Uitspraak
1.Waar gaat deze zaak over
Jan Luyken-arrest, zodat geen sprake is van staatsaansprakelijkheid op grond van onrechtmatige rechtspraak. De rechtbank wijst de vorderingen van [eiseres] af.
2.De procedure
- de dagvaarding van 20 december 2023, met producties 1 tot en met 78;
- de incidentele conclusie houdende vordering tot verwijzing naar de sector civiel ex artikel 71 Rv van de Staat;
- het antwoord in incident van [eiseres] ;
- het vonnis in incident van 3 april 2024, waarbij de kantonrechter de zaak in de stand waarin deze zich bevindt heeft verwezen naar de rechtbank, Team Handel;
- de conclusie van antwoord, met productie 1.
3.De feiten
€ 198.000 doorgeleend aan de B.V. In december 2003 is de B.V. in staat van faillissement gesteld.
4.Het geschil
Jan Luyken. [6] Subsidiair betwist de Staat dat [eiseres] schade heeft geleden en het causaal verband tussen de (beweerdelijke) onrechtmatige rechtspraak en de (beweerdelijke) schade.
5.De beoordeling
Köbler-arrest van het Europese Hof van Justitie (hierna: “HvJEU”) en het
Greenwold-arrest van de Hoge Raad de handvatten bieden voor toetsing van de aansprakelijkheid van de Staat. [7] De Staat heeft aangevoerd dat in dit geschil de aansprakelijkheid voor onrechtmatige rechtspraak uitsluitend moet worden beoordeeld aan de hand van de maatstaf die de Hoge Raad in het
Jan Luyken-arrest heeft geformuleerd. De rechtbank oordeelt als volgt.
Köbler-arrest heeft het HvJEU bepaald dat een lidstaat onder bepaalde omstandigheden aansprakelijk kan worden gehouden voor schade die het gevolg is van de beslissing van een in laatste aanleg rechtsprekende nationale rechterlijke instantie. Daarvoor moet volgens het HvJEU aan drie voorwaarden zijn voldaan, te weten:
Jan Luyken-maatstaf (zo blijkt uit het
Jan Luyken-arrest):
Köbler-arrest in dit geschil niet van toepassing is. Het
Greenworld-arrest is evenmin van toepassing aangezien daarin geen nieuwe maatstaf voor staatsaansprakelijkheid voor overheidsrechtspraak is geformuleerd. [8]
Jan Luyken-arrest heeft de Hoge Raad overwogen dat met het (wettelijk) gesloten stelsel van rechtsmiddelen onverenigbaar is dat een in het ongelijk gestelde partij de gelegenheid krijgt om de juistheid van een rechterlijke beslissing opnieuw ter discussie te stellen langs de weg van een vordering tegen de Staat op grond van onrechtmatige daad. Over zowel de inhoud van rechterlijke beslissingen als over de zorgvuldigheid waarmee die zijn voorbereid, kan in beginsel alleen worden geklaagd door gebruik te maken van een door de wet ter beschikking gesteld rechtsmiddel. [9]
Jan Luyken-arrest heeft geformuleerd. Dit is ook in overeenstemming met eerdere rechtspraak van deze rechtbank. [10]
Jan Luyken-arrest is, dat tegen een rechterlijke beslissing geen rechtsmiddel openstaat of heeft opengestaan. Het moet dus gaan om een beslissing van een in laatste aanleg rechtsprekende instantie. Hieruit volgt dat het niet aan de rechtbank is om in deze procedure, zoals [eiseres] beoogt, opnieuw de vorderingen van [eiseres] in de kortgedingprocedure en in de bodemprocedure te beoordelen. [11]
Jan Luyken-arrest, zodat de juistheid van deze rechterlijke beslissingen niet (opnieuw) ter discussie kan worden gesteld langs de weg van een vordering tegen de Staat op grond van onrechtmatige daad.
Jan Luyken-arrest. De rechtbank is van oordeel dat bij de voorbereiding van het arrest geen “zo fundamentele rechtsbeginselen zijn veronachtzaamd dat van een eerlijke en onpartijdige behandeling van de zaak niet meer kan worden gesproken”, zodat niet voldaan is aan de eerste voorwaarde van het
Jan Luyken-arrest. Daartoe overweegt de rechtbank het volgende.
De in de middelen aangevoerde klachten kunnen niet tot cassatie leiden”, terwijl in de Borgersbrief geen middelen worden voorgesteld maar wordt gereageerd op de conclusie van de A-G. De rechtbank verwerpt de uitleg die [eiseres] geeft aan de geciteerde standaardoverweging van de Hoge Raad, nu in het arrest – zoals de Staat terecht aanvoert – expliciet is benoemd dat de advocaat van [eisers] c.s. met een brief op de conclusie van de A-G heeft gereageerd. Aangezien in het arrest niet vermeld is dat de Borgersbrief terzijde is gelegd – hetgeen gebruikelijk is als de brief bijvoorbeeld niet binnen de vereiste termijn is ontvangen – moet worden geconcludeerd dat de Hoge Raad de brief heeft meegenomen in zijn beoordeling.
voorbereiding van een rechterlijke beslissing, hetgeen een voorwaarde is van het
Jan Luyken-arrest. Los van dit bewaar, is de rechtbank met de Staat van oordeel dat het verwijt van [eiseres] niet slaagt. Op grond van artikel 81 RO heeft de Hoge Raad de wettelijke bevoegdheid om een cassatieberoep zonder inhoudelijke motivering af te doen als het cassatieberoep niet tot cassatie kan leiden, en de verwerping van de klacht geen beantwoording vereist van rechtsvragen die bespreking behoeven in het belang van de rechtseenheid of de rechtsontwikkeling. [14] De Hoge Raad heeft in deze zaak van die bevoegdheid gebruik gemaakt.
Jan Luyken-arrest. Nu niet is komen vast te staan dat de Staat onrechtmatig jegens [eisers] c.s. dan wel [eiseres] heeft gehandeld, zal de rechtbank de vorderingen van [eiseres] afwijzen.
- griffierecht: € 6.617
- salaris advocaat: € 5.428 (2 punten à € 2.714, volgens tarief VI)
- nakosten
- Totaal: € 12.223