ECLI:NL:RBDHA:2024:8029

Rechtbank Den Haag

Datum uitspraak
27 mei 2024
Publicatiedatum
27 mei 2024
Zaaknummer
NL24.7142
Instantie
Rechtbank Den Haag
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Bestuursrecht; Vreemdelingenrecht
Procedures
  • Eerste aanleg - enkelvoudig
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Beoordeling asielaanvraag van Syrische eiseres met betrekking tot risico op ernstige schade bij terugkeer naar Syrië

In deze uitspraak van de Rechtbank Den Haag op 27 mei 2024, wordt het beroep van een Syrische eiseres tegen de afwijzing van haar asielaanvraag beoordeeld. Eiseres, die van Syrische nationaliteit is en op 22 juni 2022 een aanvraag voor een verblijfsvergunning asiel indiende, stelt dat zij en haar minderjarige dochter een reëel risico lopen op ernstige schade bij terugkeer naar Syrië. De staatssecretaris van Justitie en Veiligheid heeft de aanvraag afgewezen als kennelijk ongegrond, met de stelling dat eiseres geen gegronde vrees voor vervolging heeft en dat zij de Venezolaanse nationaliteit bezit, waardoor zij daarheen kan terugkeren.

De rechtbank oordeelt dat de staatssecretaris niet deugdelijk heeft gemotiveerd dat eiseres geen reëel risico loopt bij terugkeer naar Syrië. De rechtbank wijst erop dat de staatssecretaris onvoldoende rekening heeft gehouden met de individuele omstandigheden van eiseres, zoals haar lange verblijf in Nederland en haar achtergrond als lid van de Druze religieuze minderheid. De rechtbank concludeert dat de staatssecretaris niet heeft aangetoond dat eiseres, gezien haar verleden en de huidige situatie in Syrië, veilig kan terugkeren. De rechtbank verklaart het beroep gegrond en vernietigt het bestreden besluit, waarbij de staatssecretaris wordt opgedragen om binnen zes weken een nieuw besluit te nemen met inachtneming van deze uitspraak.

De uitspraak benadrukt de noodzaak voor de staatssecretaris om een gedegen onderzoek te verrichten naar de veiligheidssituatie in Syrië en de specifieke risico's voor eiseres en haar dochter, en om de relevante informatie en verklaringen van eiseres in de beoordeling te betrekken. De rechtbank veroordeelt de staatssecretaris in de proceskosten van eiseres tot een bedrag van €1750,-.

Uitspraak

RECHTBANK DEN HAAG
Zittingsplaats Groningen
Bestuursrecht
zaaknummer: NL24.7142

uitspraak van de enkelvoudige kamer in de zaak tussen

[naam] , V-nummer: [nummer] , eiseres

(gemachtigde: mr. A. Khalaf),

mede namens haar minderjarige dochter,

en

de staatssecretaris van Justitie en Veiligheid, de staatssecretaris

(gemachtigde: mr. G.J. Douma).

Inleiding

1. In deze uitspraak beoordeelt de rechtbank het beroep van eiseres tegen de afwijzing van de asielaanvraag van eiseres en haar minderjarige dochter. Eiseres stelt van Syrische nationaliteit te zijn en te zijn geboren op [geboortedatum] . Zij heeft op 22 juni 2022 een aanvraag tot het verlenen van een verblijfsvergunning asiel voor bepaalde tijd ingediend. De staatssecretaris heeft met het bestreden besluit van 21 februari 2024 deze aanvraag in de verlengde procedure afgewezen als kennelijk ongegrond en daarbij bepaald dat eiseres binnen vier weken terug dient te keren naar Syrië of Venezuela.
1.1.
De rechtbank heeft het beroep, gevoegd met de zaak van de zoon van eiseres, [naam 2] met zaaknummer NL24.7143, op 16 mei 2024 op zitting behandeld. Hieraan hebben deelgenomen: eiseres, [naam 2] , de gemachtigde van eiseres en [naam 2] , een tolk en de gemachtigde van de staatssecretaris. De rechtbank heeft het onderzoek in beide zaken gesloten en doet in de beide zaken apart uitspraak.

