeslag onder de bank van TST.
De looptijd van de overeenkomsten: 3 en 12 maanden
3.8.
Tussen partijen is niet in geschil dat mondeling is overeengekomen dat Webactueel in plaats van de eerder overeengekomen werkzaamheden van het kleine pakket, de werkzaamheden van het grote pakket zou gaan verrichten. Zij verschillen echter van mening over de looptijd van de daaronder vallende overeenkomsten. De rechtbank volgt Webactueel in haar stelling dat de overeenkomsten zijn aangegaan voor de duur van 3 en 12 maanden.
3.9.
De rechtbank stelt vast dat [naam 1] op 5 juni 2023 drie offertes heeft ondertekend, die samen het ‘kleine pakket’ vormen. Het gaat om offertes voor:
( i) SEO-werkzaamheden gedurende 12 maanden voor € 2.722,50 per maand,
(ii) Google Ads-werkzaamheden gedurende minimaal 3 maanden voor € 1.815,00 per maand en
(iii) social media-marketing gedurende minimaal 3 maanden voor € 907,50 per maand (alle bedragen inclusief 21% btw).
Op 12 juni 2023 is de mondelinge afspraak over het ‘grote pakket’ gemaakt. Daarbij waren aanwezig [naam 4] (directeur van Webactueel), [naam 1] (indirect bestuurder van TST) en [naam 5] (medewerker van TST). Daarna zijn op 14 juni 2023 drie offertes toegestuurd aan TST. Het gaat om offertes voor:
( i) SEO-werkzaamheden gedurende 12 maanden voor € 6.050,00 per maand,
(ii) Google Ads-werkzaamheden gedurende minimaal drie maanden voor € 4.840,00 en
(iii) social media-marketing gedurende minimaal drie maanden voor € 7.260,00 per maand (ook deze bedragen zijn inclusief 21% btw).
3.10.
Naar het oordeel van de rechtbank heeft TST onvoldoende gemotiveerd betwist dat de overeenkomsten zijn aangegaan voor de duur van 12 maanden (SEO-werkzaamheden) en
3 maanden (Google Ads en social media). De rechtbank komt tot dit oordeel op grond van de volgende omstandigheden, in onderlinge samenhang bezien.
3.11.
Weliswaar heeft TST de offertes van 14 juni 2023 nooit ondertekend, maar zij heeft deze offertes wel ontvangen. TST heeft niet voldoende toegelicht waarom deze offertes – die qua looptijd overeenstemmen met de overeenkomsten over het kleine pakket – geen correcte weergave zouden bevatten van de twee dagen daarvoor gemaakte mondelinge afspraak dat partijen zouden overstappen naar het grote pakket. Als mondeling iets anders zou zijn afgesproken dan nadien schriftelijk is vastgelegd, ligt het voor de hand dat TST hierop direct had gewezen. Dat TST aan Webactueel heeft laten weten dat zij zich niet kon vinden in de offertes, of dat de offertes geen correcte weergave bevatten van de twee dagen daarvoor gemaakte mondelinge afspraak, heeft zij niet aangevoerd. De rechtbank acht verder van belang op welke wijze partijen uitvoering hebben gegeven aan de overeenkomsten. [3] Op 19 juni 2023 heeft Webactueel een factuur verzonden aan TST voor het grote pakket van (in totaal) € 18.150,00. Op deze factuur wordt verwezen naar de drie offertes van 14 juni 2023. Deze factuur is nog diezelfde maand contant betaald door TST. Op 19 juli 2023 heeft Webactueel de tweede factuur aan TST verzonden. De betaling van deze factuur is op 25 juli 2023 in het vooruitzicht gesteld door TST. In een Whatsapp-bericht van die datum antwoordt [naam 5] namelijk het volgende op de vraag van [naam 4] wanneer hij de betaling van de tweede maand kan verwachten: “
Als het goed is moeten we ook wat verrekenen” en “
Doen we ook meteen de betaling.” Hoewel TST heeft opgemerkt dat zij haar ongenoegen
face to facein een bespreking met Webactueel wilde uiten, heeft zij daarmee geen toereikende verklaring gegeven voor het feit dat [naam 5] na het verstrijken van de eerste maand de tweede betaling aankondigt. De rechtbank leidt hieruit af dat de overeenkomsten na de eerste maand doorliepen.
