ECLI:NL:RBDHA:2023:20568

Rechtbank Den Haag

Datum uitspraak
22 december 2023
Publicatiedatum
22 december 2023
Zaaknummer
NL23.33786
Instantie
Rechtbank Den Haag
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Bestuursrecht; Vreemdelingenrecht
Procedures
  • Eerste aanleg - enkelvoudig
Rechters
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Afwijzing asielaanvraag van Syrische eiser wegens dienstweigering en risico op ernstige schade bij terugkeer naar Syrië

In deze uitspraak beoordeelt de Rechtbank Den Haag het beroep van een Syrische eiser tegen de afwijzing van zijn asielaanvraag door de staatssecretaris van Justitie en Veiligheid. De staatssecretaris had de aanvraag op 28 september 2023 afgewezen, stellende dat de aanvraag ongegrond was. De rechtbank heeft de zaak op 20 december 2023 behandeld, waarbij zowel de eiser als zijn gemachtigde, alsook de gemachtigde van de staatssecretaris aanwezig waren.

De eiser, houder van een Syrisch paspoort, heeft verklaard dat hij zijn militaire dienstplicht heeft vervuld en kan worden opgeroepen als reservist. Hij heeft in Libanon gewoond en gewerkt, maar is naar Nederland gekomen vanwege de strenge behandeling van Syriërs daar. De staatssecretaris heeft de asielaanvraag ongegrond verklaard, omdat hij van mening is dat de eiser geen vluchteling is in de zin van het Vluchtelingenverdrag en dat zijn terugkeer naar Syrië geen reëel risico op ernstige schade met zich meebrengt.

De rechtbank oordeelt dat de staatssecretaris onvoldoende heeft gemotiveerd waarom de eiser geen risico loopt bij terugkeer naar Syrië. De rechtbank verwijst naar eerdere uitspraken en het beleid dat stelt dat Syriërs die terugkeren uit het buitenland een verhoogd risico lopen op mensenrechtenschendingen. De rechtbank vernietigt het bestreden besluit en bepaalt dat de staatssecretaris een nieuw besluit moet nemen, waarbij de eerdere motivering in acht moet worden genomen. Tevens wordt de staatssecretaris veroordeeld in de proceskosten van de eiser tot een bedrag van € 1.674,-.

Uitspraak

RECHTBANK DEN HAAG
Zittingsplaats Groningen
Bestuursrecht
zaaknummer: NL23.33786

uitspraak van de enkelvoudige kamer in de zaak tussen

[naam eiser] , van Syrische nationaliteit,

V-nummer: [V-nummer] , eiser
(gemachtigde: mr. A. de Haan),
en

de staatssecretaris van Justitie en Veiligheid,

(gemachtigde: mr. S. Azzaoui).

Inleiding

1. In deze uitspraak beoordeelt de rechtbank het beroep van eiser tegen de afwijzing van de asielaanvraag van eiser. De staatssecretaris heeft met het bestreden besluit van
28 september 2023 deze aanvraag afgewezen als ongegrond.
2. De rechtbank heeft het beroep op 20 december 2023 op zitting behandeld. Hieraan hebben deelgenomen: eiser, de gemachtigde van eiser en de gemachtigde van de staatssecretaris.

