ECLI:NL:RBDHA:2023:21350

Rechtbank Den Haag

Datum uitspraak
19 december 2023
Publicatiedatum
17 januari 2024
Zaaknummer
NL23.36671, NL23.36673
Instantie
Rechtbank Den Haag
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Bestuursrecht; Vreemdelingenrecht
Procedures
  • Voorlopige voorziening+bodemzaak
Rechters
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Beoordeling van asielaanvragen en interstatelijk vertrouwensbeginsel in het kader van Dublinverordening met betrekking tot Kroatië

In deze uitspraak van de Rechtbank Den Haag, zittingsplaats Haarlem, worden de beroepen van twee eisers tegen het niet in behandeling nemen van hun asielaanvragen beoordeeld. De staatssecretaris van Justitie en Veiligheid had de aanvragen op 20 november 2023 niet in behandeling genomen, omdat Kroatië als verantwoordelijk land werd aangemerkt. De eisers, vertegenwoordigd door hun gemachtigde mr. S. Thelosen, hebben verzocht om een voorlopige voorziening. Tijdens de zitting op 5 december 2023 zijn de eisers verschenen, bijgestaan door hun gemachtigde en een tolk, terwijl de verweerder werd vertegenwoordigd door mr. T.J.M. Schilder.

De rechtbank heeft de beroepen gegrond verklaard, omdat de eisers hebben aangevoerd dat zij in Kroatië zijn blootgesteld aan onmenselijke behandeling en pushbacks. De rechtbank oordeelt dat de staatssecretaris onvoldoende heeft gemotiveerd waarom de asielaanvragen niet in behandeling zijn genomen, gezien de omstandigheden in Kroatië. De rechtbank verwijst naar eerdere uitspraken van de Afdeling bestuursrechtspraak van de Raad van State, die het interstatelijk vertrouwensbeginsel in twijfel trekken, en concludeert dat de staatssecretaris nieuwe besluiten moet nemen, rekening houdend met de uitspraak.

De rechtbank vernietigt de bestreden besluiten en draagt de staatssecretaris op om binnen zes weken nieuwe besluiten te nemen. Tevens worden de proceskosten van de eisers vergoed, vastgesteld op € 2.511,-. De verzoeken om een voorlopige voorziening worden afgewezen, omdat de beroepen gegrond zijn verklaard.

Uitspraak

RECHTBANK DEN HAAG
Zittingsplaats Haarlem
Bestuursrecht
zaaknummers: NL23.36671 en NL23.36673 (beroep)
NL23.36672 en NL23.36674 (voorlopige voorziening)

uitspraak van de enkelvoudige kamer in de zaken tussen

[eiseres] , eiseres

V-nummer: [v-nummer 1]
en
[eiser] ,eiser
V-nummer: [v-nummer 2]
(gemachtigde: mr. S. Thelosen),
en

de staatssecretaris van Justitie en Veiligheid, verweerder

(gemachtigde: mr. T.J.M. Schilder).

Inleiding

1. In deze uitspraak beoordeelt de rechtbank de beroepen van eisers tegen het niet in behandeling nemen van hun asielaanvragen. Verweerder heeft de aanvragen met de besluiten van 20 november 2023 (de bestreden besluiten) niet in behandeling genomen omdat Kroatië verantwoordelijk wordt geacht voor de behandeling daarvan.
1.1
Eisers hebben ook de voorzieningenrechter verzocht een voorlopige voorziening te treffen.
1.2
De rechtbank heeft de beroepen en de verzoeken om een voorlopige voorziening op 5 december 2023 op zitting behandeld. Eisers zijn verschenen, bijgestaan door hun gemachtigde en door mr. [naam] . Als tolk is verschenen M. Erbek. Verweerder heeft zich laten vertegenwoordigen door zijn gemachtigde.

