In deze uitspraak van de Rechtbank Den Haag, zittingsplaats Arnhem, wordt het beroep van eiser tegen het niet in behandeling nemen van zijn asielaanvraag beoordeeld. De staatssecretaris van Justitie en Veiligheid heeft de aanvraag op 27 december 2023 niet in behandeling genomen, omdat Kroatië heeft ingestemd met een verzoek om terugname. De rechtbank heeft op 25 januari 2024 de zaak behandeld, waarbij zowel eiser als zijn gemachtigde, alsook de gemachtigde van de staatssecretaris aanwezig waren. De rechtbank concludeert dat het beroep ongegrond is, wat betekent dat de beslissing van de staatssecretaris in stand blijft.
De rechtbank legt uit dat de Dublinverordening bepaalt dat een asielaanvraag niet in behandeling wordt genomen als een andere lidstaat verantwoordelijk is. In dit geval blijkt uit Eurodac dat eiser eerder asiel heeft aangevraagd in Griekenland en Kroatië. De staatssecretaris heeft op 6 november 2023 een verzoek om terugname bij Kroatië ingediend, dat op 18 november 2023 is geaccepteerd. Eiser betoogt dat hij in Kroatië geen asiel heeft aangevraagd en dat Griekenland de verantwoordelijke lidstaat is. De rechtbank oordeelt echter dat de staatssecretaris terecht heeft gehandeld op basis van de informatie uit Eurodac.
Eiser heeft ook aangevoerd dat de staatssecretaris onzorgvuldig heeft gehandeld door het claimverzoek bij Kroatië in te dienen, maar de rechtbank oordeelt dat de staatssecretaris zich in redelijkheid op het standpunt kan stellen dat er geen aanleiding is om de asielaanvraag van eiser op grond van bijzondere omstandigheden aan zich te trekken. De rechtbank bevestigt dat de staatssecretaris mag uitgaan van het interstatelijk vertrouwensbeginsel ten aanzien van Kroatië, en dat eiser niet aannemelijk heeft gemaakt dat hij in Kroatië niet veilig is. De rechtbank verklaart het beroep ongegrond en bevestigt de beslissing van de staatssecretaris.