Beoordeling door de rechtbank

2. De rechtbank beoordeelt de afwijzing van de asielaanvraag aan de hand van de beroepsgronden van eiseres.
3. De rechtbank zal het beroep gegrond verklaren. Hierna legt de rechtbank uit hoe zij tot dit oordeel komt en welke gevolgen dit oordeel heeft.
Het asielrelaas
4. Eiseres legt aan haar asielaanvraag ten grondslag dat zij Syrië heeft verlaten vanwege de oorlogssituatie daar en vanwege het feit dat zij als Druze tot een religieuze minderheid behoort. Hierdoor stelt zij het doelwit te zijn van beide strijdende partijen, zowel het regime als de terroristische groeperingen.
Besluitvorming
5. Het asielrelaas van eiseres bevat volgens de staatssecretaris de volgende relevante elementen:
Identiteit, nationaliteit en herkomst;
Problemen vanwege het behoren tot een religieuze minderheidsgroep.
De staatssecretaris heeft het relevante element 1 geloofwaardig geacht en daarbij aangenomen dat eiseres de Venezolaanse nationaliteit bezit. Ter onderbouwing daarvan heeft de staatssecretaris gewezen op artikel 32 van de Venezolaanse grondwet, waaruit volgens de staatssecretaris blijkt dat eenieder die op Venezolaans grondgebied geboren is van rechtswege die nationaliteit bezit. Het relevante element 2 heeft de staatssecretaris ongeloofwaardig geacht.
5.1.
De staatssecretaris stelt zich verder op het standpunt dat uit eiseres haar verklaringen niet blijkt dat zij een gegronde vrees voor vervolging heeft. Dat eiseres uit Syrië komt is op zichzelf niet voldoende om als vluchteling aangemerkt te worden. Daarom heeft de staatssecretaris geconcludeerd dat eiseres geen vluchteling is in de zin van het Vluchtelingenverdrag en artikel 29, eerste lid, aanhef en onder a, van de Vreemdelingenwet (Vw). Eiseres komt ook niet in aanmerking voor een asielvergunning op grond van artikel 29, eerste lid, aanhef en onder b, van de Vw. Volgens het beleid van de staatssecretaris komt een vreemdeling uit Syrië die geen actieve aanhanger is van het regime in aanmerking voor een verblijfsvergunning asiel voor bepaalde tijd op grond van artikel 29, eerste lid, aanhef en onder b, van de Vw. Uit Informatiebericht (IB) 2023/19 blijkt echter dat indien betrokkene na een verblijf in een buurland, de regio, Europa of elders tijdelijk is teruggekeerd naar Syrië en daarbij geen substantiële relevante problemen heeft ondervonden, het uitgangspunt dat er sprake is van een risico op ernstige schade bij terugkeer, niet geldt. Doordat eiseres heeft verklaard zes maal op legale wijze en zonder problemen te zijn teruggekeerd naar Syrië, is het aan eiseres om aannemelijk te maken dat zij alsnog een risico op ernstige schade loopt bij terugkeer. De staatssecretaris heeft overwogen dat eiseres hierin niet is geslaagd. Nu eiseres eveneens de Venezolaanse nationaliteit bezit, heeft de staatssecretaris overwogen dat wanneer er bij terugkeer naar Syrië wel een risico op ernstige schade zou bestaan, zij zou kunnen terugkeren naar Venezuela.
Is deugdelijk gemotiveerd dat eiseres de Venezolaanse nationaliteit bezit?
6. Eiseres voert aan dat de staatssecretaris niet voldoende gemotiveerd heeft dat zij de Venezolaanse nationaliteit heeft en daar een beroep op kan doen. De motivering van de staatssecretaris dat eiseres geboren is in Venezuela en daardoor die nationaliteit heeft, miskent dat de ouders van eiseres ten tijde van haar geboorte illegaal in Venezuela verbleven en daarna zijn vertrokken. Eiseres heeft vervolgens haar leven doorgebracht in Syrië en daarna in Qatar. Daarnaast wijst eiseres erop dat zij contact heeft gezocht met de Venezolaanse autoriteiten en heeft gevraagd of zij kunnen bevestigen of eiseres de Venezolaanse autoriteit heeft. Deze e-mailwisselingen heeft eiseres overgelegd, waaruit volgens haar duidelijk blijkt dat verificatie van haar nationaliteit niet mogelijk is, omdat eiseres geen document heeft dat bewijst dat eiseres geregistreerd stond in Venezuela. Eiseres betoogt dat er wat relaas en bewijs betreft, niet meer van haar verlangd kan worden, omdat zij een niet-geregistreerde geboorte niet kan bewijzen. Daar komt volgens eiseres bij dat zij heeft verklaard met een visum Spanje te zijn ingereisd. Ingeval zij de Venezolaanse nationaliteit had gehad, had zij Spanje vrij in mogen reizen. Voorgaande, en de omstandigheid dat de belangen van haar kinderen (die ook niet de Venezolaanse nationaliteit hebben) niet bij het besluit zijn betrokken, maakt volgens eiseres dat het betrekken van Venezuela in het bestreden besluit niet deugdelijk gemotiveerd is.