Beoordeling door de rechtbank

Het asielrelaas
3. Eiser is houder van een Syrisch paspoort. Bij zijn asielaanvraag heeft eiser verklaard rond de eeuwwisseling zijn militaire dienstplicht te hebben vervuld en dat hij kan worden opgeroepen als reservist. Tijdens het nader gehoor heeft eiser naar voren gebracht dat hij in Libanon heeft gewoond en gewerkt en dat hij is weggegaan vanwege de strenge omgang met Syriërs daar. Eiser heeft verder verklaard dat hij voor familiebezoek jaarlijks is teruggekeerd naar Syrië. Eiser noemt de reis een lijdensweg vanwege de duur en het geld dat bij de controleposten moest worden betaald. Volgens eiser worden veel problemen met geld voorkomen en heeft hij op deze manier ook problemen in Syrië voorkomen bij het verkrijgen van zijn paspoort en uitreis.
Het bestreden besluit
4. Het asielrelaas van eiser bevat volgens de staatssecretaris de volgende relevante elementen:
1. Identiteit, nationaliteit en herkomst;
2. Eiser komt in aanmerking voor de reservistendienst.
De staatssecretaris acht beide elementen geloofwaardig, maar stelt zich op het standpunt dat eiser geen vluchteling is in de zin van het Vluchtelingenverdrag en dat eisers terugkeer naar Syrië niet leidt tot een reëel risico op ernstige schade.
De staatssecretaris concludeert daarom dat de asielaanvraag ongegrond is.
Toetsingskader
5. Zoals de Afdeling bestuursrechtspraak van de Raad van State (ABRvS) eerder heeft overwogen rust op een vreemdeling de verplichting te voldoen aan de ingevolge artikel 31, eerste lid, van de Vreemdelingenwet 2000 op hem rustende last om de aan zijn aanvraag ten grondslag gelegde feiten en omstandigheden aannemelijk te maken (zie bijvoorbeeld de uitspraak van 24 juli 2009, ECLI:NL:RVS:2009:BJ4398). Wanneer
“such evidence is adduced, it is for the Government to dispel any doubts about it”(zie bijvoorbeeld het arrest van het Europees Hof voor de Rechten van de Mens van 23 augustus 2016, appl. no. 59166/12, § 91).
6. De rechtbank slaat bij de beoordeling acht op het navolgende landenbeleid.
6.1.
In WBV 2012/20 is in beginsel aannemelijk geacht dat personen uit Syrië die vanuit het buitenland terugkeren bij of na inreis een reëel risico lopen op een behandeling in strijd met artikel 3 van het EVRM. Voor asielzoekers uit Syrië die verklaren, of waarvan bekend is, dat zij het regime actief steunen, wordt bovengenoemd risico in beginsel niet aangenomen (Stcrt. 2012, 17486).
6.2.
In WBV 2020/18 is vermeld dat van voornoemd algemeen uitgangspunt kan worden afgeweken als uit individuele feiten en omstandigheden blijkt dat de vreemdeling bij of na terugkeer naar Syrië geen risico (meer) loopt op ernstige schade (Stcrt. 2020, 42235).
6.3.
In WBV 2022/24 is vermeld dat het algemeen uitgangspunt niet geldt als uit de individuele feiten en omstandigheden is gebleken dat de vreemdeling bij of na terugkeer naar Syrië geen risico (meer) loopt op ernstige schade. Hiervan is in het bijzonder sprake indien betrokkene na een eerder vertrek uit Syrië is teruggereisd naar Syrië (Stcrt. 2022, 29838).
Dienstweigering
7. Eiser stelt dat hij voldoet aan voorwaarden voor het verlenen van een vergunning wegens dienstweigering / desertie en het besluit ondeugdelijk is gemotiveerd.
7.1.
In paragraaf C2/3.2. van de Vreemdelingencirculaire 2000 is het volgende vermeld:
“Als de vreemdeling stelt te vrezen te hebben voor vervolging wegens dienstweigering of desertie toetst de IND eerst of de vreemdeling dienst heeft geweigerd of is gedeserteerd omdat hij vreesde anders te moeten deelnemen aan oorlogsmisdrijven (…). Pas als daarvan geen sprake is, toetst de IND of dienstweigering of desertie leidt tot onevenredige of discriminatoire bestraffing dan wel of deze voortkomt uit onoverkomelijke gewetensbezwaren vanwege een godsdienst of andere diepgewortelde overtuiging.”
7.2.
Niet in geschil is dat eiser zijn militaire dienstplicht jaren geleden heeft vervuld en dat hij geen persoonlijke oproep heeft ontvangen om als reservist te dienen.
7.3.
Het bestreden besluit lijkt -in reactie op de uitgebreide zienswijze- in de laatste alinea van blz. 3 primair het standpunt te bepleiten dat van dienstweigering noch desertie sprake is, zodat geen verdere toetsing aan het beleid hoeft plaats te vinden (vgl. ABRvS 8 maart 2002, ECLI:NL:RVS:2002:AE7139). Zo is in deze alinea er op gewezen dat eiser
geen persoonlijke oproep heeft ontvangen en is overwogen dat het gegeven dat eiser in de leeftijdscategorie valt van personen die kunnen worden opgeroepen voor de militaire dienst, niet betekent dat hij bij terugkeer moet dienen.
7.4.
In het voornemen is echter ook overwogen:
“Ik ga mee met uw verklaringen dat u het risico loopt om twee en half jaar ingezet te worden in de reservistendienstplicht”. In het bestreden besluit is verwezen naar dit voornemen en is ook getoetst aan het beleid. Door daarbij, anders dan in het voornemen, ook te betrekken dat eiser (nog) niet (persoonlijk) is opgeroepen, en te overwegen dat niet aannemelijk is dat hij wel zal worden opgeroepen, lopen toetsingskaders door elkaar en ontstaat een niet deugdelijk gemotiveerd besluit.
Risico op ernstige schade bij terugkeer
8. Eiser stelt dat het besluit ook ondeugdelijk is gemotiveerd met betrekking tot het risico op ernstige schade bij terugkeer. Hij stelt dat het in het landenbeleid beschreven risico niet is weggenomen door zijn reizen tussen Libanon en Syrië en de verkrijging van een paspoort. Volgens eiser heeft daarnaast de asielaanvraag in Nederland het risico vergroot.
8.1.
Eiser heeft in de zienswijze gewezen op een reportage uit het NRC van 10 mei 2023 (
‘Libanon deporteert Syrische vluchtelingen’) en een artikel van Amnesty International van 11 mei 2023 (
‘Lebanon: Halt summary deportations of Syrian refugees’). Eiser zelf stelt niet langer in Libanon te willen verblijven vanwege de strenge omgang met Syriërs daar.
8.2.
Eiser heeft verder gewezen op het algemeen ambtsbericht van de minister van Buitenlandse Zaken van augustus 2023, waarin over terugkeer naar Syrië onder meer het volgende is vermeld:
“Syriërs die terugkeerden naar regeringsgebied konden worden geconfronteerd met een groot aantal mensenrechtenschendingen, waaronder willekeurige detentie, marteling, gedwongen verdwijningen, afpersing en mishandeling door de Syrische autoriteiten. Omdat er geen structurele monitoring van teruggekeerde Syriërs is en er geen zicht is op alle teruggekeerde Syriërs, konden bronnen geen exacte cijfers geven van de verschillende mensenrechtenschendingen (blz. 84). (…) In paragraaf 10.7 werd gesteld dat diegenen die terugkeren uit landen die door de Syrische autoriteiten als vijandig worden gezien een verhoogd veiligheidsrisico bij terugkeer liepen. Bronnen beaamden deze stelling, waarbij sommigen zeiden dat het feit dat iemand vanwege de algemene situatie in Syrië het land hadden verlaten, al de aandacht van de autoriteiten kon trekken. Veel mensen die terugkeerden, probeerden hun eventuele asielaanvraag in het Westen of elders geheim te houden (blz. 90).”
