Uitspraak
RECHTBANK Den Haag
1.De procedure
2.De feiten
(hierna: [bedrijfsnaam] ) en een drietal van haar medewerkers, te weten de heer [naam 1] , de heer [naam 2] en mevrouw [naam 3] (hierna respectievelijk: [naam 1] , [naam 2] en [naam 3] en gezamenlijk aangeduid als [naam 1] c.s.).
24 oktober 2019 niet-ontvankelijk verklaard in zijn vorderingen.
3.Het geschil
4.De beoordeling
De Staat heeft aangevoerd dat de aansprakelijkheid voor onrechtmatige rechtspraak moet worden beoordeeld aan de hand van de maatstaf die de Hoge Raad in het zogenaamde
Jan Luyken-arrest [1] heeft geformuleerd. [eisende partij] heeft zich op het standpunt gesteld dat de aansprakelijkheid (eveneens) moet worden getoetst op basis van de criteria die zijn opgenomen in de arresten
Greenworld [2] ,
Qnow [3] en
Köbler [4] . De rechtbank zal hierna eerst stilstaan bij de verschillende criteria en vervolgens bepalen aan de hand van welke maatstaf de vorderingen van [eisende partij] moeten worden beoordeeld.
Jan Luyken-arrest heeft de Hoge Raad de maatstaf geformuleerd, dat de Staat slechts aansprakelijk kan worden gesteld voor schade die voortvloeit uit het in artikel 6 EVRM gewaarborgde recht op een eerlijke en onpartijdige behandeling, indien (i) bij de voorbereiding van een rechterlijke beslissing zo fundamentele rechtsbeginselen zijn veronachtzaamd dat van een eerlijke en onpartijdige behandeling van de zaak niet meer kan worden gesproken, en (ii) tegen die beslissing geen rechtsmiddel openstaat en heeft opengestaan.
Greenworld-arrest heeft de Hoge Raad geoordeeld dat arbiters persoonlijk aansprakelijk kunnen worden gesteld, indien zij met betrekking tot een vernietigde beslissing opzettelijk of bewust roekeloos hebben gehandeld dan wel met kennelijk grove miskenning van hetgeen een behoorlijke taakvervulling meebrengt. In het
Qnow-arrest heeft de Hoge Raad bevestigd dat de vraag naar de aansprakelijkheid van arbiters steeds moet worden beoordeeld naar de in het
Greenworld-arrest geformuleerde maatstaf, en overwogen dat alle fouten bij de uitoefening van de taak van de arbiters – inhoudelijk en processueel – dienen te worden beoordeeld naar eenzelfde maatstaf.
Köbler-arrest heeft het Hof van Justitie van de Europese Gemeenschappen bepaald dat een lidstaat onder bepaalde omstandigheden aansprakelijk kan worden gehouden voor schade die het gevolg is van de beslissing van een in laatste aanleg rechtsprekende nationale rechterlijke instantie. Daarvoor moet volgens het arrest aan drie voorwaarden zijn voldaan, te weten:
(1) de geschonden regel van Unierecht strekt ertoe particulieren rechten toe te kennen,
(2) er is sprake van een voldoende gekwalificeerde schending van het Unierecht, en
(3) er bestaat een rechtstreeks causaal verband tussen deze schending van de op de lidstaat rustende verplichting en de door de betrokkenen geleden schade.
Greenworld-arrest en de bevestiging daarvan in het
Qnow-arrest niet dat het daarin opgenomen criterium ook betrekking heeft op de aansprakelijkheid van de Staat voor onrechtmatige rechtspraak. Andere aanknopingspunten voor de conclusie dat op grond van deze arresten moet worden aangenomen dat de Hoge Raad inmiddels van de in het
Jan Luyken-arrest geformuleerde maatstaf is teruggekomen of die als zodanig heeft aangepast, ontbreken en zijn ook niet door [eisende partij] aangevoerd. De rechtbank is daarom van oordeel dat de aansprakelijkheid van de Staat moet worden beoordeeld aan de hand van de maatstaf uit het
Jan Luyken-arrest en – voor zover het Unierecht van toepassing is – aan de hand van de maatstaf uit het
Köbler-arrest. Tegen deze achtergrond zal de rechtbank de door [eisende partij] gestelde verwijten ten aanzien van de leden van de rechterlijke macht achtereenvolgens beoordelen.