3.12.
Uit het voorgaande volgt dat TST niet wordt gevolgd in haar standpunt, zoals de rechtbank dat begrijpt, dat de afspraak vrijblijvend was en dat zij een maand lang zou kijken wat het resultaat van de werkzaamheden van Webactueel was. Dit standpunt leidt ook om een andere reden niet tot het door TST beoogde resultaat. In de conclusie van antwoord en tijdens de mondelinge behandeling heeft TST aangevoerd dat zij haar ongenoegen voor het eerst heeft geuit tijdens een bespreking met Webactueel op 18 augustus 2023, en dat toen is gezegd dat TST wilde afzien van het grote pakket. Ook indien TST zou worden gevolgd in haar standpunt over de initiële looptijd van de overeenkomst, geldt dus dat TST te laat aan Webactueel heeft laten weten dat zij wilde afzien van het grote pakket. De bespreking van 18 augustus 2023 heeft immers plaatsgevonden buiten de vrijblijvende periode van één maand die partijen volgens TST zouden zijn overeengekomen. Ook in de lezing van TST moet de conclusie dus zijn dat de overeenkomsten na de eerste maand doorliepen.
De overeenkomsten waren niet tussentijds opzegbaar
3.13.
Vervolgens komt de rechtbank toe aan het verweer van TST dat de overeenkomsten zijn opgezegd. Dit verweer wordt verworpen.
3.14.
Uitgangspunt is dat de opdrachtgever (TST) de overeenkomst te allen tijde kan opzeggen (art. 7:408 lid 1 BW). Dit geldt ook voor een overeenkomst die is aangegaan voor bepaalde tijd [4] en betekent dat de overeenkomst in beginsel
op elk momentkan worden opgezegd. Bij professionele opdrachtgevers, zoals in dit geval, is sprake van regelend recht, zodat partijen anders kunnen overeenkomen. Partijen kunnen een opzegtermijn overeenkomen. [5]
3.15.
In de offertes van 14 juni 2023 staat dat de Google Ads- en sociale media-overeenkomsten na de minimale looptijd van drie maanden maandelijks opzegbaar zijn met een opzegtermijn van een maand. De vorderingen van Webactueel zien uitsluitend op de vergoeding die TST gedurende deze minimale looptijd verschuldigd was. Om die reden behoeft het verweer dat deze overeenkomsten zijn opgezegd, geen verdere bespreking.
3.16.
Wat betreft de SEO-werkzaamheden is de overeenkomst aangegaan voor de duur van 12 maanden. In de offerte staat dat de behaalde resultaten 3 maanden na de start van de werkzaamheden met de opdrachtgever worden besproken en dat, indien Webactueel geen zichtbaar resultaat heeft getoond volgens AHREFS, de opdrachtgever het contract mag ontbinden. Er wordt dus gesproken van een ontbindingsbevoegdheid voor het geval resultaat uitblijft. De rechtbank ziet, gelet op het ontbreken van stellingen van partijen op dit punt, geen grond om deze bepaling aldus uit te leggen dat hiermee beperkingen zijn aangebracht in de opzegbevoegdheid van art. 7:408 lid 1 BW.
3.17.
Dit betekent dat de rechtbank wat betreft de SEO-overeenkomst toekomt aan het beroep van Webactueel op haar algemene voorwaarden. In de offerte voor de SEO-werkzaamheden staat dat de algemene voorwaarden van Webactueel van toepassing zijn op alle opdrachten die door Webactueel worden uitgevoerd. In art. 5 lid 3 van de algemene voorwaarden van Webactueel is bepaald dat tussentijdse beëindiging van de overeenkomst is uitgesloten, tenzij uitdrukkelijk en schriftelijk anders is overeengekomen. Deze bepaling brengt mee dat de SEO-overeenkomst niet kon worden opgezegd op 18 augustus 2023, 6 oktober 2023 dan wel op 3 januari 2024, zoals TST stelt. Opzegging zou neerkomen op een tussentijdse beëindiging waaraan de algemene voorwaarden in de weg staan.