8.3.
Verder is in een door eiser (in de zienswijze) aangehaald Country Report on Human Rights Practices 2022 van de US Department of State (onder verwijzing naar het rapport
‘Data shows nowhere in Syria is safe for return’) het volgende vermeld:
“In February the Middle East Institute published survey results that found that 27 percent of returnees reported they or someone close to them faced persecution due to their place of origin, for having left Syria illegally, or for filing an asylum claim abroad.”
8.4.
De staatssecretaris heeft in het in het bestreden besluit ingelaste voornemen toegelicht waarom er voor eiser geen risico wordt gezien op ernstige schade bij terugkeer. Daarbij is van belang geacht dat eiser tijdens al zijn in- en uitreizen, alsmede tijdens het verkrijgen van zijn paspoort, geen problemen van de autoriteiten heeft ondervonden.
8.5.
In de zienswijze is door eiser naar voren gebracht dat hij in het verleden bij controleposten is staandegehouden, voor langere duur niet mocht doorrijden en pas na het betalen van steekpenningen zijn weg kon vervolgen. Verder is er op gewezen dat hij omreed -waardoor de reis vijf keer zo lang duurde- en het verblijf was beperkt tot enkele dagen. Daarbij is gewezen op een passage in het ambtsbericht van augustus 2023 (op blz. 41), waarin is vermeld dat
“volgens verschillende bronnen elke grens binnen Syrië gepasseerd kon worden zolang er steekpenningen aan de grenswachten van de verschillende autoriteiten betaald werden.”Verder is naar voren gebracht dat hij in de negatieve aandacht zal komen te staan vanwege het verblijf en indienen van een asielaanvraag in Nederland.
8.6.
In het bestreden besluit is overwogen dat eiser jaarlijks de posten heeft weten te passeren zonder te zijn opgepakt. Hieruit volgt volgens de staatssecretaris dat het mogelijk was om in- en uit te reizen. De staatssecretaris erkent dat in het ambtsbericht (op blz. 42) is vermeld dat burgers een klein bedrag aan de ambtenaar kunnen betalen om probleemloos te passeren, maar wijst er op dat daarbij ook is vermeld dat burgers het risico lopen om gedetineerd te worden of ingelijfd te worden voor het vervullen van de dienstplicht. Verder is volgens de staatssecretaris in het paspoort van eiser niet zichtbaar dat hij in Nederland, dan wel het Westen, is geweest.
8.7.
Eiser heeft in beroep naar voren gebracht dat de omstandigheid dat eiser in het verleden uit de problemen heeft kunnen blijven door het betalen van steekpenningen geen enkele garantie voor de toekomst biedt. Eiser stelt dat een terugkeer na jaren in het Westen te hebben verbleven risicovol is en wijst op twee, bij de zienswijze overgelegde, expertmails (van 16 en 19 mei 2023) van een expert waarvan de staatssecretaris in het besluit vermeldt dat de expertise wordt erkend (blz. 8). Als het gaat om terugkeer is in de expertmail van
19 mei 2023 gewezen op het rapport
‘Is Syria safe for return? Returnee’s Perspective’van november 2021. Hierin is op blz. 27 het volgende vermeld:
“Danish Immigration Services report that the pre-departure process from abroad requires that Syrians wishing to return must apply at the nearest Syrian embassy or consulate; there, they must inform officials on how and why they left the country, what they have been doing in the host country, and their source of income in the host country.”
8.8.
Ook in het ambtsbericht van augustus 2023 is -onder verwijzing naar het rapport van de EASO van juni 2021- vermeld dat Syriërs die vanuit het buitenland wilden terugkeren naar door de Syrische autoriteiten gecontroleerd gebied een screening moesten ondergaan alvorens te kunnen terugkeren (blz. 82). Ter zitting is gewezen op de volgende passage uit het ambtsbericht van augustus 2023:
“Syriërs die Syrië legaal hadden verlaten, niet gezocht werden door de autoriteiten en beschikten over een geldig paspoort hadden geen veiligheidsverklaring nodig (blz. 83).”Het ambtsbericht verwijst naar blz. 20 van het rapport
‘Syria Situation of returnees from abroad’van de EASO van juni 2021, waar het volgende is vermeld:
“(…) only those who have left Syria legally, are not wanted by the Syrian authorities, and still possess a valid passport, are not required to apply for a security clearance in order to return to Syria.”
8.9.
Eiser heeft in reactie op voornoemde verwijzing ter zitting opnieuw gewezen op het lange verblijf in Nederland en hetgeen daarover is opgemerkt in de expertmail van
16 mei 2023:
“Bij een langer verblijf in buitenland zullen de Syrische inlichtingendiensten en autoriteiten zeer waarschijnlijk verdenkingen hebben, en zal een verblijf in het Westen en het aanvragen van asiel aldaar opgevat worden als wijzend op mogelijke disloyaliteit en banden met organisaties (bv van oppositie) of overheden die het regime als vijandig beschouwt.”
In de door eiser aangehaalde expertmail van 19 mei 2023 is verder het volgende vermeld:
“Behalve op vliegvelden worden personen nauwelijks toegang geweigerd omdat deze zich binnen een korte tijd toch bij een kantoor van de Algemene Veiligheid moeten melden. Vanaf dat moment zullen de verschillende inlichtingendiensten zeker een screening doen.”
8.10.
De rechtbank is van oordeel dat, gelet op hetgeen door eiser is aangevoerd, niet met de door de staatssecretaris gegeven motivering kan worden volstaan.
8.11.
Dit betekent dat de rechtbank -evenals in de door eiser genoemde uitspraak van deze rechtbank en zittingsplaats van 16 oktober 2023- tot het oordeel komt dat de staatssecretaris onvoldoende heeft gemotiveerd waarom er voor eiser een uitzondering geldt op het algemene uitgangspunt dat Syriërs bij terugkeer een reëel risico op ernstige schade lopen (ECLI:NL:RBDHA:2023:15550).
9. Het beroep is gegrond en het bestreden besluit wordt vernietigd wegens strijd met artikel 3:2 van de Awb. De rechtbank bepaalt dat de staatssecretaris een nieuw besluit moet nemen met inachtneming van deze uitspraak.
10. De rechtbank veroordeelt de staatssecretaris in de door eiser gemaakte proceskosten. Deze kosten stelt de rechtbank op grond van het Besluit proceskosten bestuursrecht voor de door een derde beroepsmatig verleende rechtsbijstand vast op € 1.674,- (1 punt voor het indienen van het beroepschrift, 1 punt voor het verschijnen ter zitting, met een waarde per punt van € 837,- en een wegingsfactor 1).

