8.4.2De beoordeling van de vorderingen
1. [Slachtoffer 1]
Materiële schade
De benadeelde partij heeft ten aanzien van de materiële schade een aantal posten opgevoerd. Uit het onderzoek ter terechtzitting is komen vast te staan dat de benadeelde partij schade heeft geleden als rechtstreeks gevolg van het op dagvaarding I onder 2 bewezenverklaarde feit. De rechtbank zal de posten hieronder bespreken.
A. Ziekenhuisdaggeldvergoeding (€ 210,00) en revalidatievergoeding (€ 1.200,00)
De benadeelde partij heeft zeven dagen ziekenhuisdaggeld gevorderd. Dit betreft vijf dagen na het incident en tweemaal een losse dag. De verdediging heeft zich ten aanzien van de twee losse dagen op het standpunt gesteld dat de benadeelde partij ten aanzien van deze kosten (€ 60,00) niet-ontvankelijk dient te worden verklaard in de vordering. De ziekenhuisdaggeldvergoeding ziet volgens de verdediging niet op de situatie van een kortdurende dag opname waarbij dus geen sprake is van een overnachting.
De rechtbank stelt vast dat de Letselschade Richtlijn Ziekenhuis- en revalidatiedaggeldvergoeding geen expliciete uitzondering maakt voor een opname van één dag. De benadeelde partij heeft gesteld dat sprake was van een opname en niet slechts van een poliklinische behandeling. Nu dit door de verdediging onvoldoende is weersproken, zal de rechtbank de gevorderde ziekenhuisdaggeldvergoeding voor zeven dagen toewijzen.
De benadeelde partij heeft revalidatievergoeding gevorderd voor de drie maanden dat de benadeelde partij thuis heeft moeten revalideren.
De rechtbank stelt met de verdediging vast dat de Letselschade Richtlijn Ziekenhuis- en revalidatiedaggeldvergoeding ziet op een tegemoetkoming bij een tijdelijke opname en de daaraan verbonden kosten. Nu thuis revalideren geen tijdelijke opname betreft, zal de rechtbank de benadeelde partij niet-ontvankelijk verklaren in de vordering voor wat betreft de gevorderde revalidatievergoeding.
B. Inkomensverlies (€ 9.300,74)
De benadeelde partij heeft inkomensverlies gevorderd over een periode van 12 maanden.
De rechtbank stelt vast dat de benadeelde partij een tijdelijk contract tot 12 augustus 2018 had. Uit de onderbouwing van de vordering blijkt dat de benadeelde partij tot die datum zijn salaris heeft ontvangen. Dat schade is geleden vóór 12 augustus 2018 blijkt dan ook niet. De benadeelde partij heeft verder gesteld dat het contract na 12 augustus 2018 hoogstwaarschijnlijk zou worden omgezet in een nieuw contract. Nu enige onderbouwing van deze stelling ontbreekt, is onvoldoende komen vast te staan dat daadwerkelijk sprake is geweest van inkomensverlies. De rechtbank zal de benadeelde partij, zoals ook de verdediging heeft bepleit, daarom niet-ontvankelijk verklaren in de vordering voor zover die betrekking heeft op inkomensverlies.
C. Medische kosten (€ 1.254,29)
De benadeelde partij heeft vergoeding van het eigen risico over 2018 (€ 869,29) en 2019 (€ 385,00) gevorderd en heeft deze schade onderbouwd met de zorgkostenoverzichten over deze jaren.
De rechtbank acht - anders dan de verdediging - voldoende aannemelijk, gezien de aard en ernst van het letsel, dat de benadeelde partij niet alleen het volledige verplichte eigen risico voor 2018, maar ook het volledige verplichte eigen risico voor 2019 aan zorgkosten zal maken. De rechtbank zal daarom het totale gevorderde bedrag aan eigen risico over 2018 en 2019 toewijzen.
D. Overige medische kosten (€ 195,02)
De benadeelde partij heeft de kosten van de aanschaf van een duimbrace, verzorgingscrème voor littekens en een aantal geneesmiddelen bij de apotheek gevorderd.
Anders dan de verdediging heeft aangevoerd, ziet de rechtbank voldoende verband tussen de aangeschafte middelen en het letsel van de benadeelde partij. De rechtbank zal het gevorderde bedrag toewijzen.
E. Kledingschade (€ 259,90)
De rechtbank zal het gevorderde bedrag, waartegen geen verweer is gevoerd, toewijzen.
3. Mobiliteitsschade (€ 653,85)
De benadeelde partij heeft onder dertien verschillende posten reiskosten in relatie tot medische afspraken (onder meer ziekenhuisbezoeken, bezoeken aan de psycholoog en bezoek van familieleden aan de benadeelde partij tijdens het verblijf in het ziekenhuis) en bezoek aan bedrijfsarts en verzekeringsarts gevorderd.