De algemene voorwaarden zijn tijdig ter beschikking gesteld
3.18.
TST stelt zich echter op het standpunt dat de algemene voorwaarden van Webactueel vernietigbaar zijn omdat aan haar niet de redelijke mogelijkheid is geboden om hiervan kennis te nemen. Op de offertes wordt weliswaar opgemerkt dat de algemene voorwaarden kunnen worden geraadpleegd via
www.webactueel.nl/algemenevoorwaarden, maar dit is geen hyperlink en de algemene voorwaarden zijn niet te vinden op dit adres, aldus TST. Of dit juist is, kan in het midden blijven, gelet op het volgende.
3.19.
Een beding in algemene voorwaarden is vernietigbaar indien de gebruiker (Webactueel) aan de wederpartij (TST) niet een redelijke mogelijkheid heeft geboden om van de algemene voorwaarden kennis te nemen (art. 6:233, aanhef en onder b, BW). De gebruiker heeft deze mogelijkheid geboden indien hij de algemene voorwaarden voor of bij het sluiten van de overeenkomst aan de wederpartij ter hand heeft gesteld of de voorwaarden overeenkomstig de in art. 6:230c BW voorziene wijze heeft verstrekt (art. 6:234 lid 1 BW).
3.20.
Een dienstverrichter als Webactueel heeft vier mogelijkheden tot terbeschikkingstelling van de algemene voorwaarden, waaronder het verstrekken hiervan op eigen initiatief en het gemakkelijk elektronisch toegankelijk zijn voor de afnemer op een door de dienstverrichter meegedeeld adres (art. 6:230c, aanhef en onder 1 en 3, BW in samenhang met art. 6:230b, aanhef en onder 6, BW). Terbeschikkingstelling dient tijdig voor de sluiting van een schriftelijke overeenkomst of, indien er geen schriftelijke overeenkomst is, voor de verrichting van de dienst plaats te vinden (art. 6:230e BW).
3.21.
Op de zitting heeft Webactueel gesteld dat de algemene voorwaarden zijn meegestuurd als bijlage bij de e-mail met de offerte van het grote pakket, dat de offerte (naar de rechtbank begrijpt: via www.factuursturen.nl) 8 keer is geopend en dat de algemene voorwaarden daarnaast achter de offerte zitten. Het gaat om de e-mail van 14 juni 2023 aan [naam 1] met als bijlagen de offerte met nummer 31052414 en de ‘algemene voorwaarden Webactueel.pdf.’ Aan de betwisting hiervan door TST, die slechts inhoudt dat niet is gebleken dat de algemene voorwaarden waarop Webactueel een beroep doet als bijlage zijn toegevoegd, en dat niet duidelijk is wie (in die 8 keer dat de offerte is geopend) naar de offerte heeft gekeken, wordt als onvoldoende gemotiveerd voorbijgegaan.
3.22.
De rechtbank stelt dus – onder aanvulling van de rechtsgronden van het standpunt van Webactueel – vast dat de algemene voorwaarden van Webactueel (tijdig) ter beschikking zijn gesteld op de in art. 6:230c BW voorziene wijze. De algemene voorwaarden zijn daarom, anders dan TST aanvoert, niet vernietigbaar en staan in de weg aan tussentijdse opzegging van de SEO-overeenkomst.
De overeenkomsten worden niet ontbonden: geen verzuim
3.23.
Het verweer van TST dat de overeenkomsten moeten worden ontbonden, slaagt ook niet. Aan dit verweer legt zij ten grondslag dat Webactueel de werkzaamheden van het grote pakket niet dan wel niet naar behoren heeft uitgevoerd, zodat sprake is van een tekortkoming in de nakoming. Deze werkzaamheden hadden telkens moeten worden uitgevoerd op de 13e van elke maand. Er is sprake van een fatale termijn, zodat het verzuim zonder ingebrekestelling intreedt.
3.24.
