ECLI:NL:HR:2011:BU5776

Hoge Raad

Datum uitspraak
25 november 2011
Publicatiedatum
5 april 2013
Zaaknummer
10/04018
Instantie
Hoge Raad
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Civiel recht
Procedures
  • Cassatie
Rechters
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Herbeoordeling van een eerdere beschikking van de Hoge Raad inzake schending van het beginsel hoor en wederhoor

In deze zaak gaat het om een herbeoordeling van een eerdere beschikking van de Hoge Raad van 8 juli 2011, waarin de Hoge Raad het beroep van de schuldeisers had verworpen. De aanleiding voor de herbeoordeling was een brief van de advocaat van de schuldeisers, gedateerd 6 juni 2011, die ten onrechte buiten beschouwing was gelaten. De Hoge Raad oordeelde dat deze brief tijdig was ingediend, omdat de termijn voor indiening was verlengd door een feestdag. Dit leidde tot de conclusie dat het beginsel van hoor en wederhoor was geschonden, wat een ernstig gebrek in de procedure opleverde.

De Hoge Raad besloot dat, nu er geen rechtsmiddel openstond tegen de eerdere uitspraak, het noodzakelijk was om te onderzoeken of de beschikking van 8 juli 2011 ongedaan gemaakt moest worden. De Hoge Raad gaf aan dat in dit geval, anders dan bij herstel of aanvulling, er geen aanleiding was om de wederpartij de gelegenheid te geven voor een reactie, omdat het enkel ging om een herbeoordeling van de middelen in het licht van de reactie op de conclusie van de Advocaat-Generaal.

Na herbeoordeling van de middelen kwam de Hoge Raad tot de conclusie dat de inhoud van de brief van de advocaat van de schuldeisers van 6 juni 2011 niet leidde tot een ander oordeel dan in de eerdere beschikking was gegeven. De Hoge Raad besloot daarom dat de beschikking van 8 juli 2011 in stand bleef. Deze beslissing werd openbaar uitgesproken op 25 november 2011.

Uitspraak

25 november 2011
Eerste Kamer
10/04018
EV/RA
Hoge Raad der Nederlanden
Beschikking
in de zaak van:
1. [Verzoekster 1],
wonende te [woonplaats],
2. [Verzoeker 2],
wonende te [woonplaats],
3. KALKHOVEN ELEKTROTECHNIEK B.V.,
gevestigd te Zeist,
VERZOEKERS tot cassatie,
advocaat: mr. P. Garretsen.
Verzoekers tot cassatie zullen hierna ook worden aangeduid als de schuldeisers.
1. Het geding
Voor het verloop van het geding - ook in cassatie - tot aan de na te noemen beschikking van de Hoge Raad van 8 juli 2011, wordt verwezen naar die beschikking, welke aan deze beschikking is gehecht.
2. Het verdere verloop van het geding in cassatie
2.1 Bij beschikking van 8 juli 2011, LJN BQ7308, heeft de Hoge Raad het beroep verworpen. In die beschikking heeft de Hoge Raad ten aanzien van de brief van 6 juni 2011 van de advocaat van de schuldeisers waarin wordt gereageerd op de conclusie van de Advocaat-Generaal overwogen dat hij deze brief terzijde heeft gelegd, nu deze reactie meer dan twee weken nadat de conclusie was genomen, en derhalve na het verstrijken van de termijn van art. 44 lid 3 Rv., bij de Hoge Raad was ingekomen.
2.2 Genoemde advocaat heeft bij brief van 18 juli 2011 de Hoge Raad terecht erop gewezen dat deze overweging niet juist is. De conclusie van de Advocaat-Generaal is verzonden op 20 mei 2011 zodat de in art. 44 lid 3 Rv. genoemde termijn van twee weken normaal gesproken zou eindigen op 3 juni 2011. Deze datum is echter bij art. 1 van het Koninklijk Besluit van 7 juni 2010, nr. 10.001566, Stcrt. 2010, 9303, gelijkgesteld met een algemeen erkende feestdag in de zin van de Algemene termijnenwet. Daarom bracht art. 1 lid 1 van deze wet mee dat de in art. 44 lid 3 Rv. genoemde termijn werd verlengd tot en met maandag 6 juni 2011. De brief van 6 juni 2011, die op die datum bij de Hoge Raad is binnengekomen, is derhalve tijdig zodat de Hoge Raad daarop acht had moeten slaan.
2.3 Uit het voorgaande volgt dat ten aanzien van die brief het beginsel van hoor en wederhoor is geschonden. Dit levert een zodanig ernstig gebrek op in de procedure die heeft geleid tot de beschikking van 8 juli 2011, dat, nu op dit punt geen rechtsmiddel tegen uitspraken van de Hoge Raad openstaat, dient te worden onderzocht of en in hoeverre deze uitspraak dient te worden ongedaan gemaakt en vervangen door een geheel of gedeeltelijk nieuwe uitspraak. Daarom zal worden overgegaan tot een herbeoordeling van de middelen mede in het licht van de reactie in de genoemde brief van 6 juni 2011 op de conclusie van de Advocaat-Generaal.
2.4 In een geval als dit bestaat, anders dan is voorgeschreven bij herstel of aanvulling op de voet van art. 31 of 32 Rv., geen aanleiding de wederpartij (in deze zaak in cassatie overigens niet verschenen) de gelegenheid te geven voor een reactie, aangezien het enkel gaat om een herbeoordeling van de middelen in het licht van de reactie op de conclusie van de Advocaat-Generaal en naar vaste rechtspraak van de Hoge Raad uit de eerste volzin van het derde lid van art. 44 Rv. volgt dat partijen niet kunnen reageren op de reactie van de wederpartij op de conclusie (zie onder meer HR 1 juni 2007, LJN BA1526, NJ 2007/310).
3. Herbeoordeling van de middelen
De inhoud van de brief van de advocaat van de schuldeisers van 6 juni 2011 leidt niet tot een ander oordeel met betrekking tot de middelen dan is gegeven in de beschikking van 8 juli 2011, zodat deze in stand blijft.
4. Beslissing
De Hoge Raad verstaat dat de beschikking van de Hoge Raad van 8 juli 2011 in stand blijft.
Deze beschikking is gegeven door de vice-president J.B. Fleers als voorzitter en de raadsheren F.B. Bakels, C.A. Streefkerk, W.D.H. Asser en C.E. Drion, en in het openbaar uitgesproken door de raadsheer J.C. van Oven op 25 november 2011.