ECLI:NL:HR:2012:BW4994

Hoge Raad

Datum uitspraak
29 juni 2012
Publicatiedatum
5 april 2013
Zaaknummer
10/05420
Instantie
Hoge Raad
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Civiel recht
Procedures
  • Cassatie
Rechters
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Vernietiging van kredietovereenkomst op grond van dwaling

In deze zaak, die voor de Hoge Raad is gebracht, hebben eisers [Eiser 1] en [Eiseres 2] beroep in cassatie ingesteld tegen een arrest van het gerechtshof te Amsterdam. Dit arrest volgde op eerdere vonnissen van de rechtbank Amsterdam, waarin de kredietovereenkomst tussen eisers en ING Bank N.V. ter discussie werd gesteld. De eisers stelden dat zij in dwaling verkeerden ten tijde van het aangaan van de kredietovereenkomst, wat hen zou moeten vrijwaren van de verplichtingen die daaruit voortvloeiden. De Hoge Raad verwijst naar de relevante feiten en eerdere uitspraken, waaronder de vonnissen van de rechtbank en het arrest van het hof, en concludeert dat de klachten van eisers niet tot cassatie kunnen leiden. De Hoge Raad oordeelt dat de aangevoerde middelen niet nopen tot beantwoording van rechtsvragen die van belang zijn voor de rechtseenheid of de rechtsontwikkeling. Het beroep wordt verworpen en eisers worden in de kosten van het geding in cassatie veroordeeld, die aan de zijde van ING op nihil worden begroot. De uitspraak is gedaan op 29 juni 2012 en openbaar uitgesproken door raadsheer J.C. van Oven.

Uitspraak

29 juni 2012
Eerste Kamer
10/05420
EE/MD
Hoge Raad der Nederlanden
Arrest
in de zaak van:
1. [Eiser 1],
2. [Eiseres 2],
beiden wonende te [woonplaats],
EISERS tot cassatie,
advocaat: aanvankelijk mr. P. Garretsen, thans mr. K. Aantjes,
t e g e n
ING BANK N.V.,
gevestigd te Amsterdam,
VERWEERSTER in cassatie,
niet verschenen.
Partijen zullen hierna ook worden aangeduid als [eiser] c.s. en ING.
1. Het geding in feitelijke instanties
Voor het verloop van het geding in feitelijke instanties verwijst de Hoge Raad naar de navolgende stukken:
a. de vonnissen in de zaak 402115/HA ZA 08-1875 van de rechtbank Amsterdam van 15 oktober 2008 en 4 maart 2009;
b. het arrest in de zaak 200.034.938/01 van het gerechtshof te Amsterdam van 3 augustus 2010.
Het arrest van het hof is aan dit arrest gehecht.
2. Het geding in cassatie
Tegen het arrest van het hof hebben [eiser] c.s. beroep in cassatie ingesteld. De cassatiedagvaarding is aan dit arrest gehecht en maakt daarvan deel uit.
Tegen ING is verstek verleend.
De zaak is voor [eiser] c.s. toegelicht door zijn advocaat.
De conclusie van de Advocaat-Generaal L. Timmerman strekt tot verwerping met toepassing van art. 81 RO.
De advocaat van [eiser] c.s. heeft bij brief van 11 mei 2012 op die conclusie gereageerd.
3. Beoordeling van de middelen
De in de middelen aangevoerde klachten kunnen niet tot cassatie leiden. Zulks behoeft, gezien art. 81 RO, geen nadere motivering nu de klachten niet nopen tot beantwoording van rechtsvragen in het belang van de rechtseenheid of de rechtsontwikkeling.
4. Beslissing
De Hoge Raad:
verwerpt het beroep;
veroordeelt [eiser] c.s. in de kosten van het geding in cassatie, tot op deze uitspraak aan de zijde van ING begroot op nihil.
Dit arrest is gewezen door de raadsheren F.B. Bakels, als voorzitter, W.D.H. Asser en C.E. Drion, en in het openbaar uitgesproken door de raadsheer J.C. van Oven op 29 juni 2012.