Naar het oordeel van de rechtbank is geen fatale termijn overeengekomen. Het enkele feit dat de offertes van het grote pakket dateren van 14 juni 2023, waarbij TST kennelijk aansluiting zoekt, is onvoldoende voor het oordeel dat op elke 13e van de maand een “voor de voldoening bepaalde termijn verstrijkt” (als bedoeld in art. 6:83, aanhef en onder a, BW). Door TST is niet gesteld dat dit tijdstip met Webactueel is besproken of dat anderszins vast staat dat de werkzaamheden uiterlijk op de 13e moesten zijn verricht. [6]
3.25.
Dit betekent dat slechts sprake is van verzuim wanneer de schuldenaar (Webactueel) in gebreke wordt gesteld bij een schriftelijke aanmaning waarbij hem een redelijke termijn voor de nakoming wordt gesteld en nakoming binnen deze termijn uitblijft (art. 6:82 lid 1 BW). Niet in geschil is dat TST geen schriftelijk ingebrekestelling aan Webactueel heeft gezonden. Ter zitting heeft TST slechts verwezen naar besprekingen waarin zij haar ongenoegen heeft geuit, maar dat levert geen verzuim op.
3.26.
Gelet op het voorgaande was Webactueel niet in verzuim. In dat geval bestaat geen bevoegdheid tot ontbinding van de overeenkomsten (art. 6:265 lid 2 BW). Hieruit volgt dat het verweer van TST dat de overeenkomsten moeten worden ontbonden, wordt verworpen en dat de rechtbank niet hoeft in te gaan op de vraag of en, zo ja, in hoeverre Webactueel is tekortgeschoten in de nakoming van haar verplichtingen. Omdat de overeenkomsten in stand blijven, kan Webactueel hiervan nakoming vorderen.
TST moet de openstaande facturen betalen
3.27.
Gelet op het voorgaande is de vordering van Webactueel met betrekking tot de openstaande facturen toewijsbaar tot het gevorderde bedrag van € 85.305,00. Het betreft twee maandtermijnen voor zowel de Google Ads- als de sociale media-overeenkomst en elf maandtermijnen voor de SEO-overeenkomst, verminderd met het maandbedrag voor het kleine pakket dat TST al heeft voldaan.
TST moet de buitengerechtelijke kosten betalen
3.28.
Webactueel vordert daarnaast vergoeding van buitengerechtelijke incassokosten tot een bedrag van € 1.321,15. Het Besluit vergoeding voor buitengerechtelijke incassokosten (hierna: het Besluit) is van toepassing. Webactueel heeft voldoende onderbouwd gesteld dat buitengerechtelijke incassowerkzaamheden zijn verricht met betrekking tot de facturen over augustus en september 2023. Deze facturen zien op een totaalbedrag van € 36.300,00. Met TST is de rechtbank van oordeel dat Webactueel niet heeft gesteld dat zij buitengerechtelijke incassokosten heeft gemaakt met betrekking tot de overige facturen waarop de hoofdvordering ziet. Op basis van het voornoemde bedrag van € 36.300,00 heeft Webactueel op grond van het Besluit recht op een vergoeding van € 1.138,00.
TST hoeft de beslagkosten niet te betalen
3.29.
Verder vordert Webactueel dat TST wordt veroordeeld in de beslagkosten van
€ 370,10 en € 676,00. Gelet op hetgeen hiervoor in 3.7 (slot) is overwogen, wordt deze vordering in afwijking van art. 706 Rv afgewezen.
De vorderingen van TST (in reconventie)
De overeenkomsten worden niet ontbonden: geen verzuim
3.30.
In conventie heeft de rechtbank vastgesteld dat geen bevoegdheid tot ontbinding van de overeenkomsten bestaat, omdat Webactueel niet in verzuim verkeert. De vorderingen van TST onder I en V, die op ontbinding berusten, zullen dan ook worden afgewezen.
Het beslag is niet onrechtmatig
3.31.
Onder II vordert TST vergoeding van schade van € 764,99 als gevolg van onrechtmatig derdenbeslag onder haar bank. Deze vordering wordt afgewezen.
3.32.
