Uitspraak
tussenuitspraak van de enkelvoudige kamer van 24 juli 2024 in de zaak tussen
[eiser] , uit [woonplaats] , eiser
de staatssecretaris van Justitie en Veiligheid
Inleiding
Beoordeling door de rechtbank
- een (op verzoek van de echtgenote van eiser opgemaakte) gelegaliseerde verklaring van de Iraakse ambassade in Den Haag van 15 juni 2022;
- een (op eisers verzoek opgemaakte) verklaring van de Iraakse ambassade in Den Haag van 25 augustus 2023 waarin de consul verklaart dat eiser heeft verzocht om een nieuw Iraaks paspoort, maar dat dit niet kan worden afgegeven omdat eiser niet beschikt over de juiste Iraakse documenten die daarvoor nodig zijn (Iraqi Nationality Certificate’ en ‘Iraqi Nationality Citizenship’);
- een onvertaalde, gelegaliseerde geboorteakte;
- een onvertaald familieboekje;
- een onvertaald document van de University of Baghdad;
- een onvertaalde huwelijksakte;
- een onvertaald uittreksel uit het familieregister van Irak.
kanworden verstrekt omdat hij niet over de daarvoor benodigde Iraakse documenten beschikt. De staatssecretaris verwacht terecht van eiser dat – voordat bewijsnood eventueel kan worden aangenomen – hij zich ten volle inspant om aan die voor de verkrijging van een paspoort benodigde stukken te komen. Daargelaten welke stukken voor het verkrijgen van een nieuw Iraaks paspoort precies nodig zijn en hoe eiser deze stukken zou kunnen verkrijgen – waarover de staatssecretaris overigens weinig duidelijkheid heeft kunnen verschaffen – is doorslaggevend dat niet is gebleken eiser enige poging heeft gedaan om die onderliggende stukken te verkrijgen. De staatssecretaris stelt zich daarom terecht op het standpunt dat eiser niet heeft aangetoond dat hij al het mogelijke heeft gedaan om in het bezit te komen van een Iraaks paspoort.
Conclusie en gevolgen
Beslissing
- draagt de staatssecretaris op binnen twee weken de rechtbank mee te delen of hij gebruik maakt van de gelegenheid het gebrek te herstellen;
- stelt de staatssecretaris in de gelegenheid om binnen twaalf weken na verzending van deze tussenuitspraak het gebrek te herstellen met inachtneming van de overwegingen in deze tussenuitspraak;
- stelt eiser in de gelegenheid om binnen vier weken na ontvangst van de herstelpoging van de staatssecretaris daarop te reageren;
- houdt iedere verdere beslissing aan.