6.1.
De staatssecretaris heeft zich op het standpunt gesteld dat uit de door eiseres overgelegde e-mails niet kan worden vastgesteld dat deze afkomstig zijn van de Venezolaanse vertegenwoordiging. Verder heeft de staatssecretaris ter zitting toegelicht dat eiseres niet heeft onderbouwd dat zij illegaal in Venezuela verbleef en dat eiseres zelf heeft verklaard dat haar ouders naar Venezuela zijn geëmigreerd vanwege werk. De staatssecretaris heeft erop gewezen dat uit Venezolaanse wetgeving blijkt dat geboorte ter lande, leidt tot de Venezolaanse nationaliteit. Eiseres heeft volgens de staatssecretaris niet voldoende aangetoond dat zij geen beroep kan doen op die nationaliteit.
6.2.
De beroepsgrond van eiseres slaagt. De rechtbank overweegt daarover het volgende. De rechtbank is van oordeel dat er geen bewijswaarde kan worden gehecht aan de door eiseres overgelegde e-mail, omdat de (afbeelding van de) e-mail geen naam, handtekening of andere ondertekening bevat die duiden op de echtheid van de e-mail. Hiermee heeft eiseres haar betoog dat zij de Venezolaanse nationaliteit niet bezit, niet aannemelijk gemaakt. De rechtbank is evenwel van oordeel dat de staatssecretaris, op basis van wat eiseres heeft verklaard, niet deugdelijk heeft gemotiveerd dat eiseres de Venezolaanse nationaliteit bezit en daar zonder meer een beroep op kan doen. Vast staat dat eiseres tijdens de gehoren, naast haar verklaring dat zij in Venezuela is geboren en daar kort heeft verbleven, ook heeft verklaard dat zij dat land al op tweejarige leeftijd heeft verlaten, dat haar ouders daar illegaal verbleven, haar geboorte daar niet hebben gemeld en nooit geprobeerd hebben de Venezolaanse nationaliteit te verkrijgen. Ook heeft eiseres verklaard dat zij zelf nooit Venezolaanse documenten heeft gehad. Nu de staatssecretaris eiseres volgt in haar verklaring dat zij geboren is in Venezuela, acht de rechtbank het niet afdoende dat de staatssecretaris met een enkele verwijzing naar de Venezolaanse wetgeving aanneemt dat eiseres de Venezolaanse nationaliteit bezit en daar zonder meer een beroep op kan doen. De staatssecretaris heeft nagelaten om de andere, hierboven genoemde, verklaringen van eiseres bij het onderzoek te betrekken en te beoordelen of ook onder die omstandigheden kan worden aangenomen dat eiseres de Venezolaanse nationaliteit bezit en daar een beroep op kan doen. Anders dan de staatssecretaris betoogt, is het naar het oordeel van de rechtbank aan de staatssecretaris om deugdelijk onderzoek te doen en te motiveren dat onder alle door eiseres naar voren gebrachte omstandigheden uit kan worden gegaan van de Venezolaanse nationaliteit van eiseres en de mogelijkheid om daar bij terugkomst in Venezuela een beroep op te doen. Nu de staatssecretaris dit niet heeft gedaan, is het relevante element 1 niet deugdelijk onderzocht en gemotiveerd. Het bestreden besluit is daarom in strijd met de artikelen 3:2 en 3:46 van de Algemene wet bestuursrecht (Awb).
Heeft de staatssecretaris het juiste toetsingskader gehanteerd?