In deze zaak doet zich, gezien de beslissingen in conventie, niet de situatie voor waarin de vordering waarvoor beslag is gelegd, geheel wordt afgewezen. Dit betekent dat de vraag of Webactueel aansprakelijk is voor de gevolgen van het beslag, omdat het beslag is gelegd voor een te hoog bedrag, lichtvaardig is gelegd of onnodig is gehandhaafd, moet worden beantwoord aan de hand van de criteria voor misbruik van recht. [7]
3.33.
In conventie heeft de rechtbank overwogen dat Webactueel de onjuiste stelling dat uit de (door [naam 1] ) ondertekende offertes blijkt dat overeenkomsten tot stand zijn gekomen, ook ten grondslag heeft gelegd aan haar verzoek tot het leggen van conservatoir derdenbeslag onder de bank van TST (zie hiervoor in 3.7). Anders dan TST stelt, volgt hieruit niet dat de bevoegdheid tot beslaglegging is uitgeoefend met een ander doel dan waarvoor zij is verleend (als bedoeld in art. 3:13 lid 2 BW). De vordering van Webactueel is namelijk – ook als haar onjuiste stellingen buiten beschouwing worden gelaten – toewijsbaar tot een bedrag van € 85.305,00. Het conservatoir beslag ziet slechts op een deel van dit bedrag, namelijk een hoofdsom van € 38.464,69 (plus 30% conform de Beslagsyllabus). Gelet hierop bestaat geen grond voor het oordeel dat sprake is van onevenredigheid tussen het belang van Webactueel bij uitoefening van de bevoegdheid en het belang van TST dat daardoor wordt geschaad. Tot slot levert de enkele omstandigheid dat Webactueel volgens TST slechts bereid was om het beslag op te heffen als zij een bankgarantie zou verstrekken, geen misbruik van recht op. [8] Het beslag was dus niet onrechtmatig, zodat geen grond bestaat voor vergoeding van schade.
Het beginnen van de procedure was niet onrechtmatig
3.34.
Onder III vordert TST dat Webactueel wordt veroordeeld in de werkelijke proceskosten, die zij begroot op € 21.633,12. Ook deze vordering wordt afgewezen.
3.35.
Een vordering tot vergoeding van de werkelijke proceskosten is alleen toewijsbaar in het geval van misbruik van procesrecht of onrechtmatig handelen. Daarvan is sprake indien het instellen van die vordering, gelet op de evidente ongegrondheid ervan, in verband met de betrokken belangen van de wederpartij achterwege had dienen te blijven. Hiervan kan eerst sprake zijn, indien de eiser zijn vordering baseert op feiten en omstandigheden waarvan hij de onjuistheid kende of behoorde te kennen of op stellingen waarvan hij op voorhand moest begrijpen dat deze geen kans van slagen hadden. Daarbij past terughoudendheid, gelet op het recht van de eiser op toegang tot de rechter. [9]
3.36.
De rechtbank is van oordeel dat, anders dan TST lijkt te bepleiten, niet uit art. 21 Rv kan worden afgeleid dat schending van de waarheidsplicht in een civiele procedure automatisch een onrechtmatige daad jegens de wederpartij oplevert. [10] Het enkele feit dat Webactueel feiten heeft gesteld waarvan zij de onjuistheid kende, is onvoldoende. Dit brengt op zichzelf niet mee dat Webactueel geen vordering had mogen instellen. In conventie is Webactueel – ondanks de onjuistheid van haar stelling dat de offertes over het grote pakket zijn ondertekend door [naam 1] – gevolgd in het standpunt dat mondelinge overeenkomsten over het grote pakket tot stand zijn gekomen. Op grond hiervan is de vordering van Webactueel toewijsbaar geoordeeld. Van de totstandkoming en inhoud van deze overeenkomsten was TST op de hoogte. De inhoud van deze overeenkomsten is (nadien) ook correct weergegeven in de genoemde offertes. Er is dan ook geen sprake van een evident ongegronde vordering of een situatie waarin Webactueel in verband met de belangen van TST had moeten afzien van het instellen van de vordering. Het instellen van een vordering door Webactueel was dan ook niet onrechtmatig.