De rechtbank acht voldoende aannemelijk en onderbouwd en onvoldoende weersproken dat al deze kosten zijn gemaakt in verband met het letsel van de benadeelde partij. De rechtbank zal het gevorderde bedrag toewijzen.
4. Studieschade (€ 45.606,33)
De benadeelde partij heeft vergoeding van studieschade gevorderd. Die schade is verdeeld in zes posten, te weten ‘Studievertraging 2017/2018’, ‘Factuur collegegeld 2017/2018’, ‘Studievertraging 2018/2019’, ‘Factuur Hogeschool Leiden ’, ‘Factuur collegegeld 2018/2019’ en ‘Lening studiefinanciering 2018/2019’.
De rechtbank zal de gevorderde bedragen wat betreft de posten ‘Studievertraging 2017/2018’ (€ 9.543,33) en ‘Factuur collegegeld 2017/2018’ (€ 1.003,00), die voldoende zijn onderbouwd en waartegen geen verweer is gevoerd, toewijzen.
De rechtbank zal daarnaast ook het gevorderde bedrag wat betreft de post ‘Factuur Hogeschool Leiden ’ (€ 125,00) toewijzen. Namens de benadeelde partij heeft zijn raadsvrouw ter terechtzitting voldoende toegelicht dat de benadeelde partij deze kosten heeft gemaakt in verband met het studiejaar 2017/2018.
Voor wat betreft de posten ‘Studievertraging 2018/2019’, ‘Factuur collegegeld 2018/2019’ en ‘Lening studiefinanciering 2018/2019’ is de rechtbank met de verdediging van oordeel dat deze onvoldoende zijn onderbouwd. De rechtbank zal de benadeelde partij daarom niet-ontvankelijk verklaren in dit gedeelte van de vordering.
Immateriële schade
De benadeelde partij heeft een bedrag van € 50.000,00 aan immateriële schade gevorderd en onderbouwd waarom dit bedrag in dit geval passend zou zijn. De verdediging heeft zich op het standpunt gesteld dat dit bedrag aanzienlijk moet worden gematigd.
Uit het onderzoek ter terechtzitting is komen vast te staan dat de benadeelde partij schade heeft geleden als rechtstreeks gevolg van het op dagvaarding I onder 2 bewezenverklaarde feit. De rechtbank stelt voorop dat de immateriële schade ziet op de
individuelegevolgen bij de benadeelde partij. De benadeelde partij is levensbedreigend gewond geraakt als gevolg van het steken door de verdachte. De benadeelde partij is een nu 22-jarige man die door de gebeurtenissen op 5 mei 2018 letterlijk voor het leven is getekend. Hij heeft blijvende littekens en heeft tot op de dag van vandaag last van zijn hand. Naast het lichamelijk letsel is sprake van geestelijk letsel. Bij hem is PTSS geconstateerd. De benadeelde partij heeft sinds 5 mei 2018 niet meer kunnen studeren en niet meer kunnen werken. Hij heeft last van angst- en woedeaanvallen en hij durft de straat niet meer op. Hij is lange tijd in therapie geweest, maar de woede en angst overheersen nog steeds. Ook ’s nachts heeft hij paniekaanvallen en herbeleeft hij de gebeurtenissen. Er is nog geen zicht op herstel. Hij zal voor de behandeling van zijn trauma’s gedurende twee weken worden opgenomen bij [Naam stichting] . De rechtbank stelt vast dat de benadeelde partij hiermee heeft aangetoond dat sprake is van ernstige lichamelijke en psychische schade.
De rechtbank is op grond van alle omstandigheden – en mede gelet op wat in soortgelijke zaken wordt toegekend - van oordeel dat een bedrag van
€ 30.000,00 aan immateriële schade naar billijkheid toewijsbaar is. Dat is, anders dan gevorderd, niet bij wijze van voorschot. De rechtbank zal de benadeelde partij voor wat betreft het overige deel van de gevorderde immateriële schade niet-ontvankelijk verklaren in de vordering.
Conclusie ten aanzien van [Slachtoffer 1]
De rechtbank zal gelet op al het voorgaande de volgende bedragen toewijzen als vergoeding van de materiële en immateriële schade, gevorderd door [Slachtoffer 1] .
Materiële schade: € 13.244,39
Immateriële schade: € 30.000,00
2. [Benadeelde 1]
Affectieschade
De benadeelde partij heeft een bedrag van € 17.500,00 aan affectieschade gevorderd.
