ECLI:NL:RBDHA:2023:8706

Rechtbank Den Haag

Datum uitspraak
14 juni 2023
Publicatiedatum
15 juni 2023
Zaaknummer
NL23.16071
Instantie
Rechtbank Den Haag
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Bestuursrecht; Vreemdelingenrecht
Procedures
  • Eerste aanleg - enkelvoudig
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Toetsing van de maatregel van bewaring in het bestuursrecht met betrekking tot uitzetting naar Marokko

In deze zaak heeft de Rechtbank Den Haag op 14 juni 2023 uitspraak gedaan in een beroep tegen de maatregel van bewaring die aan eiser, een Marokkaanse nationaliteit houder, was opgelegd door de Staatssecretaris van Justitie en Veiligheid. Eiser heeft beroep ingesteld tegen het voortduren van deze maatregel, waarbij hij ook schadevergoeding heeft verzocht. De rechtbank heeft het beroep op 9 juni 2023 behandeld, waarbij zowel eiser als de Staatssecretaris zich hebben laten vertegenwoordigen door hun gemachtigden.

De rechtbank heeft overwogen dat de maatregel van bewaring rechtmatig was tot het sluiten van het onderzoek op 21 april 2023. De toetsing richtte zich op de vraag of de maatregel sindsdien nog steeds rechtmatig is. Eiser stelde dat de Staatssecretaris onvoldoende voortvarend werkt aan zijn uitzetting, aangezien de aanvraag voor een laissez-passer (lp) al vier maanden geleden was ingediend zonder dat er zicht was op een uitzettingsdatum. De rechtbank heeft echter vastgesteld dat de Staatssecretaris voldoende inspanningen heeft geleverd, waaronder het indienen van meerdere lp-aanvragen en het voeren van een vertrekgesprek met eiser.

De rechtbank concludeert dat er geen aanknopingspunten zijn voor het oordeel dat er geen zicht op uitzetting naar Marokko is. Eiser heeft niet actief meegewerkt aan zijn terugkeer, wat ook een rol speelt in de beoordeling van de voortvarendheid van de Staatssecretaris. De rechtbank heeft het beroep ongegrond verklaard en het verzoek om schadevergoeding afgewezen, met de overweging dat er geen aanleiding is voor een proceskostenveroordeling. De uitspraak is openbaar gemaakt en er staat geen rechtsmiddel open tegen deze beslissing.

Uitspraak

RECHTBANK DEN HAAG

Zittingsplaats Groningen
Bestuursrecht
zaaknummer: NL23.16071

uitspraak van de enkelvoudige kamer in de zaak tussen

[naam] , eiser,

geboren op [datum] ,
van Marokkaanse nationaliteit,
V-nummer [nummer]
(gemachtigde: mr. T. Bruinsma),
en

de Staatssecretaris van Justitie en Veiligheid, verweerder

(gemachtigde: mr. B. Wezeman).

Procesverloop

Verweerder heeft op 6 februari 2023 aan eiser de maatregel van bewaring op grond van artikel 59, eerste lid, aanhef en onder a, van de Vreemdelingenwet 2000 (Vw) opgelegd. Deze maatregel duurt nog voort.
Eiser heeft tegen het voortduren van de maatregel van bewaring beroep ingesteld. Daarbij heeft hij verzocht om schadevergoeding.
Verweerder heeft een voortgangsrapportage overgelegd.
De rechtbank heeft het beroep op 9 juni 2023 op zitting behandeld. Eiser heeft zich laten vertegenwoordigen door zijn gemachtigde. De staatssecretaris heeft zich laten vertegenwoordigen door zijn gemachtigde. De rechtbank heeft het onderzoek ter zitting gesloten.