De kosten van het kleine pakket zijn al verrekend
3.37.
Aan de vordering van TST onder VI ligt ten grondslag dat zij recht heeft op terugbetaling van een deel van het bedrag van het kleine pakket, namelijk € 3.881,50 van de betaalde € 5.445,-. De betaalde € 5.445,- is echter (na wijziging van eis) geheel in mindering gebracht op de vordering van Webactueel zoals die in conventie zal worden toegewezen. De schuld van Webactueel ter zake van het kleine pakket is daarmee al verrekend met haar vordering uit hoofde van het grote pakket. De vordering wordt daarom afgewezen.
Webactueel moet verantwoording afleggen over de Google Ads- en sociale media-werkzaamheden
3.38.
Onder VII vordert TST dat Webactueel wordt veroordeeld tot het afleggen van rekening en verantwoording door een volledige, inzichtelijke en definitieve verantwoording te verstrekken omtrent alle werkzaamheden die zij tussen 5 juni 2023 tot en met 18 augustus 2023 heeft verricht voor TST en om een urenverantwoording af te leggen over die periode binnen zeven dagen na dagtekening van het vonnis. Deze vordering wordt deels toegewezen.
3.39.
De opdrachtnemer (Webactueel) moet de opdrachtgever (TST) op de hoogte houden van zijn werkzaamheden ter uitvoering van de opdracht en hem onverwijld in kennis stellen van de voltooiing van de opdracht, indien de opdrachtgever daarvan onkundig is (art. 7:403 lid 1 BW). De opdrachtnemer doet aan de opdrachtgever verantwoording van de wijze waarop hij zich van de opdracht heeft gekweten (art. 7:403 lid 2 BW). De omvang van de informatie- en verantwoordingsplicht hangt af van de aard van de opdracht en de overige omstandigheden van het geval. [11]
3.40.
De rechtbank is van oordeel dat Webactueel onvoldoende heeft betwist dat zij haar informatie- en verantwoordingsplicht heeft geschonden wat betreft de Google Ads- en sociale media-werkzaamheden. In de Google Ads- en sociale media-offertes van 14 juni 2023 staat een lijst met werkzaamheden die Webactueel moest verrichten. In het licht hiervan is de rechtbank van oordeel dat Webactueel ten minste zodanig gespecificeerde informatie aan TST dient te verstrekken dat TST in staat is om te controleren of Webactueel alle overeengekomen werkzaamheden heeft verricht. Tijdens de zitting heeft Webactueel toegelicht dat Google Ads en Meta een systeem hebben waarin zij precies kan zien welke wijzigingen zij voor TST heeft uitgevoerd en welke effecten die wijzigingen hadden. Dit systeem kon TST niet raadplegen. Als opdrachtnemer was TST afhankelijk van informatie van Webactueel over de verrichte werkzaamheden alsook over de voortgang en resultaten daarvan. [12] Volgens Webactueel heeft zij TST via WhatsApp steeds op de hoogte gehouden van wat zij heeft gedaan en is een voorbeeld van de interactie via WhatsApp in het geding gebracht. Met een verwijzing naar de overgelegde WhatsApp-gesprekken heeft Webactueel echter onvoldoende onderbouwd dat zij gedurende de gehele periode waarop de vordering ziet, heeft voldaan aan haar verplichtingen op grond van art. 7:403 BW.
3.41.
Wat betreft de SEO-werkzaamheden is de rechtbank van oordeel dat TST onvoldoende gemotiveerd heeft gesteld dat Webactueel niet aan haar verplichtingen heeft voldaan. Webactueel heeft namelijk maandelijks SEO-rapporten met maandelijkse ontwikkelingen aan TST toegezonden. Ter zitting heeft TST bevestigd dat de cijfers uit de rapporten kloppen, maar dat de marketing niet waardevol was omdat Webactueel links plaatst op websites die niets met verduurzaming te maken hebben. Hieruit leidt de rechtbank af dat TST in voldoende mate in staat is gesteld om te beoordelen welke SEO-werkzaamheden Webactueel heeft verricht en wat het resultaat en de kwaliteit daarvan was. Welk inzicht hierover ontbreekt en in welke periode, heeft TST niet gesteld.