7. Eiseres voert verder aan dat de staatssecretaris een onjuist toetsingskader heeft gehanteerd door de aanvraag te beoordelen op basis van het gewijzigde landenbeleid inzake Syrië. Volgens eiseres moet het beleid ten tijde van haar aanvraag, zoals vastgelegd in WBV 2020/18, worden toegepast. Dat beleid omvat nog niet de tegenwerping dat er geen risico op ernstige schade meer zou zijn, indien betrokkenen eerder zijn teruggekeerd naar Syrië. Ter onderbouwing hiervan verwijst eiseres naar het arrest A. en S. van het Hof van Justitie (Hof). [1] Hoewel dit arrest ziet op gezinshereniging van niet-begeleide minderjarige vluchtelingen, volgt volgens eiseres ook uit het arrest dat het afbreuk doet aan de nuttige werking van het Unierecht wanneer de rechten die een verzoeker aan het Unierecht kan ontlenen afhankelijk worden gesteld van het tijdstip waarop en de snelheid waarmee de beslisautoriteit formeel besluit om de verzoeker als vluchteling te erkennen. Dit druist volgens eiseres ook in tegen de beginselen van gelijke behandeling en rechtszekerheid. In dit kader wijst eiseres ook nog op de uitspraken van de Afdeling bestuursrecht van de Raad van State (Afdeling) over de ingangsdatum van de asielvergunning, [2] waar eiseres uit afleidt dat de ingangsdatum van de vergunning moet worden afgestemd op de datum waarop door de vreemdeling aan de eisen voor vergunningverlening werd voldaan. Nu eiseres in ieder geval op de datum van haar asielaanvraag (met het destijds geldende beleid) in aanmerking was gekomen voor een asielvergunning, is het volgens haar aan de staatssecretaris om deze vergunning te verlenen met als ingangsdatum de datum van de aanvraag. Als de staatssecretaris van mening is dat de situatie in Syrië inmiddels dermate gewijzigd is dat het verblijfsrecht kan worden ingetrokken, staat het hem vrij om een intrekkingsprocedure te starten. Daarbij merkt eiseres op dat de bewijslast ten aanzien van gewijzigde omstandigheden in een dergelijke procedure bij de staatssecretaris ligt en dat tot nog toe niet is overgegaan tot intrekking van vergunningen van andere Syriërs.
7.1.
Deze beroepsgrond slaagt niet. De rechtbank overweegt dat bij asielzaken, anders dan bij reguliere vreemdelingenzaken, sprake is van een ex-nunc toetsing en dat de staatssecretaris bij de beoordeling van de aanvraag moet uitgaan van het recht (inclusief het beleid) zoals dat geldt op het moment van het nemen van het bestreden besluit. De staatssecretaris heeft in dit verband het juiste toetsingskader gehanteerd.
7.2.
Eiseres haar verwijzing naar het arrest A. en S. van het Hof, treft bovendien geen doel. Anders dan in eiseres haar geval, betrof dat een reguliere gezinsherenigingsaanvraag en stond de vraag centraal wanneer iemand als meerderjarig of minderjarig kan worden aangemerkt bij een herhaald asielverzoek of herzieningsverzoek. De vergelijking met de Afdelingsuitspraken slagen evenmin, omdat ook die zaken niet vergelijkbaar zijn met de onderhavige zaak. In de zaken bij de Afdeling betroffen het opvolgende asielaanvragen, waarbij ook een verzoek tot heroverweging was ingediend.
Heeft de staatssecretaris het risico bij terugkeer goed beoordeeld?
8. Eiseres voert aan dat de veiligheidssituatie in Syrië zo slecht is, dat de enkele aanwezigheid in Syrië leidt tot een risico op behandeling in strijd met artikel 3 van het EVRM. Ter onderbouwing hiervan verwijst eiseres naar de landeninformatie die ten grondslag ligt aan WBV 2022/24. Het IB 2023/19, waar de staatssecretaris naar verwijst, is volgens eiseres gelet daarop onvolledig en mist belangrijke nuancering die WBV 2022/24 wel bevat. Eiseres citeert:
“Dat illustreert hoe de geschetste risico’s niet voor alle terugkerende Syriërs aan de orde hoeven te zijn, maar kan tegelijk niet als fundament worden gezien om een algemene conclusie te trekken: één veilige terugkeer garandeert niet dat een volgende keer ook zo zal zijn. Kritiek en contact met de autoriteiten leidt simpelweg soms wel, soms niet tot een reëel risico op schending van artikel 3 EVRM.”
Eiseres wijst in dit verband verder op uitspraken van rechtbanken, waarin naar het oordeel van eiseres het beleid van de staatssecretaris onredelijk wordt bevonden. [3]
8.1.