Met ingang van 1 januari 2019 kan iemand die affectieschade lijdt doordat een naaste dierbare zeer ernstig gewond raakt of overlijdt door toedoen van een ander affectieschade vorderen, zo volgt uit de nieuwe bepalingen van artikel 6:107, leden 1, aanhef en onder b en 2 en artikel 6:108, leden 3 en 4 van het Burgerlijk Wetboek (hierna: BW). Deze vordering ontstaat niet indien de feiten waarop deze vordering is gegrond reeds vóór de inwerkingtreding van deze nieuwe bepalingen waren voltooid (zie artikel 69, onderdeel d, Overgangswet nieuw BW; Kamerstukken II 2015/2016, 34257, nr. 6, p. 24). Nu het strafbare feit waarop deze vordering is gegrond zich vóór de inwerkingtreding van de nieuwe bepalingen heeft voorgedaan, dient deze vordering, zoals ook door de verdediging en het openbaar ministerie is betoogd, te worden afgewezen.
Conclusie
De rechtbank wijst de vordering van [Benadeelde 1] af.
3. [Slachtoffer 5]
Inleiding
Uit de onderbouwing van de vordering en de namens de benadeelde partij door zijn raadsvrouw ter terechtzitting gegeven toelichting, volgt dat de vordering ten aanzien van de immateriële schade (€ 5.000,00) zowel ziet op de schade als rechtstreeks gevolg van de bedreiging als op shockschade als gevolg van de waarneming van het neersteken van zijn vriend [Slachtoffer 1] . Hierbij ziet het grootste gedeelte op de shockschade, aldus de raadsvrouw.
Vrijspraak bedreiging (dagvaarding II)
Omdat de verdachte zal worden vrijgesproken van de bedreiging die is ten laste gelegd op dagvaarding II, zal de rechtbank de benadeelde partij niet-ontvankelijk verklaren in de vordering voor zover die ziet op de schade als rechtstreeks gevolg van de bedreiging.
Shockschade
De benadeelde partij heeft daarnaast ook immateriële schade in de vorm van shockschade gevorderd.
De rechtbank stelt vast dat de benadeelde partij het strafbare feit (het steken van [Slachtoffer 1] ) van dichtbij heeft waargenomen en dat hij direct is geconfronteerd met de ernstige gevolgen daarvan. Bij de benadeelde partij is PTSS vastgesteld. Zijn klachten bestaan sinds begin mei 2018 en zijn mogelijk geluxeerd door getuige te zijn van een heftige steekpartij waarbij een vriend ernstig verwond raakte, aldus zijn behandelaar. Op grond hiervan neemt de rechtbank aan dat dit bij de benadeelde partij een hevige emotionele schok teweeg heeft gebracht, waaruit geestelijk letsel is voortgevloeid. Er was sprake van een directe confrontatie, waarbij zijn jeugdvriend die naast hem zat, plotseling werd neergestoken. Dat de nauwe affectieve relatie in dit geval minder sterk is dan bij familie of partners, maakt niet dat geen sprake kan zijn van shockschade. Er is immers wel sprake van een nauwe band tussen de benadeelde partij en het slachtoffer [Slachtoffer 1] en gelet op het feit dat de benadeelde partij van zo dichtbij alles heeft gezien maakt dat, anders dan door de verdediging is betoogd, in dit geval voldoende is komen vast te staan dat sprake is van shockschade.
De rechtbank is op grond van alle omstandigheden en mede gelet op wat in soortgelijke zaken wordt toegekend van oordeel dat een bedrag van € 2.500,00 aan immateriële schade in de vorm van shockschade naar billijkheid toewijsbaar is. De rechtbank zal de benadeelde partij voor wat betreft het overige deel van de gevorderde immateriële schade niet-ontvankelijk verklaren in de vordering.
Eigen risico (€ 385,00)
De benadeelde partij heeft vergoeding gevorderd van zorgkosten die onder het eigen risico vielen.
De rechtbank stelt vast dat de zorgkosten zijn gemaakt voor EMDR-therapie voor de bij hem vastgestelde PTSS. De rechtbank gaat ervan uit dat de PTSS voornamelijk het gevolg is van de shock die bij de benadeelde teweeg is gebracht door het zien van de heftige steekpartij. Derhalve is sprake van rechtstreekse schade. De rechtbank zal het gevorderde bedrag daarom toewijzen.
Reiskosten (€ 56,16)
De benadeelde partij heeft reiskosten voor bezoeken aan de huisarts, psycholoog en zijn vorige belangenbehartiger (advocaat).
De rechtbank acht voldoende aannemelijk dat de reiskosten naar de huisarts (€ 21,84) en de psycholoog (€ 26,00) zijn gemaakt in verband met de behandeling van de benadeelde partij. De rechtbank zal deze gevorderde bedragen toewijzen.