Beoordeling door de rechtbank

2. De rechtbank verklaart de beroepen gegrond. Hierna legt de rechtbank uit hoe zij tot dit oordeel komt en welke gevolgen dit oordeel heeft.
Totstandkoming van het besluit
3. De Europese Unie heeft gezamenlijke regelgeving over het in behandeling nemen van asielaanvragen. Die staat in de Dublinverordening [1] . Op grond van de Dublinverordening neemt verweerder een asielaanvraag niet in behandeling als is vastgesteld dat een andere lidstaat verantwoordelijk is voor de behandeling daarvan. [2] In dit geval heeft Nederland bij Kroatië een verzoek om terugname gedaan. Kroatië heeft dit verzoek aanvaard.
Kan verweerder ten aanzien van Kroatië van het interstatelijk vertrouwensbeginsel uitgaan?
4. Eisers voeren aan dat ten aanzien van Kroatië niet van het interstatelijk vertrouwensbeginsel kan worden uitgegaan. Zij beroepen zich daarbij op het rapport van Border Violence Monitoring Network van maart 2023 [3] , waaruit volgens eisers blijkt dat in Kroatië pushbacks plaatsvinden van migranten, niet alleen aan de buitengrenzen, maar over het hele grondgebied. Het is niet mogelijk om hierover te klagen bij de Kroatische autoriteiten. Ook is er in Kroatië geen onafhankelijk monitoringsmechanisme meer aanwezig. Uit het meest recente AIDA-rapport [4] blijkt daarnaast dat asielaanvragen van vreemdelingen wiens asielaanvraag eerder is ingetrokken of afgewezen worden beschouwd als herhaalde asielaanvragen en niet worden behandeld. Hiermee schendt Kroatië de Procedurerichtlijn, aldus eisers. Gelet op de situatie in Kroatië menen eisers dat de rechtbank, als zij de beroepen niet gegrond verklaart, hun beroepen aan moet houden in afwachting van de beantwoording van de prejudiciële vragen van zittingsplaats Den Bosch over de ondeelbaarheid van het interstatelijk vertrouwensbeginsel.
4.1
De rechtbank overweegt als volgt. De Afdeling bestuursrechtspraak van de Raad van State (de Afdeling) heeft in de uitspraak van 13 september 2023 [5] geoordeeld dat de pushbacks in Kroatië geen aanleiding (meer) vormen om ten aanzien van Dublinclaimanten niet van het interstatelijk vertrouwensbeginsel uit te gaan. De Afdeling is uitgegaan van informatie van de Kroatische autoriteiten van 15 november 2022 en de daarop door verweerder opgestelde beslisnota van 21 december 2022 [6] , waaruit volgt dat overgedragen Dublinclaimanten niet het risico lopen om door Kroatië te worden uitgezet zonder behandeling van hun asielverzoek of tijdens de behandeling van het asielverzoek. De Afdeling heeft daarbij ook van belang geacht dat deze informatie niet wordt weersproken door andere beschikbare landeninformatie. Daarom komt de Afdeling tot de conclusie dat verweerder zich op basis van de bevindingen uit het door hem verrichte onderzoek terecht op het standpunt heeft gesteld dat voor Kroatië mag worden uitgegaan van het interstatelijk vertrouwensbeginsel.
4.2
De rechtbank ziet in wat eisers hebben aangevoerd geen aanleiding om van dit oordeel af te wijken. De Afdeling heeft in haar uitspraak ook de getuigenissen van Border Violence Monitoring Network betrokken, en overwogen dat daaruit niet blijkt dat deze getuigenissen afkomstig zijn van Dublinclaimanten. [7] De rechtbank neemt daarom, anders dan eisers, aan dat de Afdeling ook het rapport heeft beoordeeld waar eisers naar verwezen hebben in hun beroepsgronden, en ziet geen reden om anders hierover te oordelen dan de Afdeling heeft gedaan. Ook in het meest recente AIDA-rapport, waar de Afdeling zich nog niet over heeft uitgelaten, heeft de rechtbank geen aanknopingspunten kunnen vinden voor het oordeel dat, anders dan de Kroatische autoriteiten hebben vermeld, Dublinclaimanten ook het risico lopen om slachtoffer te worden van pushbacks. Eisers hebben naar het oordeel van de rechtbank daarnaast onvoldoende gemotiveerd dat uit dit rapport blijkt dat de Kroatische autoriteiten handelen in strijd met de Procedurerichtlijn. Dit betekent dat verweerder er onder verwijzing naar het interstatelijk vertrouwensbeginsel vanuit heeft kunnen gaan dat Kroatië in zijn algemeenheid ten aanzien van Dublinclaimanten zijn internationale verplichtingen nakomt.
Was er aanleiding voor verweerder om de aanvraag op grond van artikel 17 van de Dublinverordening in behandeling te nemen?
5. Eisers voeren aan dat zij onmenselijk zijn behandeld door de autoriteiten in Kroatië. Zij hebben in de zienswijze en in beroep het volgende verklaard. De eerste keer dat zij de Kroatische grens over zijn gestoken, zijn zij terug de grens over gestuurd, waarbij ze zijn gedwongen om door onherbergzaam terrein te lopen. Na de tweede oversteek zijn eisers in Kroatië gearresteerd en moesten ze vier uur lang buiten op straat zitten in een dorpscentrum, zonder water en eten. Daarna zijn zij een dag lang vastgehouden in een container samen met 40 andere vreemdelingen, waarna hun vingerafdrukken zijn afgenomen. Volgens eisers vormen deze gebeurtenissen reden voor verweerder om de aanvragen van eisers in behandeling te nemen.
5.1
De rechtbank stelt voorop dat verweerder ter zitting heeft bevestigd dat hij uitgaat van deze gebeurtenissen zoals door eisers gesteld. Uit deze verklaringen van eisers blijkt echter dat zij slachtoffers zijn geweest van een pushback en vervolgens zijn behandeld op een manier die volgens de rechtbank de kwalificatie ‘mensonterend’ verdient. Verweerder heeft deze gebeurtenissen niet kenbaar betrokken bij zijn beoordeling. De enkele stelling van verweerder ter zitting dat ervan uitgegaan kan worden dat eisers niet opnieuw zo’n behandeling ten deel zal vallen, vindt de rechtbank onvoldoende. Verweerder dient naar het oordeel van de rechtbank alsnog te motiveren of de gestelde gebeurtenissen al dan niet zodanig bijzondere individuele omstandigheden zijn waardoor overdracht aan Kroatië van bijzondere hardheid zou getuigen, en of gelet op deze gebeurtenissen van eisers verwacht kan worden dat zij als Dublinclaimanten naar Kroatië terugkeren. De beroepsgrond slaagt.