Deze beroepsgrond slaagt niet. Eiseres heeft niet met bewijsstukken geconcretiseerd dat de beleidswijziging, zoals toegelicht in de Kamerbrief van 25 april 2024 en gebaseerd op het Ambtsbericht Syrië van 7 augustus 2023, niet rechtens juist of deugdelijk is. De rechtbank ziet voor eiseres haar standpunt ook geen steun in de door haar aangehaalde rechterlijke uitspraken of jurisprudentie van de Afdeling. Dit alles betekent dat de staatssecretaris het asielrelaas aan dit beleid dient te toetsen, wat de staatssecretaris in deze zaak ook heeft gedaan.
9. Eiseres voert verder aan dat de staatssecretaris in het besluit heeft nagelaten een deugdelijke beoordeling te verrichten naar het huidige risico voor haar bij terugkeer. Eiseres citeert uit een brief van Vluchtelingenwerk (VWN) van 13 juni 2023 (‘Syrië: gevaren en willekeur bij terugkeer’) geschreven door dr. Reinoud Leenders, waarin staat dat de Syrische inlichtingendiensten bij een langer verblijf in het buitenland zeer waarschijnlijk bedenkingen zullen hebben. Een verblijf in het westen en het aanvragen van asiel zal, zo schrijft Leenders, opgevat worden als wijzend op mogelijke disloyaliteit en banden met organisaties (bijvoorbeeld van de oppositie) of overheden die het regime als vijandig beschouwt. Leenders stelt dat het Syrische regime Nederland als vijandig beschouwt omdat Nederland in 2012 heeft opgeroepen tot de val van het regime en tijdens het conflict jarenlang actief is geweest in de internationale coalitie die de oppositie in ballingschap erkende en steunde. Nederland heeft, zo staat in de brief, in het bijzonder de aandacht getrokken door Syrië in 2020 aansprakelijk te stellen voor oorlogsmisdaden en misdaden tegen de mensheid. In aanvulling hierop stelt Leenders dat de voornaamste Syrisch-Libanese grenspost geen of maar zeer beperkt beschikking heeft over computers en centrale databestanden, waardoor mogelijk maar weinig mensen aan die grens problemen krijgen. Bij aankomst in de woonplaats zal dit anders zijn door de aanwezigheid en surveillance van de verschillende veiligheidsdiensten. Volgens Leenders worden dan ook veel terugkerende Syriërs blootgesteld aan allerlei repressieve maatregelen, discriminatie en geweld. Eiseres citeert daarnaast uit informatie van Human Rights Watch (HRW), de European Union Agency for Asylum (EEUA) en het Tahrir Institute, waarin naar voren komt dat terugkeerders te maken kunnen krijgen met ondervragingen en mishandelingen die via omkoping tot stand kunnen komen. De factoren die bepalen of dat gebeurt variëren en bevatten onder andere de persoon van de terugkeerder en de capaciteiten van de autoriteiten.
9.1.
Hierop aansluitend benadrukt eiseres dat de staatssecretaris te weinig rekening heeft gehouden met de context waarin haar bezoeken aan Syrië plaatsvonden. Eiseres en haar kinderen verbleven destijds op legale wijze in Qatar, zij keerden voor korte periodes terug naar Syrië en daarom lag het op de weg van de staatssecretaris om na te gaan of dit het risico bij tussentijdse terugkeer heeft beïnvloed. Ook is geen rekening gehouden met het feit dat eiseres inmiddels al langer dan een jaar in Nederland verblijft. Eiseres licht toe dat het te verwachten is dat haar lange verblijf in Nederland bij de inlichtingendienst gezien zal worden als disloyaliteit en zal leiden tot een onmenselijke behandeling bij terugkeer. Ook heeft de staatssecretaris volgens eiseres niet doorgevraagd hoe de in- en uitreis in zijn werk is gegaan, zo is haar bijvoorbeeld niet gevraagd of eiseres destijds een woonverklaring buitenland heeft opgevraagd bij de Syrische autoriteiten. Wanneer deze bij de grens wordt getoond, wordt erkend dat de persoon legaal verblijft in het buitenland met toestemming van de ambassade. Op die manier kan toegang tot het land gemakkelijk worden bewerkstelligd, maar dat sluit volgens eiseres niet uit dat problemen kunnen ontstaan tijdens het verblijf in Syrië. Verder betoogt eiseres dat de staatssecretaris heeft miskend dat de aanleiding voor de terugkeer naar Syrië lag in de morele plicht van een kind richting haar ernstig zieke moeder en heeft hij ook miskend dat in de jaren tussen 2013 en 2018 (de jaren waarin eiseres is teruggekeerd naar Syrië) het Syrische regime druk oorlog aan het voeren was op verschillende frontlinies.