Jan Luyken-arrest volgt dat aansprakelijkheid voor onrechtmatige rechtspraak alleen aan de orde is in geval van schending van fundamentele normen bij de voorbereiding van de uitspraak. Daarvan is niet automatisch sprake indien het hof een onjuiste beslissing heeft gegeven. [6] Als uitgangspunt geldt namelijk dat wettelijke regelingen waarbij tegen rechterlijke beslissingen rechtsmiddelen ter beschikking worden gesteld of waarbij wordt bepaald dat daartegen geen voorziening is toegelaten, moeten worden geacht uitputtend te hebben voorzien in bescherming van belangen die voor partijen bij de verkrijging van een juiste beslissing zijn betrokken. Dit brengt met zich dat de juistheid van een rechterlijke beslissing in beginsel niet langs de weg van een vordering tegen de Staat tot onderwerp van een nieuw geding kan worden gemaakt. Het is daarmee niet aan de rechtbank in deze procedure om (nogmaals) te beoordelen of de sepotbeslissing terecht is of niet.
Jan Luyken-arrest dus geen grond voor aansprakelijkheid van de Staat. De rechtbank zal dit hieronder toelichten.
27 november 2020 een schriftelijk verslag heeft ingediend en dat het hof heeft geoordeeld dat dit verslag voldoet aan de daaraan gestelde wettelijke eisen. In aanvulling hierop merkt de rechtbank op dat [eisende partij] tijdens de zitting van 18 januari 2021 ten overstaan van de tweede combinatie van het hof uitvoerig op het verslag heeft gereageerd, waarbij door [eisende partij] ook de ingebrachte lijsten zijn benoemd. Over het proces-verbaal van politie heeft de advocaat-generaal op de zitting van 5 juli 2019 al verklaard en toegelicht dat dit niet bestaat. Daarmee heeft [eisende partij] zijn beklag naar behoren kunnen toelichten en is hij daarop gehoord. Uit de door [eisende partij] op de zitting van 18 januari 2021 voorgedragen pleitaantekeningen volgt dat hij de verweten gedragingen van de officier van justitie, de advocaat-generaal en de eerste combinatie van het hof aan de orde heeft gesteld, zodat de tweede combinatie van het hof deze in zijn beslissing kon betrekken. [eisende partij] is daarbij ook ingegaan op de rechtmatigheid van de sepotbeslissing en de opportuniteit van de door hem gewenste vervolging. Het hof is aldus voldoende in staat geweest om de opportuniteit van een eventuele vervolging en de rechtmatigheid van de sepotbeslissing te toetsen. De rechtbank volgt [eisende partij] daarom niet in zijn betoog dat vanwege het ingediende verslag of het niet verstrekken van het proces-verbaal geen sprake zou zijn van een eerlijke en onpartijdige procedure. De rechtbank heeft in het kader van een beroep op onrechtmatige rechtspraak, voorts geen bevoegdheid zich een zelfstandig oordeel te vormen over de vraag of het schriftelijk verslag van de advocaat-generaal voldoet aan de wettelijke eisen.
Greenworld-arrest zou in het onderhavige geschil niet leiden tot het oordeel dat de Staat onrechtmatig heeft gehandeld jegens [eisende partij] . Hoewel op zichzelf voorstelbaar is dat [eisende partij] zich op basis van het door hem geschetste verloop van de beklagprocedure tot het geslaagde wrakingsverzoek onjuist behandeld voelt door de eerste combinatie van het hof, heeft deze combinatie als overwogen onder 4.12 vanwege het geslaagd wrakingsverzoek niet op het beklag beslist. Dit betekent dat bij beoordeling op basis van de
Greenworld-maatstaf ook (alleen) moet worden gekeken naar de handelwijze van de tweede combinatie van het hof.
Köbler-arrest van belang is voor de beoordeling van de onderhavige zaak. De rechtbank stelt voorop dat het in het
Köbler-arrest neergelegde toetsingskader alleen van belang is indien en voor zover het Unierecht van toepassing is. Daarbij geldt dat niet iedere schending van Unierecht een grondslag biedt voor aansprakelijkheid van de Staat. Uit het
Köbler-arrest volgt namelijk dat de Staat voor een schending van het Unierecht door een beslissing van de nationale rechter slechts aansprakelijk kan worden gehouden in het uitzonderlijke geval waarin de rechter het toepasselijke recht kennelijk –
manifeste,
manifestly,
offenkundig, oftewel: overduidelijk – heeft geschonden. Daarbij dient de rechter bij wie een schadevordering aanhangig is, rekening te houden met alle elementen die de aan hem voorgelegde situatie kenmerken. Onder meer de mate van duidelijkheid en nauwkeurigheid van de geschonden regel, de omvang van de beoordelingsmarge die de geschonden regel de nationale autoriteiten laat en de vraag of de schending opzettelijk is begaan kunnen daarbij in aanmerking worden genomen.
Köbler-arrest aansprakelijk kan worden gehouden. De rechtbank licht dit als volgt toe.