De reiskosten naar zijn advocaat zijn proceskosten. De rechtbank zal deze reiskosten
(€ 8,32) daarom toewijzen als proceskosten die de benadeelde partij heeft gemaakt.
Verlies aan arbeidsvermogen (€ 817,03)
De benadeelde partij heeft verlies aan arbeidsvermogen gevorderd. De rechtbank zal de benadeelde partij niet-ontvankelijk verklaren in de vordering voor wat betreft deze post, nu deze gemotiveerd is betwist en de rechtbank deze post in dat licht onvoldoende onderbouwd acht.
Conclusie ten aanzien van [Slachtoffer 5]
De rechtbank zal gelet op al het voorgaande de volgende bedragen toewijzen als vergoeding van de materiële en immateriële schade, gevorderd door [Slachtoffer 5] .
Materiële schade: € 432,84
Immateriële schade: € 2.500,00
4. [Slachtoffer 4]
Materiële schade
De benadeelde partij heeft ten aanzien van de materiële schade zorgkosten die onder het eigen risico vielen (€ 385,00), gevorderd.
De rechtbank stelt vast dat de zorgkosten zijn gemaakt in het kader van behandeling bij een psycholoog met onder meer EMDR-therapie voor de bij hem vastgestelde PTSS. Uit de onderbouwing van de vordering voor wat betreft de gevorderde immateriële schade, die ziet op de psychische gevolgen voor de benadeelde partij, lijkt de schade, zoals ook door de verdediging is aangevoerd, voor een groot gedeelte te zien op schade als gevolg van het zien van de gebeurtenissen op 5 mei 2018. De rechtbank ziet daarnaast wel dat uit de onderbouwing volgt dat de vordering voor een deel
ookziet op schade als gevolg van het feit dat de verdachte met een bebloed mes op de benadeelde partij af kwam. De rechtbank acht daarom voldoende onderbouwd dat deze kosten in verband met de behandeling van zijn PTSS schade betreft die de benadeelde partij heeft geleden als rechtstreeks gevolg van het op dagvaarding I onder 4 bewezenverklaarde feit. De rechtbank zal het gevorderde bedrag daarom toewijzen.
Immateriële schade
De benadeelde partij heeft een bedrag van € 3.000,00 aan immateriële schade gevorderd en onderbouwd waarom dit bedrag in dit geval passend zou zijn.
De rechtbank heeft hiervoor ten aanzien van de gevorderde materiële schade vastgesteld dat de benadeelde partij schade heeft geleden als rechtstreeks gevolg van het op dagvaarding I onder 4 bewezenverklaarde feit. De rechtbank stelt voorop dat de immateriële schade ziet op de individuele gevolgen bij de benadeelde partij. De benadeelde partij is door de verdachte bedreigd met een bebloed mes. De benadeelde partij is een week na het incident weer gaan werken, maar was alert en op zijn hoede en voelde zich vaak onveilig. Het voorval heeft een half jaar lang een belangrijke rol gespeeld in zijn leven en omdat de klachten bleven aanhouden is hij door zijn huisarts doorverwezen naar een psycholoog. Bij de benadeelde partij is PTSS geconstateerd. Hij is behandeld door middel van EMDR-therapie en dat heeft hem geholpen. De rechtbank stelt vast dat bij de benadeelde partij sprake is van psychische schade.
Op grond van alle omstandigheden en mede gelet op wat in soortgelijke zaken wordt toegekend is de rechtbank van oordeel dat een bedrag van € 1.500,00 aan immateriële schade naar billijkheid toewijsbaar is. Zij houdt daarbij rekening met het feit dat een deel van de schade het gevolg is van het zien van de gebeurtenissen van 5 mei 2018. Die schade komt niet voor vergoeding in aanmerking wegens het ontbreken van een nauwe affectieve band van de benadeelde partij met de slachtoffers. De rechtbank zal de benadeelde partij voor wat betreft het overige deel van de gevorderde immateriële schade niet-ontvankelijk verklaren in de vordering.
Conclusie ten aanzien van [Slachtoffer 4]
De rechtbank zal gelet op al het voorgaande de volgende bedragen toewijzen als vergoeding van de materiële en immateriële schade, gevorderd door [Slachtoffer 4] .
Materiële schade: € 385,00
Immateriële schade: € 1.500,00
5. [Slachtoffer 2]
Materiële schade
De benadeelde partij heeft ten aanzien van de materiële schade een aantal posten opgevoerd. Uit het onderzoek ter terechtzitting is komen vast te staan dat de benadeelde partij schade heeft geleden als rechtstreeks gevolg van het op dagvaarding I onder 1 bewezenverklaarde feit. De rechtbank zal de posten hieronder bespreken.