Beslissing

De rechtbank:
  • verklaart het beroep gegrond;
  • vernietigt het bestreden besluit;
  • bepaalt dat de staatssecretaris een nieuw besluit neemt met inachtneming van deze uitspraak;
  • veroordeelt de staatssecretaris in de proceskosten van eiser tot een bedrag van € 1.674,-.
Deze uitspraak is gedaan door mr. A.W. Wassink, rechter, in aanwezigheid van
mr. M.J.C. ten Hoopen, griffier, en openbaar gemaakt door middel van geanonimiseerde publicatie op rechtspraak.nl.
De uitspraak is bekendgemaakt op:
Informatie over hoger beroep
Een partij die het niet eens is met deze uitspraak, kan een hogerberoepschrift sturen naar de Afdeling bestuursrechtspraak van de Raad van State waarin wordt uitgelegd waarom deze partij het niet eens is met de uitspraak. Het hogerberoepschrift moet worden ingediend binnen 4 weken na de dag waarop deze uitspraak bekend is gemaakt. Kan de indiener de behandeling van het hoger beroep niet afwachten, omdat de zaak spoed heeft, dan kan de indiener de voorzieningenrechter van de Afdeling bestuursrechtspraak van de Raad van State vragen om een voorlopige voorziening (een tijdelijke maatregel) te treffen.