Uitspraak
RECHTBANK Den Haag
1.[eisende partij 1] , te [woonplaats 1] ,2. [eisende partij 2] , te [woonplaats 2] ,
1.Samenvatting
2.De procedure
3.De feiten
4.Het geschil
5.De beoordeling
Greenworld [2] - en het
Qnow-arrest. [3] De Staat heeft aangevoerd dat de aansprakelijkheid voor onrechtmatige rechtspraak moet worden beoordeeld aan de hand van de maatstaf die de Hoge Raad in het (ten onrechte zo genoemde)
Jan Luyken-arrest [4] heeft geformuleerd.
Jan Luyken-arrest uit 1971 heeft de Hoge Raad geoordeeld dat de vraag of een partij die in een rechtsgeding in het ongelijk wordt gesteld, de gelegenheid moet krijgen om tegen de in haar nadeel uitgevallen beslissing op te komen, door de wetgever is geregeld in de wettelijke regelingen voor de verschillende procedures. In die regelingen heeft de wetgever bewust wel of geen rechtsmiddelen tegen de rechterlijke beslissing opengesteld. De Hoge Raad overwoog dat met dat wettelijke systeem onverenigbaar is dat een in het ongelijk gestelde partij de gelegenheid zou krijgen om via een vordering tegen de Staat op grond van onrechtmatige daad de juistheid van een rechterlijke beslissing nogmaals via een nieuwe procedure ter toetsing voor te leggen. Daarom kan in beginsel over zowel de inhoud van rechterlijke beslissingen als over de zorgvuldigheid waarmee die zijn voorbereid, alleen worden geklaagd door gebruik te maken van een door de wet ter beschikking gesteld rechtsmiddel.
Greenworld-arrest uit 2009 lag de vraag voor wanneer arbiters persoonlijk aansprakelijk kunnen worden gesteld voor hun uitspraken. De Hoge Raad oordeelde dat ‘(scheids)rechters’ persoonlijk aansprakelijk kunnen worden gesteld als zij met betrekking tot een vernietigde beslissing opzettelijk of bewust roekeloos hebben gehandeld dan wel met kennelijk grove miskenning van hetgeen een behoorlijke taakvervulling meebrengt.
Qnow-arrest uit 2016 heeft de Hoge Raad bevestigd dat de vraag naar de aansprakelijkheid van ‘arbiters’ steeds moet worden beoordeeld naar de in het
Greenworld-arrest geformuleerde maatstaf. Daarbij overwoog de Hoge Raad dat alle fouten bij de uitoefening van de taak van de arbiters – inhoudelijk en processueel – volgens dezelfde maatstaf moeten worden beoordeeld.
Greenworld-arrest is ‘omgegaan’, in de zin dat de in dat arrest geformuleerde maatstaf voortaan niet alleen voor de persoonlijke aansprakelijkheid van arbiters geldt, maar ook voor staatsaansprakelijkheid voor onrechtmatige overheidsrechtspraak. Deze opvatting wordt in de literatuur niet algemeen gedeeld.
Jan Luyken-arrest. Gelet op enkele principiële verschillen tussen overheidsrechtspraak en arbitrage, kunnen overwegingen over arbitrage namelijk niet zonder meer worden toegepast op overheidsrechtspraak. Zo vindt arbitrage plaats op grond van een overeenkomst met de procespartijen, waardoor arbiters een vorm van zeggenschap hebben over de zaken waarin zij rechtspreken. Overheidsrechters daarentegen zijn verplicht om recht te spreken in alle zaken die zij krijgen toebedeeld; zij mogen niet weigeren om recht te spreken.
Greenworld- en
Qnow-arresten van de eigen vaste jurisprudentie over staatsaansprakelijkheid voor overheidsrechtspraak heeft willen afwijken. De Hoge Raad benoemt tegenwoordig namelijk expliciet wanneer zij ‘omgaat’, maar in de
Greenworld- en
Qnow-arresten heeft de Hoge Raad noch de externe staatsaansprakelijkheid voor overheidsrechtspraak noch het
Jan Luyken-arrest expliciet aan de orde gesteld. De rechtsvraag die in die arresten voorlag, ging ook niet over die onderwerpen. [6]
Greenworld- en
Qnow-arresten geen nieuwe maatstaf voor de staatsaansprakelijkheid voor overheidsrechtspraak.
Jan Luyken-arrest. Dit arrest bevat als gezegd twee cumulatieve eisen.
- i) bij de voorbereiding van de rechterlijke beslissing zo fundamentele rechtsbeginselen zijn veronachtzaamd dat van een eerlijke en onpartijdige behandeling van de zaak niet meer kan worden gesproken, én
- ii) tegen die beslissing geen rechtsmiddel openstaat en heeft opengestaan.
onmogelijkom hun verzoek tot doorverwijzing op grond van artikel 46c Advocatenwet af te wijzen. De rechtbank gaat er in deze procedure vanuit dat de beslissing van de Voorzitter onjuist was, maar met de onjuistheid van die beslissing alleen is nog niet voldaan aan het hiervoor in 5.9 onder (i) genoemde vereiste.