Medische kosten (€ 894,58)
De benadeelde partij heeft het eigen risico over 2018 (€ 385,00) en 2019 (€ 385,00) gevorderd en onderbouwd met de zorgkostenoverzichten over deze jaren.
De rechtbank acht - anders dan de verdediging - voldoende aannemelijk, gezien de aard en ernst van het letsel, dat de benadeelde partij het volledige verplichte eigen risico voor 2019 aan zorgkosten zal maken. De rechtbank zal daarom het totale gevorderde bedrag aan eigen risico over 2018 en 2019 toewijzen.
De benadeelde partij heeft daarnaast de kosten van de aanschaf van littekencrème, Vaseline bodylotion, Ice power cold gel en Nestosyl gevorderd.
Anders dan de verdediging heeft aangevoerd, ziet de rechtbank voldoende verband tussen de aangeschafte middelen en het letsel van de benadeelde partij. De rechtbank zal de gevorderde bedragen, die voldoende zijn onderbouwd, toewijzen.
De rechtbank zal het gevorderde bedrag aan ziekenhuisdaggeldvergoeding (€ 150,00), dat voldoende is onderbouwd en waartegen geen verweer is gevoerd, toewijzen.
Kleding/diversen (€ 662,79)
De benadeelde partij heeft de schade van kapotte kleding en aan diverse spullen (onder meer de fiets en telefoon) gevorderd.
De rechtbank zal de gevorderde bedragen, die voldoende zijn onderbouwd en onvoldoende weersproken, toewijzen. De rechtbank zal evenwel het gevorderde bedrag voor de telefoon van € 189,00 matigen tot een bedrag van € 150,00, nu dat de geschatte dagwaarde van de telefoon betreft.
Reiskosten (€ 252,48)
De benadeelde partij heeft reiskosten in relatie tot medische afspraken (onder meer ziekenhuisbezoeken, bezoeken aan de psycholoog, fysiotherapeut) en bezoeken aan zijn advocaat gevorderd.
De rechtbank acht voldoende aannemelijk en onderbouwd en onvoldoende weersproken dat deze kosten zijn gemaakt in verband met het letsel van de benadeelde partij. De rechtbank zal het gevorderde bedrag, met uitzondering van de reiskosten naar de advocaat, toewijzen.
De rechtbank zal de reiskosten (€ 4,42) naar de advocaat toewijzen als proceskosten die de benadeelde partij heeft gemaakt.
Verlies verdienvermogen 2019 (€ 5.700,47)
De benadeelde partij heeft verlies verdienvermogen over 2019 gevorderd.
De berekening van het bedrag aan verlies verdienvermogen is complex en is door de verdediging gemotiveerd betwist. De rechtbank acht evenwel uit de schriftelijke onderbouwing voldoende aannemelijk dat de benadeelde partij verlies aan verdienvermogen heeft gehad en dat dit thans tot een bedrag van € 3.000,00 vaststaat. De rechtbank acht de vordering tot dit bedrag dan ook voldoende onderbouwd en zal de benadeelde partij voor wat betreft het overige deel van deze gevorderde schade niet-ontvankelijk verklaren in de vordering.
Immateriële schade
De benadeelde partij heeft een bedrag van tussen de € 20.000,- en € 50.000,00 aan immateriële schade gevorderd en toegelicht waarom dit bedrag in dit geval passend zou zijn. De verdediging heeft zich op het standpunt gesteld dat dit onderdeel van de vordering te complex is.
Uit het onderzoek ter terechtzitting is komen vast te staan dat de benadeelde partij schade heeft geleden als rechtstreeks gevolg van het op dagvaarding I onder 1 bewezenverklaarde feit. De rechtbank stelt wederom voorop dat de immateriële schade ziet op de
individuelegevolgen bij de benadeelde partij. De benadeelde partij is levensbedreigend gewond geraakt als gevolg van het steken door de verdachte. Hij dacht zelf dat hij dood zou gaan en zijn vrouw en kinderen nooit meer zou zien. Voor lichamelijke klachten is hij in behandeling geweest bij een fysiotherapeut. Naast het lichamelijk letsel is sprake van geestelijk letsel. De benadeelde partij heeft nog altijd last van straatvrees, paniekaanvallen, slapeloosheid en concentratieproblemen. Hij is vanaf juni 2018 in behandeling bij een psycholoog en psychiater. Bij de benadeelde partij is onder meer PTSS geconstateerd, waarbij zijn klachten volgens zijn behandelaar onder andere voortvloeien uit de steekpartij. Hij heeft EMDR-therapie gehad. Het gaat langzaamaan weer beter met hem, maar hij heeft nog een lange weg te gaan. De rechtbank stelt vast dat de benadeelde partij hiermee heeft aangetoond dat sprake is van ernstige lichamelijke en psychische schade.