9.2.
In de aanvullende gronden wijst eiseres voorts op het onlangs verschenen rapport van de EUAA Country Guidance: Syria April 2024 waar vermeld wordt dat er in Al-Suweida een ‘hoge mate’ van willekeurig geweld is. [4] Dit is de op één na hoogste geweldscategorie. Meer in het bijzonder wordt over Druzen in dit rapport geschreven dat jegens hen vervolging is waargenomen en dat bij de beoordeling van het risico voor iemand die behoort tot de Druzen, rekening moet worden gehouden met omstandigheden die risicoverzwarend kunnen werken. Eiseres meent dat er bij haar sprake is van risicoverzwarende elementen, namelijk dat zij lange tijd in het buitenland heeft verbleven en dat zij terugkeert uit een als vijandig aangemerkt land (Nederland). Dat eiseres als Druze eerder geen persoonlijke problemen heeft ondervonden, is volgens haar onvoldoende om te concluderen dat zij in de toekomst niet vervolgd zal worden.
9.3.
De staatssecretaris heeft in het verweerschrift aangegeven dat ten aanzien van Syrische vreemdelingen op grond van het landgebonden asielbeleid Syrië ervan uitgegaan wordt dat de risico’s bij terugkeer niet volledig zijn in te schatten. Om die reden wordt hen het voordeel van de twijfel gegeven in die zin dat op grond van de algemene situatie in Syrië een reëel risico op ernstige schade bij terugkeer wordt aangenomen. Als evenwel uit individuele omstandigheden blijkt dat de vreemdeling bij of na terugkeer naar Syrië geen risico (meer) loopt op ernstige schade, waarbij in het bijzonder gedacht kan worden aan de situatie waarbij de vreemdeling na eerder vertrek is teruggereisd naar Syrië, geldt weer het gebruikelijke bewijsregime. De staatssecretaris is van mening dat het gelet op de individuele feiten en omstandigheden van dit geval niet aannemelijk is geworden dat eiseres bij of na terugkeer naar Syrië een reëel risico loopt op ernstige schade. Hierbij heeft de staatssecretaris van belang geacht dat eiseres veelvuldig is teruggekeerd naar Syrië (te weten in 2011, 2013, 2015, 2016, 2017 en 2018) en dat zij ook minstens voor een paar maanden, en in 2011 voor een halfjaar, is teruggekeerd. Volgens de staatssecretaris is eiseres niet vanwege een noodsituatie teruggekeerd, maar is zij vrijwillig teruggekeerd voor familiebezoek. Eiseres heeft de terugkeer volgens de staatssecretaris steeds zelf voldoende verantwoordelijk geacht. De staatssecretaris heeft er verder op gewezen dat hoewel tijdens de laatste terugkeer in 2018 een hevige burgeroorlog woedde, eiseres ook toen probleemloos is teruggekeerd. Ten slotte heeft de staatssecretaris van belang geacht dat eiseres op legale en gecontroleerde wijze in- en uitgereisd is met het vliegtuig, waarbij zij op het vliegveld gecontroleerd is door diezelfde autoriteiten waarvoor zij bij terugkeer stelt te vrezen. Hierbij heeft zij echter, zo stelt de staatssecretaris, geen problemen ervaren en daarom heeft de staatssecretaris geconcludeerd dat het niet aannemelijk is dat eiseres bij of na terugkeer naar Syrië een reëel risico loopt op ernstige schade. Volgens de staatssecretaris heeft eiseres haar stelling dat Nederland door Syrië als vijandig wordt beschouwd, niet onderbouwd. Het stuk van dr. Reinoud Leenders is volgens de staatssecretaris niet gestaafd met bewijs.
9.4.
Deze beroepsgrond van eiseres slaagt. De rechtbank overweegt in dit verband eerst het volgende. Het beleid van de staatssecretaris is gebaseerd op het algemene uitgangspunt dat Syrië onveilig is en dat Syriërs die terugkeren een reëel risico lopen op ernstige schade als bedoeld in artikel 29, eerste lid, aanhef en onder b, van de Vw (zie ook paragraaf C7/33.4.4 van de Vreemdelingencirculaire 2000). Op grond hiervan komt een vreemdeling uit Syrië in aanmerking voor een verblijfsvergunning asiel voor bepaalde tijd. De toelichting van de staatssecretaris dat dit beleid gebaseerd is op het voordeel