In deze uitspraak van de Rechtbank Den Haag op 27 mei 2024, wordt het beroep van een Syrische eiseres tegen de afwijzing van haar asielaanvraag beoordeeld. Eiseres, die van Syrische nationaliteit is en op 22 juni 2022 een aanvraag voor een verblijfsvergunning asiel indiende, stelt dat zij en haar minderjarige dochter een reëel risico lopen op ernstige schade bij terugkeer naar Syrië. De staatssecretaris van Justitie en Veiligheid heeft de aanvraag afgewezen als kennelijk ongegrond, met de stelling dat eiseres geen gegronde vrees voor vervolging heeft en dat zij de Venezolaanse nationaliteit bezit, waardoor zij daarheen kan terugkeren.
De rechtbank oordeelt dat de staatssecretaris niet deugdelijk heeft gemotiveerd dat eiseres geen reëel risico loopt bij terugkeer naar Syrië. De rechtbank wijst erop dat de staatssecretaris onvoldoende rekening heeft gehouden met de individuele omstandigheden van eiseres, zoals haar lange verblijf in Nederland en haar achtergrond als lid van de Druze religieuze minderheid. De rechtbank concludeert dat de staatssecretaris niet heeft aangetoond dat eiseres, gezien haar verleden en de huidige situatie in Syrië, veilig kan terugkeren. De rechtbank verklaart het beroep gegrond en vernietigt het bestreden besluit, waarbij de staatssecretaris wordt opgedragen om binnen zes weken een nieuw besluit te nemen met inachtneming van deze uitspraak.
De uitspraak benadrukt de noodzaak voor de staatssecretaris om een gedegen onderzoek te verrichten naar de veiligheidssituatie in Syrië en de specifieke risico's voor eiseres en haar dochter, en om de relevante informatie en verklaringen van eiseres in de beoordeling te betrekken. De rechtbank veroordeelt de staatssecretaris in de proceskosten van eiseres tot een bedrag van €1750,-.