3.42.
De vordering van TST onder VII is dan ook toewijsbaar voor zover het gaat om een verantwoording van de Google Ads- en sociale media-werkzaamheden. De termijn waarbinnen verantwoording moet worden afgelegd, zal worden gesteld op 2 weken na betekening van dit vonnis. Met Webactueel is de rechtbank van oordeel dat zij niet verplicht is om een urenverantwoording af te leggen. Zij heeft zich verbonden tot het verrichten van de werkzaamheden die zijn opgesomd in de offertes van 14 juni 2023. In de offertes is geen (minimale) tijdsbesteding opgenomen en ook op de omvang van de vergoeding die TST verschuldigd is, heeft de tijdsbesteding geen invloed.
In conventie en reconventie
3.43.
Partijen hebben geen concrete feiten gesteld die, indien bewezen, tot een ander oordeel kunnen leiden. De rechtbank komt daarom niet toe aan bewijslevering en passeert de bewijsaanbiedingen van partijen.
3.44.
In conventie zal, gelet op hetgeen hiervoor in 3.7 is overwogen, worden bepaald dat elke partij de eigen kosten moet dragen.
3.45.
In reconventie zal worden bepaald dat elke partij de eigen kosten moet dragen, omdat partijen over en weer in het ongelijk zijn gesteld.

4.De beslissing

De rechtbank
in conventie
4.1.
veroordeelt TST om aan Webactueel te betalen een bedrag van € 85.305,00,
4.2.
veroordeelt TST om aan Webactueel te betalen een bedrag van € 1.138,00 aan buitengerechtelijke incassokosten,
4.3.
compenseert de proceskosten in die zin dat iedere partij de eigen kosten draagt,
4.4.
verklaart dit vonnis tot zover uitvoerbaar bij voorraad,
4.5.
wijst het meer of anders gevorderde af,
in reconventie
4.6.
veroordeelt Webactueel tot het verstrekken van een volledige, inzichtelijke en definitieve verantwoording over alle Google Ads- en sociale media-werkzaamheden die zij tussen 5 juni 2023 en 18 augustus 2023 heeft verricht voor TST, binnen 2 weken na betekening van dit vonnis,
4.7.
compenseert de proceskosten in die zin dat iedere partij de eigen kosten draagt,
4.8.
verklaart dit vonnis tot zover uitvoerbaar bij voorraad,
4.9.
wijst het meer of anders gevorderde af.
Dit vonnis is gewezen door mr. L.J. de Kerpel-van de Poel en in het openbaar uitgesproken op 17 juli 2024.

Voetnoten

1.Zie de conclusie van A-G De Bock, ECLI:NL:PHR:2021:38.
2.HR 16 juli 2021, ECLI:NL:HR:2021:1144.
3.Vgl. HR 10 juni 2022, ECLI:NL:HR:2022:852.
4.Zie bijvoorbeeld Gerechtshof Den Haag 20 juni 2017, ECLI:NL:GHDHA:2017:1660 en Gerechtshof Amsterdam 10 december 2019, ECLI:NL:GHAMS:2019:4372.
5.Vgl. HR 10 februari 2023, ECLI:NL:HR:2023:198 over consument-opdrachtgevers.
6.Vgl. HR 31 januari 2020, ECLI:NL:HR:2020:141.
7.HR 11 april 2003, ECLI:NL:HR:2003:AF2841.
8.HR 5 december 2003, ECLI:NL:HR:2003:AL7059.
9.HR 6 april 2012, ECLI:NL:HR:2012:BV7828.
10.Vgl. Gerechtshof ‘s-Hertogenbosch 16 januari 2024, ECLI:NL:GHSHE:2024:83.
11.Vgl. HR 2 februari 1994, ECLI:NL:HR:1994:ZC1561.
12.Vgl. Gerechtshof ’s-Hertogenbosch 18 februari 2020, ECLI:NL:GHSHE:2020:592.