Overwegingen

1. Indien de rechtbank van oordeel is dat de toepassing of tenuitvoerlegging van de maatregel van bewaring in strijd is met de Vw dan wel bij afweging van alle daarbij betrokken belangen in redelijkheid niet gerechtvaardigd is, verklaart zij op grond van artikel 96, derde lid, van de Vw het beroep gegrond en beveelt zij de opheffing van de maatregel of een wijziging van de wijze van tenuitvoerlegging daarvan.
2. De rechtbank stelt voorop dat zij deze maatregel van bewaring al eerder heeft getoetst. Uit de uitspraak van 25 april 2023 (in de zaak NL23.11209) volgt dat de maatregel van bewaring tot het moment van het sluiten van het onderzoek op 21 april 2023 dat aan die uitspraak ten grondslag ligt, rechtmatig was. Daarom staat nu alleen ter beoordeling of sinds het moment van het sluiten van dat onderzoek de maatregel van bewaring rechtmatig is.
3. Eiser stelt zich op het standpunt dat de staatssecretaris onvoldoende voortvarend werkt aan de uitzetting van eiser. Hij wijst er op dat de laissez-passer (lp) aanvraag inmiddels vier maanden geleden is verstuurd, maar dat er nog steeds geen datum bekend is waarop eiser gepresenteerd kan worden. De staatssecretaris verstuurd alleen de standaard schriftelijke rappels, maar heeft verder op individueel niveau geen enkele inspanning verricht. Dat mag, gelet op de duur van het lp-traject en de door eiser overgelegde kopie-rijbewijs, wel worden verwacht. Dat er op eiser een meewerkplicht rust en dat eiser zelf een afwachtende houding aanneemt, doet aan de eigen verplichting van de staatssecretaris niet af. Eiser voert verder aan dat er geen sprake is van zicht op uitzetting van eiser naar Marokko. Bovendien is er in het geheel geen zicht op uitzetting naar Algerije.
4. De rechtbank overweegt als volgt.
4.1.
Uit de voortgangsrapportage leidt de rechtbank af dat de staatssecretaris op 14 februari 2023 een lp-aanvraag aan de Marokkaanse autoriteiten heeft verstuurd, en op 1 maart 2023 ook een lp-aanvraag naar de Algerijnse autoriteiten verstuurd. Ook blijkt hieruit dat de staatssecretaris vijfmaal schriftelijk op beide lp-aanvragen heeft gerappelleerd. Nu eiser tot op heden geen originele documenten heeft overgelegd die aantonen dat hij de Algerijnse nationaliteit heeft, mag de staatssecretaris er op dit moment nog steeds van uitgaan dat eiser de Marokkaanse nationaliteit heeft. De rechtbank overweegt dat zicht op uitzetting naar Marokko in het algemeen niet ontbreekt, zoals de Afdeling bestuursrechtspraak van de Raad van State (de Afdeling) op 14 november 2022 (ECLI:NL:RVS:2022:3269) heeft geoordeeld. De Afdeling heeft dit oordeel daarna nog meerdere malen bevestigd, laatstelijk bij uitspraak van 16 mei 2023 (ECLI:NL:RVS:2023:1968). De rechtbank ziet geen aanleiding om hierover thans anders te oordelen. Daarbij betrekt de rechtbank tevens de door de staatssecretaris ter zitting verstrekte gegevens over het eerste kwartaal van 2023. Hieruit blijkt dat er in de periode van 1 januari 2023 tot en met 31 mei 2023 210 lp-aanvragen zijn ingediend bij de autoriteiten van Marokko, dat er 100 nationaliteitsbevestigingen zijn afgegeven, dat er 35 lp’s zijn verstrekt en dat er 29 gedwongen uitzettingen met behulp van een lp hebben plaatsgevonden. De rechtbank ziet evenmin aanknopingspunten voor het oordeel dat zicht op uitzetting naar Marokko voor eiser in het bijzonder ontbreekt. Daarnaast acht de rechtbank het van belang dat eiser niet actief en volledig meewerkt aan zijn terugkeer naar Marokko. Zoals volgt uit de Afdelingsuitspraken van 13 januari 2022 (ECLI:NL:RVS:2022:85) en van 2 augustus 2022 (ECLI:NL:RVS:2022:2210) mag van eiser wel worden verwacht dat hij actief en volledig meewerkt aan zijn uitzetting.
Gelet op het voorgaande is de rechtbank vooralsnog van oordeel dat het zicht op uitzetting binnen een redelijke termijn in het geval van eiser niet ontbreekt.
4.2.
De rechtbank is verder van oordeel dat de staatssecretaris voldoende voortvarend aan de verwijdering van eiser werkt. De staatssecretaris heeft sinds het sluiten van het onderzoek op 19 mei 2023 een vertrekgesprek met eiser gevoerd. Verder heeft de staatssecretaris sinds het sluiten van het onderzoek op 26 april 2023 en 17 mei 2023 schriftelijk heeft gerappelleerd op de lopende lp-aanvragen bij Marokko en Algerije. De rechtbank acht deze gang van zaken voldoende voortvarend. De rechtbank acht het enkele tijdsverloop sinds het indienen van de lp-aanvragen geen bijzondere omstandigheid op grond waarvan de staatssecretaris met meer dan de gebruikelijke voortvarendheid aan de uitzetting zou moeten werken. Daarbij is van belang dat eiser niet beschikt over (originele) documenten om zijn identiteit en nationaliteit aan te tonen en ook geen inspanningen heeft verricht om die documentatie te verkrijgen. In plaats daarvan kiest eiser er voor om een afwachtende houding aan te nemen. Niet is uitgesloten dat een lp wordt afgegeven door de autoriteiten van Marokko als eiser wel actief en volledig zou meewerken. Bovendien is de staatssecretaris voor het verloop van het lp-traject afhankelijk van de medewerking van de desbetreffende autoriteiten. Daarbij acht de rechtbank van belang dat de staatssecretaris ter zitting heeft toegelicht dat in het algemeen met het oog op de diplomatieke relatie terughoudend wordt omgegaan met het indienen van een individueel rappel. In het geval van eiser is een individueel rappel bij de Algerijnse autoriteiten niet aan de orde omdat hij geen originele documenten heeft overgelegd die geverifieerd kunnen worden.
5. Het beroep is ongegrond. Daarom wordt ook het verzoek om schadevergoeding afgewezen.
6. Voor een proceskostenveroordeling bestaat geen aanleiding.

Beslissing

De rechtbank:
- verklaart het beroep ongegrond;
- wijst het verzoek om schadevergoeding af.
Deze uitspraak is gedaan door mr. A. Nieuwenhuis, rechter, in aanwezigheid van
A. Hoekstra, griffier, en openbaar gemaakt door middel van geanonimiseerde publicatie op rechtspraak.nl.
De uitspraak is bekendgemaakt op:
Rechtsmiddel
Tegen deze uitspraak staat geen rechtsmiddel open.