van de twijfel, omdat de situatie niet kan worden ingeschat, maakt niet dat hij in zijn algemene uitgangspunt niet uitgaat van een reëel risico op ernstige schade voor Syriërs bij terugkeer. Dit algemene uitgangspunt geldt onder andere niet als uit individuele feiten en omstandigheden blijkt dat de vreemdeling bij of na terugkeer naar Syrië geen risico (meer) loopt op ernstige schade. In WBV 2022/24 is geëxpliciteerd dat hiervan in het bijzonder sprake is indien de vreemdeling na een eerder vertrek uit Syrië is teruggereisd naar Syrië of als de vreemdeling als een actieve aanhanger van het regime moet worden beschouwd. Het is gelet daarop aan de staatssecretaris om deugdelijk te motiveren dat eiseres onder de uitzonderingscategorie valt en dat zij, om die reden en tegen de achtergrond van de algemene veiligheidssituatie in Syrië, geen reëel risico op ernstige schade loopt.
9.5.
De staatssecretaris heeft naar het oordeel van de rechtbank echter niet deugdelijk gemotiveerd dat uit de individuele feiten en omstandigheden van eiseres blijkt dat zij – anders dan het algemene uitgangspunt – geen reëel risico op ernstige schade loopt bij terugkeer naar Syrië. De staatssecretaris volstaat met de enkele vaststelling dat eiseres in de periode tussen 2011 en 2018 meermaals is teruggekeerd naar Syrië en dat terugkeer in het verleden probleemloos is verlopen. De staatssecretaris heeft naar het oordeel van de rechtbank nagelaten om in zijn beoordeling ook te betrekken dat de laatste terugkeer inmiddels zes jaar geleden is en dat de terugkeermomenten in het verleden plaatsvonden vanuit Qatar in plaats vanuit Nederland. De staatssecretaris heeft niet kenbaar en deugdelijk gemotiveerd in hoeverre deze omstandigheden van invloed kunnen zijn op de conclusie van de staatssecretaris dat eiseres thans bij terugkeer uit Nederland geen risico loopt. Eiseres heeft verder naar het oordeel van de rechtbank haar betoog dat zij mogelijk problemen zal krijgen met de Syrische autoriteiten bij terugkeer vanuit Nederland, wel deugdelijk en concreet onderbouwd met het artikel van dr. Reinoud Leenders, waarin wordt aangegeven dat Nederland door het Syrische regime gezien wordt als vijandige staat. De staatssecretaris is echter in het besluit en ook ter zitting in het geheel niet ingegaan op dit artikel en de daarin genoemde omstandigheden, en heeft gelet daarop evenmin deugdelijk onderzocht en gemotiveerd of en zo ja, welk risico eiseres en haar dochter lopen bij terugkeer naar Syrië vanuit Nederland.
9.6.
De rechtbank is verder van oordeel dat de staatssecretaris ook geen kenbaar en deugdelijk standpunt heeft ingenomen ten aanzien van het door eiseres overgelegde rapport van april 2024 van de EUAA, waaruit blijkt dat er in de regio Al-Suweida een hoge mate van willekeurig geweld is. [5] Ook blijkt uit dat rapport dat bij de beoordeling van het risico voor iemand die behoort tot de Druze minderheidsgroepering, rekening moet worden gehouden met omstandigheden die risicoverzwarend kunnen werken. [6] De rechtbank acht de reactie van de staatssecretaris ter zitting onvoldoende om te kunnen concluderen dat er een gedegen onderzoek heeft plaatsgevonden naar de veiligheidssituatie voor eiseres (als Druze) in de regio Al-Suweida. De verwijzing van de staatssecretaris naar een passage uit het rapport van de EUAA, waarin staat vermeld dat er ook bronnen zijn die vermelden dat religieuze minderheden zoals de Druze redelijk goed worden behandeld door zowel de autoriteiten als de oppositiegroeperingen, [7] acht de rechtbank gelet op de andere informatie uit dat rapport onvoldoende om te concluderen dat geen reëel risico op schending van artikel 3 van het EVRM bestaat. Ook de verwijzing van de staatssecretaris naar de Kamerbrief van 25 april 2024 (gebaseerd op het Ambtsbericht Syrië van augustus 2023), [8] waarin is aangenomen dat in Al-Suweida geen sprake is van een uitzonderlijke situatie die valt onder artikel 15c van de Kwalificatierichtlijn, acht de rechtbank niet een voldoende deugdelijke motivering. Eiseres stelt immers dat haar individuele omstandigheden, bestaande uit haar inmiddels lange verblijf in Nederland en het behoren tot de religieuze minderheidsgroep Druze, ertoe leiden dat zij een reëel risico op ernstige schade loopt bij terugkeer naar Syrië. Het ligt onder deze omstandigheden op de weg van de staatssecretaris om aan de hand van de meest recente landeninformatie te beoordelen wat de veiligheidssituatie in Syrië is en welk risico eiseres en haar dochter daar gezien hun individuele omstandigheden lopen.