De rechtbank is op grond van alle omstandigheden en mede gelet op wat in soortgelijke zaken wordt toegekend van oordeel dat een bedrag van € 25.000,00 aan immateriële schade naar billijkheid toewijsbaar is. De rechtbank zal de benadeelde partij voor wat betreft het overige deel van de gevorderde immateriële schade niet-ontvankelijk verklaren in de vordering.
Conclusie ten aanzien van [Slachtoffer 2]
De rechtbank zal gelet op al het voorgaande de volgende bedragen toewijzen als vergoeding van de materiële en immateriële schade, gevorderd door [Slachtoffer 2] .
Materiële schade: € 4.916,43
Immateriële schade: € 25.000,00
6. [Benadeelde 2]
Shockschade
De benadeelde partij heeft immateriële schade (€ 5.000,00) in de vorm van shockschade gevorderd.
De rechtbank stelt vast dat de benadeelde partij het strafbare feit (het steken van haar man [Slachtoffer 2] ) niet heeft waargenomen. Anders dan de verdediging, is de rechtbank van oordeel dat zij wél direct is geconfronteerd met de ernstige gevolgen daarvan. Zij is immers vrijwel direct na het incident naar de locatie gegaan waar haar man door de verdachte is neergestoken. Zij heeft haar man, tot wie zij in een nauwe affectieve relatie staat, in de ambulance zien liggen, terwijl zijn bebloede kleding nog op straat lag. Dit heeft bij de benadeelde partij een hevige emotionele schok teweeggebracht, waaruit geestelijk letsel is voortgevloeid; bij de benadeelde partij is door een behandelaar een ongespecificeerde angststoornis vastgesteld, waarbij zij de flashbacks en vermijdingsreacties wilde verwerken die zij als getuige heeft overgehouden aan het trauma van haar man. Behandeling bleek uiteindelijk niet nodig, omdat de klachten waren afgenomen.
De rechtbank is op grond van alle omstandigheden en mede gelet op wat in soortgelijke zaken wordt toegekend van oordeel dat een bedrag van € 1.000,00 aan immateriële schade in de vorm van shockschade naar billijkheid toewijsbaar is. De rechtbank zal de benadeelde partij voor wat betreft het overige deel van de gevorderde immateriële schade niet-ontvankelijk verklaren in de vordering.
Materiële schade
De benadeelde partij heeft ten aanzien van de materiële schade vergoeding van het verplichte eigen risico voor 2019 gevorderd.
De rechtbank zal de benadeelde partij voor wat betreft de gevorderde materiële schade niet-ontvankelijk verklaren in de vordering, nu deze is betwist en onvoldoende is onderbouwd.
Conclusie ten aanzien van [Benadeelde 2]
De rechtbank zal gelet op al het voorgaande de volgende bedragen toewijzen als vergoeding van de materiële en immateriële schade, gevorderd door [Benadeelde 2] .
Immateriële schade: € 1.000,00
7. [Slachtoffer 6]
Materiële schade
De benadeelde partij heeft ten aanzien van de materiële schade een aantal posten opgevoerd. Uit het onderzoek ter terechtzitting is komen vast te staan dat de benadeelde partij schade heeft geleden als rechtstreeks gevolg van het op dagvaarding III bewezenverklaarde feit. De rechtbank zal de posten hieronder bespreken.
Slaapmedicatie (€ 35,09)
De benadeelde partij heeft de kosten van de aanschaf van slaapmedicatie gevorderd.
Anders dan de verdediging heeft aangevoerd, ziet de rechtbank voldoende verband tussen de aangeschafte medicatie en het letsel van de benadeelde partij. De rechtbank zal het gevorderde bedrag, dat voldoende is onderbouwd, toewijzen.
Verlies van arbeidsvermogen (€ 1.963,61)
De benadeelde partij heeft voor een periode van zeven maanden (oktober 2018 t/m april 2019) misgelopen toeslagen/meergeld gevorderd.
De berekening van het bedrag aan misgelopen toeslagen/meergeld is complex en is door de verdediging gemotiveerd betwist. De rechtbank acht op grond van de schriftelijke onderbouwing evenwel voldoende aannemelijk dat de benadeelde partij een bedrag aan toeslagen/meergeld is misgelopen tot een bedrag van ten minste € 150,00 per maand. Voor zeven maanden komt dit neer op een bedrag van € 1.050,00. De rechtbank acht de vordering tot dit bedrag voldoende onderbouwd en zal de benadeelde partij voor wat betreft het overige deel van deze gevorderde schade niet-ontvankelijk verklaren in de vordering.