Conclusie en gevolgen

6. De beroepen zijn gegrond. De overige beroepsgronden behoeven geen beoordeling. De rechtbank vernietigt de bestreden besluiten. De rechtbank ziet geen reden om de rechtsgevolgen van de besluiten in stand te laten of zelf een beslissing te nemen. De rechtbank bepaalt dat verweerder nieuwe besluiten moet nemen en daarbij rekening moet houden met deze uitspraak. De rechtbank geeft verweerder hiervoor zes weken.
Voorlopige voorziening
7. Omdat de rechtbank de beroepen nu gegrond verklaart, is het niet meer nodig om een voorlopige voorziening te treffen. De voorzieningenrechter wijst de verzoeken daarom af.
Proceskosten
8. Omdat de beroepen gegrond zijn krijgen eisers een vergoeding van hun proceskosten. Gelet op de samenhang tussen beide zaken, het feit dat in beide zaken dezelfde gronden van beroep en verzoek zijn ingediend, en de gelijktijdige behandeling ter zitting, stelt de rechtbank de kosten daarbij als volgt vast op grond van het Besluit proceskosten bestuursrecht: 1 punt voor de beroepschriften, 1 punt voor de verzoekschriften en 1 punt voor de zitting, met een waarde per punt van € 837,- en een wegingsfactor 1. Eisers krijgen € 2.511,-.

Beslissing

De rechtbank:
- verklaart de beroepen gegrond;
- vernietigt de besluiten van 20 november 2023;
- draagt verweerder op binnen zes weken na de dag van verzending van deze uitspraak nieuwe besluiten te nemen op de aanvragen, waarbij rekening wordt gehouden met deze uitspraak;
- veroordeelt verweerder tot betaling van € 2.511,- aan proceskosten aan eisers.
De voorzieningenrechter:
- wijst de verzoeken om een voorlopige voorziening af.
Deze uitspraak is gedaan door mr. M. Kraefft, (voorzieningen)rechter, in aanwezigheid van mr. R.M. Vaalburg, griffier.
De uitspraak is uitgesproken in het openbaar en bekendgemaakt op:
Informatie over hoger beroep
Een partij die het niet eens is met deze uitspraak, voor zover het de beroepen betreft, kan een hogerberoepschrift sturen naar de Afdeling bestuursrechtspraak van de Raad van State waarin wordt uitgelegd waarom deze partij het niet eens is met de uitspraak. Het hogerberoepschrift moet worden ingediend binnen 1 week na de dag waarop deze uitspraak is verzonden. Kan de indiener de behandeling van het hoger beroep niet afwachten, omdat de zaak spoed heeft, dan kan de indiener de voorzieningenrechter van de Afdeling bestuursrechtspraak van de Raad van State vragen om een voorlopige voorziening (een tijdelijke maatregel) te treffen.

Voetnoten

1.Verordening (EU) nr. 604/2013.
2.Dit staat ook in artikel 30, eerste lid, van de Vreemdelingenwet 2000.
3.Border Violence Monitoring Network: Illegal Pushbacks and Border Violence Reports, maart 2023.
4.AIDA Country Report: Croatia 2022 Update, gepubliceerd in juni 2023.
6.Kenmerk 4392657, bij de brief aan de Tweede Kamer van 20 januari 2023.
7.ECLI:NL:RVS:2023:3411, onder 2.5.