10. De rechtbank overweegt tot slot dat zij niet toekomt aan een bespreking van de beroepsgrond van eiseres dat de staatssecretaris bij een toewijzend asielbesluit van één van de gezinsleden, moet doortoetsen of er voor de andere gezinsleden een afgeleid verblijfsrecht bestaat. Een dergelijke situatie was, en is, hier immers niet aan de orde. De staatssecretaris had de aanvraag afgewezen en hij zal nu eerst een nieuw besluit moeten nemen. Daarbij is nog niet duidelijk welk besluit zal worden genomen.
.
Conclusie en gevolgen
11. Gelet op al het hiervoor overwogene is het beroep gegrond, wegens strijd met de artikelen 3:2 en 3:46 van de Awb. De rechtbank zal het bestreden besluit vernietigen.
11.1.
De rechtbank ziet geen aanleiding om de rechtsgevolgen in stand te laten of zelf op de aanvraag te beslissen dan wel om een bestuurlijke lus toe te passen, omdat het aan de staatssecretaris is om, met inachtneming van deze uitspraak, eerst deugdelijk onderzoek te verrichten en een nieuwe beoordeling te maken. De staatssecretaris zal binnen zes weken na de dag van bekendmaking van deze uitspraak een nieuw besluit moeten nemen op de asielaanvraag van eiseres met inachtneming van deze uitspraak.
11.2.
Vanwege deze uitspraak bestaat er geen aanleiding meer om de zaak aan te houden voor het overleggen van nader bewijs door eiseres. Eiseres kan haar nader te overleggen bewijs bij de staatssecretaris indienen, die dit zal meenemen in de nieuwe beoordeling.
11.3.
De rechtbank veroordeelt de staatssecretaris in de door eiseres gemaakte proceskosten. Deze kosten stelt de rechtbank vast op grond van het Besluit proceskosten bestuursrecht voor de door een derde beroepsmatig verleende rechtsbijstand vast op €1750,- (1 punt voor het indienen van het beroepschrift en 1 punt voor het verschijnen ter zitting met een waarde per punt van €875,- en een wegingsfactor 1).
Beslissing
De rechtbank:
  • verklaart het beroep gegrond;
  • vernietigt het bestreden besluit;
  • draagt de staatssecretaris op binnen zes weken na de dag van bekendmaking van deze uitspraak een nieuw besluit te nemen met inachtneming van deze uitspraak;
  • veroordeelt de staatssecretaris in de proceskosten van eiseres tot een bedrag van €1750,-
Deze uitspraak is gedaan door mr. N.M. van Waterschoot, rechter, in aanwezigheid van mr. J.A. Hessels, griffier, en openbaar gemaakt door middel van geanonimiseerde publicatie op www.rechtspraak.nl.
De uitspraak is bekendgemaakt op:
Informatie over hoger beroep
Een partij die het niet eens is met deze uitspraak, kan een hogerberoepschrift sturen naar de Afdeling bestuursrechtspraak van de Raad van State waarin wordt uitgelegd waarom deze partij het niet eens is met de uitspraak. Het hogerberoepschrift moet worden ingediend binnen 1 week na de dag waarop deze uitspraak is verzonden. Kan de indiener de behandeling van het hoger beroep niet afwachten, omdat de zaak spoed heeft, dan kan de indiener de voorzieningenrechter van de Afdeling bestuursrechtspraak van de Raad van State vragen om een voorlopige voorziening (een tijdelijke maatregel) te treffen.

Voetnoten

1.Hof van Justitie 12 april 2018, ECLI:EU:C:2018:248 (A. en S.)
4.EUAA Country Guidance: Syria April 2024, p. 121.
5.EUAA Country Guidance: Syria April 2024, p. 121.
6.EUAA Country Guidance: Syria April 2024, p. 77.
7.EUAA Country Guidance: Syria April 2024, p. 76.
8.Kamerbrief 25 april 2024, ‘Landenbeleid Syrië’.