Reiskosten (€ 114,48)
De benadeelde partij heeft gemaakte reiskosten voor het bijwonen van de zitting (4 dagen) gevorderd.
De reiskosten van de benadeelde partij voor het bijwonen van de zitting zijn proceskosten en zullen als zodanig worden toegewezen. Daarnaast dient zoals de verdediging terecht stelt aansluiting te worden gezocht bij de Richtlijn Kilometervergoeding van de Letselschade Raad (€ 0,26 per kilometer). Dit betekent dat de rechtbank deze reiskosten voor een bedrag van € 106,29 zal toewijzen als proceskosten die de benadeelde partij heeft gemaakt.
Verlofuren (€ 115,77)
De benadeelde partij heeft vergoeding van opgenomen verlofuren gevorderd.
De rechtbank stelt vast dat de benadeelde partij op de vier zittingsdagen aanwezig is geweest. Uit de onderbouwing volgt dat de benadeelde partij voor twee dagen geen verlof hoefde op te nemen en voor de andere twee dagen wel. De rechtbank acht het gevorderde bedrag redelijk en zal dit toewijzen als proceskosten die de benadeelde partij heeft gemaakt.
Immateriële schade
De benadeelde partij heeft een bedrag van € 3.000,00 aan immateriële schade gevorderd en onderbouwd waarom dit bedrag in dit geval passend zou zijn.
De rechtbank heeft hiervoor ten aanzien van de gevorderde materiële schade vastgesteld dat de benadeelde partij schade heeft geleden als rechtstreeks gevolg van het op dagvaarding III bewezenverklaarde feit. De rechtbank stelt voorop dat de immateriële schade ziet op de individuele gevolgen bij de benadeelde partij. De benadeelde partij is door de verdachte bedreigd met een mes. De benadeelde partij heeft gezien hoe verdachte daarvóór instak op [Slachtoffer 2] De benadeelde partij heeft last van schuldgevoelens dat hij [Slachtoffer 2] niet heeft kunnen redden. De benadeelde partij is direct na het incident weer gaan werken, maar het ging niet goed met hem. Hij kon zich niet concentreren en de beelden van het voorval kwamen steeds terug. Hij was op zijn hoede en voelde zich onveilig. In oktober 2018 stortte hij in en heeft hij zich ziekgemeld. Hij is door de bedrijfsarts doorverwezen naar een psycholoog. Bij de benadeelde partij is PTSS geconstateerd. Hij is behandeld en de klachten zijn grotendeels verdwenen. In april 2019 is hij weer gaan werken. De rechtbank stelt vast dat de benadeelde partij psychische schade heeft geleden.
Op grond van alle omstandigheden en mede gelet op wat in soortgelijke zaken wordt toegekend is de rechtbank van oordeel dat een bedrag van € 1.500,00 aan immateriële schade naar billijkheid toewijsbaar is. De rechtbank zal de benadeelde partij voor wat betreft het overige deel van de gevorderde immateriële schade niet-ontvankelijk verklaren in de vordering.
Conclusie ten aanzien van [Slachtoffer 6]
De rechtbank zal gelet op al het voorgaande de volgende bedragen toewijzen als vergoeding van de materiële en immateriële schade, gevorderd door [Slachtoffer 6] .
Materiële schade: € 1.085,09
Immateriële schade: € 2.500,00
8. [Slachtoffer 3]
Materiële schade
De benadeelde partij heeft ten aanzien van de materiële schade een aantal posten opgevoerd. Uit het onderzoek ter terechtzitting is komen vast te staan dat de benadeelde partij schade heeft geleden als rechtstreeks gevolg van het op dagvaarding I onder 3 bewezenverklaarde feit. De rechtbank zal de posten hieronder bespreken.
Ambulancevervoer (€ 352,33)en
Ziekenhuisdaggeld (€ 180,00)
De rechtbank zal de gevorderde bedragen, die voldoende zijn onderbouwd en waartegen geen verweer is gevoerd, toewijzen.
Kapotte kleding (€ 500,00)
De benadeelde partij heeft de schade van kapotte kleding gevorderd. De rechtbank zal het gevorderde bedrag, dat voldoende is onderbouwd en onvoldoende is weersproken, toewijzen.
Reiskosten (€ 85,07)
De benadeelde partij heeft reiskosten in relatie tot medische afspraken (ziekenhuisbezoeken, bezoeken aan de psycholoog en bedrijfsarts) gevorderd.
De rechtbank acht voldoende aannemelijk en onderbouwd en onvoldoende weersproken dat deze kosten zijn gemaakt in verband met het letsel van de benadeelde partij. De rechtbank zal het gevorderde bedrag toewijzen.
Immateriële schade
De benadeelde partij heeft een bedrag van tussen de € 20.000,- en € 50.000,00 aan immateriële schade gevorderd en toegelicht waarom dit bedrag in dit geval passend zou zijn. De verdediging heeft zich op het standpunt gesteld dat dit bedrag aanzienlijk moet worden gematigd.
Uit het onderzoek ter terechtzitting is komen vast te staan dat de benadeelde partij schade heeft geleden als rechtstreeks gevolg van het op dagvaarding I onder 3 bewezenverklaarde feit. De rechtbank stelt ook hier voorop dat de immateriële schade ziet op deindividuelegevolgen bij de benadeelde partij. De benadeelde partij is levensbedreigend gewond geraakt als gevolg van het steken/snijden door de verdachte. Het lichamelijk letsel is zeer ernstig. Hij heeft nog steeds moeite met eten en met de uitspraak van sommige woorden. Hij heeft in zijn hals een groot zichtbaar litteken. Het bestaan van geestelijk letsel bij de benadeelde partij is niet naar objectieve maatstaven vastgesteld. De rechtbank is evenwel van oordeel dat de aard en de bijzondere ernst van de normschending en de gevolgen daarvan voor de benadeelde partij in dit concrete geval zo voor de hand liggen, dat geestelijk letsel bij de benadeelde kan worden aangenomen (vgl. ECLI:NL:HR:2019:793 en ECLI:NL:HR:2019:376). De rechtbank stelt vast dat de benadeelde partij voldoende heeft aangetoond dat sprake is van ernstige lichamelijke en psychische schade. De rechtbank is op grond van alle omstandigheden en mede gelet op wat in soortgelijke zaken wordt toegekend van oordeel dat een bedrag van € 20.000,00 aan immateriële schade naar billijkheid toewijsbaar is. De rechtbank zal de benadeelde partij voor wat betreft het overige deel van de gevorderde immateriële schade niet-ontvankelijk verklaren in de vordering.
Conclusie
De rechtbank zal gelet op al het voorgaande de volgende bedragen toewijzen als vergoeding van de materiële en immateriële schade, gevorderd door [Slachtoffer 3] .
Materiële schade: € 1.117,40
Immateriële schade: € 20.000,00
9. [Benadeelde 3]
Shockschade
De benadeelde partij heeft materiële en immateriële schade in de vorm van shockschade gevorderd.
Zoals hiervoor bij de algemene uitgangspunten reeds is opgemerkt komt vergoeding van shockschade alleen dan in aanmerking indien sprake is van geestelijk letsel. Dat letsel moet in rechte kunnen worden vastgesteld, wat in het algemeen slechts dan het geval zal zijn indien sprake is van een in de psychiatrie erkend ziektebeeld. Of daar in dit geval sprake van is en of dit door het bewezenverklaarde is veroorzaakt, blijkt onvoldoende uit de namens de benadeelde partij door haar raadsvrouw gegeven toelichting. De vordering bevat hiervoor geen enkele concrete onderbouwing. Nu het geestelijk letsel niet kan worden vastgesteld, zal de rechtbank de benadeelde partij, zoals ook de verdediging heeft betoogd, niet-ontvankelijk verklaren in haar vordering.
Conclusie
De rechtbank verklaart de benadeelde partij niet-ontvankelijk in haar vordering.
10. Eindconclusie ten aanzien van alle vorderingen
De rechtbank zal gelet op al het voorgaande de volgende bedragen toewijzen als vergoeding van de materiële en immateriële schade.
- [Slachtoffer 1] : € 43.244,39;
- [Slachtoffer 5] : € 2.932,84;
- [Slachtoffer 4] : € 1.885,00 ;
- [Slachtoffer 2] : € 29.916,43;
- [Benadeelde 2] : € 1.000,00;
- [Slachtoffer 6] : € 3.585,09;
- [Slachtoffer 3] : € 21.117,40.
Ten aanzien van al deze toegewezen bedragen geldt dat deze worden
vermeerderd met de wettelijke rente daarover vanaf de datum waarop het vonnis is gewezen, 22 juli 2019.
Voor wat betreft het overige deel van de gevorderde schade (materieel en immaterieel) zullen deze benadeelde partijen niet-ontvankelijk worden verklaard in (dat deel van) hun vorderingen en kunnen zij deze vorderingen in zoverre slechts bij de burgerlijke rechter aanbrengen.
De rechtbank wijst de vordering van [Benadeelde 1] af.
De rechtbank verklaart [Benadeelde 3] niet-ontvankelijk in haar vordering. Ook deze benadeelde partij kan de vordering slechts bij de burgerlijke rechter aanbrengen.